ECLI:NL:TADRAMS:2023:199 Raad van Discipline Amsterdam 23-218/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:199
Datum uitspraak: 23-10-2023
Datum publicatie: 31-10-2023
Zaaknummer(s): 23-218/A/NH
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 23 oktober 2023
in de zaak 23-218/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 1 mei 2023 op de klacht van:
  
klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 15 juni 2022 heeft klager een klacht ingediend over verweerder. Bij verwijzingsbeslissing van 6 oktober 2022 heeft de voorzitter van het hof in eerste instantie de klacht verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant. Aangezien de klacht van klager betrekking had op de wijze waarop verweerder onderzoek had gedaan naar een klachtbehandeling door de deken Oost-Brabant, heeft de voorzitter van het hof bij beslissing van 2 december 2022 zijn verwijzingsbeslissing van 6 oktober 2022 herroepen en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken)  aangewezen voor onderzoek en afhandeling van de klacht over verweerder. 
1.2    Op 21 maart 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk re/ss/2175734 van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 1 mei 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4    Op 2 mei 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5    Bij e-mail van 13 mei 2023 heeft klager de raad verzocht om verbetering van het de voorzittersbeslissing van 1 mei 2023. Volgens klager is in de voorzittersbeslissing ten onrechte geen onderscheid gemaakt tussen enerzijds de tuchtklacht en anderzijds het in de bewoordingen van klager het ‘bedenksel van de stafjuriste’. 
1.6    Bij e-mail van 15 mei 2023 heeft de griffier van de raad klager laten weten dat zijn verzoek om verbetering in het kader van de behandeling van het verzet aan de behandelend raad zou worden voorgelegd. Klager heeft hierop bij e-mail van 16 mei 2023 geantwoord dat het verzoek tot verbetering van een beslissing niet behoort tot de behandeling van het verzet en daarom verzocht om een afzonderlijke herstelbeslissing.
1.7    Bij e-mail van 22 mei 2023 heeft de griffier van de raad klagers verzoek namens de behandelend voorzitter afgewezen. In die e-mail staat, voor zover relevant: 
“In het Landelijk Procesreglement voor klachten bij de raden van discipline (hierna: het procesreglement) is over de mogelijkheid om een beslissing te verbeteren het volgende bepaald. 
3.2 Verbetering van beslissingen 
3.2.1 Op verzoek van partijen of ambtshalve kan een kennelijke fout in de beslissing worden verbeterd. Artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing. 3.2.2 De verbeterde uitspraak wordt aan partijen bekendgemaakt op de wijze van de bekendmaking van de oorspronkelijke uitspraak. De verbeterde uitspraak wordt geanonimiseerd gepubliceerd op tuchtrecht.overheid.nl. Voor de termijn van hoger beroep of verzet blijft de datum van de oorspronkelijke uitspraak bepalend.
Uw verzoek om verbetering betreft naar het oordeel van de voorzitter geen kennelijke fout in de beslissing.  De beslissing zal dan ook niet conform uw verzoek verbeterd worden. Hetgeen u schrijft in uw e-mail van 21 mei 2023 leidt niet tot een andere beslissing. Artikel 2.4.2 van het procesreglement waarnaar u verwijst ziet op een andere situatie, te weten het inzenden van aanvullende stukken. 
Ik vertrouw erop u met het voorgaande voldoende te hebben geïnformeerd en sluit de correspondentie met u over dit onderwerp af.” 
1.8    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 8 september 2023. Daarbij zijn klager en verweerder met voorafgaand bericht niet verschenen. 
1.9    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de hiervoor genoemde correspondentie over klagers verzoek tot verbetering van de voorzittersbeslissing, de aanvullende stukken die klager bij e-mail van 21 mei 2023 en de pleitnota die klager bij e-mail van 25 mei 2023 heeft nagezonden. 

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden  het volgende in (waarbij grotendeels aansluiting is gezocht bij de tekst van het verzetschrift):
2.2    De voorzittersbeslissing van 1 mei 2023 betreft een gebeuren voorliggend aan de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden. Op de tuchtklacht van 18 januari 2021 is geen onderzoek doorgevoerd, uitsluitend op een bedenksel stafjuriste Overijssel van 10 juni 2021, waarop de dekenvisie is gebaseerd. Om die reden is de afdeling bestuursrechtspraak Raad van State verzocht tot verwijdering/wissen van de dekenvisie, aangezien dit geen tuchtklacht betreft maar slechts een bedenksel van de stafjuriste. Op grond van gedragsregel 29 dient de deken alle informatie te verzamelen die voorlegging behoeft aan de tuchtrechter, aangezien de tuchtrechter ingevolge artikel 46 Advocatenwet bij uitsluiting bevoegd is tot beoordeling van een klacht. Volgens klager is slechts een deel van alle e-mails aan de raad voorgelegd. Het Hof van Discipline staat selectie van de stukken echter niet toe. 
2.3    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING
4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 
4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en M.J.E. van den Bergh, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 oktober 2023.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 23 oktober 2023