ECLI:NL:TADRAMS:2023:224 Raad van Discipline Amsterdam 23-714/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:224
Datum uitspraak: 27-11-2023
Datum publicatie: 30-11-2023
Zaaknummer(s): 23-714/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtzaak. Weliswaar is verweerster gehouden in familiezaken zo mogelijk de-escalerend op te treden, maar dat betekent niet dat verweerster zich heeft te gedragen zoals klager wenst.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 27 november 2023 
in de zaak 23-714/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:
 
verweerster


De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 18 oktober 2023 met kenmerk 2242391/JS/FS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager en zijn ex-echtgenote zijn ouders van een minderjarige dochter (hierna: het kind). Partijen hebben een gerechtelijke procedure gevoerd over de zorgregeling. Verweerster heeft de ex-echtgenote in die procedure als advocaat bijgestaan. Ook klager heeft bijstand gehad van een advocaat. 
1.2    Bij beschikking van 3 maart 2023 heeft de (kinder-)rechter van de rechtbank Rotterdam bij wijze van voorlopige voorziening een zorgregeling vastgesteld, waarbij onder meer is bepaald dat het kind elke week vanaf dinsdag uit school tot woensdagavond l7:00 uur (voor het avondeten) bij klager verblijft.   
1.3    Bij e-mail van 29 mei 2023 (9:48 uur) heeft verweerster klagers advocaat laten weten dat haar cliënte het niet meer in het belang van het kind vond om uitvoering te geven aan de zorgregeling, omdat zij zich zorgen maakte over de veiligheid van het kind. Verweerster schrijft in dat verband: “Helaas heeft cliënte moeten constateren dat uw cliënt zich niet aan zijn toezegging houdt welke hij heeft gedaan tijdens de voorlopige voorziening. De man had immers uitdrukkelijk toegezegd geen (drugs) te zullen gebruiken als hij zorg heeft over het kind. Helaas heeft cliënte moeten constateren dat uw client zich hier niet aan houdt. Ook stelt de vrouw dat [het kind] oververmoeid terugkomt van omgang waarbij zij extreem veel parfum op heeft, de vrouw kan dit niet anders verklaren dan om drugs geur te verhullen, alsmede zijn er zorgwekkende toezeggingen vanuit het kind waaruit de vrouw constateert dat de man zich niet aan de afspraak houdt. Ook heeft de vrouw een foto gezien waarop blijkt dat uw cliënt zich niet aan de toezegging houdt. De vrouw acht onder deze omstandigheden omgang niet in het belang van het kind en maakt zich zorgen over haar veiligheid. Cliënt acht (op dit moment) de omgang niet meer in het belang van het kind en heeft genoodzaakt besloten de omgang per direct te stoppen.” 
1.4    Bij e-mail van 29 mei 2023 (10:39 uur) heeft de advocaat van klager verweerster als volgt geantwoord, voor zover relevant: “U heeft geen enkel bewijs voor uw stelling. Uw cliënte pleegt een strafbaar feit mocht zij doorzetten. Mijn cliënt zal een klacht tegen u indienen omdat u escalerend handelt. U doet er goed aan zaken niet op te blazen Mijn cliënt haalt [het kind] gewoon van school.”
1.5    Bij e-mail van 29 mei 2023 (11:10 uur) heeft verweerster de advocaat van klager ter onderbouwing van haar standpunt een foto gestuurd en geschreven, voor zover relevant: “Bijgaand treft u aan het bewijs (foto) waar u om verzocht. De foto spreekt voor zich. Er is softdrugs op te zien op een plek waar het kind bij kan alsmede bereiding attribuut. De vrouw maakt zich zorgen om het kind nu uw client zich kennelijk niet aan zijn toezegging houdt om geen (soft)drugs naast het kind te gebruiken.”
1.6    Bij e-mail van 29 mei 2023 (11:13 uur) heeft de advocaat van klager verweerster in antwoord op de foto laten weten: “Deze foto zegt precies helemaal niets. U maakt misbruik van de situatie waar totaal niet het door u gestelde uit blijkt. Morgen zal mijn cliënt de school ook informeren. Hij zal aangifte doen tegen uw cliënte. En de klacht tegen u wordt ingediend. Het is niet aan u een beslissing van een rechter omver te helpen.”
1.7    Verweerster heeft in antwoord op dit laatste bericht gereageerd dat zij dit bericht voor kennisneming aanneemt en nogmaals benadrukt dat de ex-echtgenote de omgang van klager met het kind momenteel niet meer veilig en in het belang van het kind acht.
1.8    Op 1 juni 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 
1.9    Op 5 juli 2023 heeft de advocaat van klager de ex-echtgenote in kort geding gedagvaard en nakoming van de zorgregeling gevorderd.   

