ECLI:NL:TADRAMS:2023:198 Raad van Discipline Amsterdam 23-130/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2023:198
Datum uitspraak: 23-10-2023
Datum publicatie: 31-10-2023
Zaaknummer(s): 23-130/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 23 oktober 2023
in de zaak 23-130/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 27 maart 2023 op de klacht van:
  

klaagster

over:
     
verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 18 augustus 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 9 februari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2047553/JS/MV van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 27 maart 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4    Op 25 april 2023 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 8 september 2023. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. 
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.


2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
2.2    Klaagster is van mening dat haar klacht ten onrechte kennelijk ongegrond is verklaard. Verweerder wist namelijk al sinds 2015 dat klaagster een gemeenschappelijke huishouding voerde met D, maar dat zij geen relatie hadden. Dat hij dit wist, blijkt uit de e-mail van verweerder van 10 juli 2015. Desalniettemin beschuldigt verweerder klaagster in zijn e-mail van 5 augustus 2022 ervan dat zij een affectieve relatie zou hebben met D. Dat heeft verweerder gebaseerd op een gesprek dat hij heeft gevoerd met de ex-vrouw van D, zonder deze feiten eerst bij klaagster te checken. Daarmee heeft verweerder zich moedwillig grievend en daarmee in strijd met gedragsregel 7 over klaagster uitgelaten. Bovendien heeft verweerder gelogen, hetgeen in strijd is met gedragsregel 8. Dit deed verweerder opzettelijk om de aandacht af te leiden van de vraag naar de financiële afwikkeling van het hoger beroep. Klaagster meent dat de voorzittersbeslissing onjuist is omdat het onderwerp waarover zij klaagt, in die beslissing niet is ‘aangeraakt’. 
2.3    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op. 


3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 


4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 
4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 


BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en M.J.E. van den Bergh, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 oktober 2023.


Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 23 oktober 2023