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij zich niet houdt aan de zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank Rotterdam, althans dat verweerster haar cliënte niet heeft geadviseerd de zorgregeling na te komen en daarmee zelf voor rechter speelt. 

3    VERWEER
3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    De onderhavige klacht is een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die de voorzitter bij de beoordeling daarvan hanteert is mede ingegeven door de voor advocaten geldende kernwaarde partijdigheid en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid wordt onder meer beperkt als gebruikmaking daarvan tot gevolg heeft dat de belangen van de wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat (a) zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij, (b) geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2    Verder geldt dat een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden; van hem (of haar) mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. 
4.3    Klager heeft aan zijn klacht ten grondslag gelegd dat hij gezag heeft over het kind, dat er een beslissing van de voorzieningenrechter ligt en het niet-nakomen daarvan strafbaar is. Verweerster had de ex-echtgenote moeten adviseren dat zij de omgangsregeling moet nakomen. Dat heeft verweerster niet gedaan en dat valt haar tuchtrechtelijk te verwijten. Door verweersters toedoen heeft klager nu al twee maanden zijn kind niet gezien. 
4.4    Naar het oordeel van de voorzitter faalt de klacht. Verweerster heeft terecht gesteld dat het niet door haar toedoen is dat klager al twee maanden zijn kind niet heeft gezien. De beslissing om geen uitvoering meer te geven aan de zorgregeling is niet van verweerster als advocaat geweest, maar betreft de beslissing van de ex-echtgenote. De ex-echtgenote vond het vanwege de veiligheid van het kind niet meer verantwoord  uitvoering te geven aan de zorgregeling. Verweerster heeft de beslissing van de ex-echtgenote enkel namens haar gecommuniceerd aan de wederpartij. Daarbij mocht verweerster afgaan op de informatie die de ex-echtgenote haar had verstrekt over het niet-nakomen van de afspraken door klager, onder meer over het drugsgebruik, wanneer het kind bij hem verbleef. Dat verweerster uitlatingen van de ex-echtgenote naar voren bracht blijkt ook uit de dagvaarding in kort geding van de advocaat van klager, waarin duidelijk staat dat de ex-echtgenote weigert medewerking te verlenen aan de uitvoering van de zorgregeling. Ook blijkt dit uit haar e-mailbericht van 29 mei 2023 (9:48 uur), waarin verweerster schrijft dat de ex-echtgenote de omgang van klager met het kind (op dat moment) niet meer in het belang van het kind vond en om die reden had besloten de omgang per direct te stoppen. Voor zover klager verweerster verwijt dat zij de ex-echtgenote niet zou hebben geadviseerd om de zorgregeling na te leven, heeft verweerster naar het oordeel van de voorzitter terecht gesteld dat de communicatie tussen haar en de ex-echtgenote geheim is en dat verweerster niet aan de wederpartij hoeft te communiceren wat zij al dan niet aan de ex-echtgenote heeft geadviseerd. De voorzitter komt tot de slotsom dat verweerster als partijdige belangenbehartiger in het belang van de ex-echtgenote heeft gehandeld en daarbij niet de belangen van klager onnodig heeft geschaad. Weliswaar is verweerster gehouden in familiezaken zo mogelijk de-escalerend op te treden, maar dat betekent niet dat verweerster zich heeft te gedragen zoals klager wenst. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dan ook geen sprake. 
4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING 
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 november 2023. 


Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 27 november 2023