ECLI:NL:TADRAMS:2023:196 Raad van Discipline Amsterdam 23-267/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2023:196 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-10-2023 |
Datum publicatie: | 31-10-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-267/A/A |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing; De klacht is ongegrond. Van schending van gedragsregel 22 is geen sprake. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 23 oktober 2023
in de zaak 23-267/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
gemachtigde: mr. J. Bredius
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op heeft 30 juni 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 18 april 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1995433 van de
deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 8 september 2023. Daarbij
waren klaagster met haar gemachtigde en verweerster aanwezig. Van de behandeling is
proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de nagekomen stukken die verweerster en klaagster bij e-mails van 25 april 2023
aan de raad hebben toegezonden.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster was als vertrouwenspersoon betrokken bij een gezin (hierna: het gezin),
bestaande uit een vader (hierna: de vader), een moeder (hierna: de moeder) en een
minderjarige dochter (hierna: de dochter).
2.3 De vader en de moeder zijn verwikkeld geraakt in een procedure rondom het gezag
over de dochter. Verweerster staat de moeder als advocaat bij. Mr. L staat de vader
als advocaat bij.
2.4 Als vertrouwenspersoon van het gezin had klaagster meermaals telefonisch contact
gehad met verweerster.
2.5 Op 21 juni 2022 heeft bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de rechtbank)
een zitting plaatsgevonden met betrekking tot het gezag over de dochter. In de aanloop
naar de zitting had klaagster van de vader het verweerschrift ontvangen dat verweerster
namens de moeder bij de rechtbank had ingediend.
2.6 Klaagster heeft hierop een verklaring opgesteld, die door mr. L (de advocaat
van de vader) in het geding is gebracht.
2.7 Na de zitting heeft verweerster op 21 juni 2022 telefonisch contact opgenomen
met klaagster.
2.8 Op 30 juni 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht over verweerster ingediend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster
in strijd met gedragsregels 1, 7 en 22 te hebben gehandeld door klaagster op 21 juni
2022 telefonisch te benaderen en haar te beschuldigen van het opstellen van een leugenachtige
verklaring.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline (hierna: het Hof) moet
de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het
aan de advocaat verweten handelen of nalaten toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet
omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels.
De gedragsregels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, ter invulling
van in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen wel van belang zijn. Of sprake is
van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, hangt echter steeds af van de feitelijke
omstandigheden en wordt door de tuchtrechter van geval tot geval beoordeeld.
5.2 Op grond van gedragsregel 1 is de advocaat gehouden tot betamelijke beroepsuitoefening.
Deze plicht geldt jegens zijn cliënt, de overige betrokkenen bij de rechtspleging
en zijn beroepsgroep en vindt haar grondslag in het belang van een goede rechtsbedeling.
5.3 Op grond van gedragsregel 7 dient een advocaat zich niet onnodig grievend uit
te laten.
5.4 Op grond van gedragsregel 22 dient een advocaat zich zorgvuldig op te stellen
in zijn contacten met getuigen en geen handelingen te verrichten die zouden kunnen
leiden tot ongeoorloofde beïnvloeding van getuigen. Dit integer handelen is noodzakelijk
om het vertrouwen in de beroepsgroep te waarborgen en is inherent aan de uitoefening
van een beroep waaraan in het kader van het algemeen belang rechten en verplichtingen
zijn verbonden. Een getuige moet in volledige vrijheid, onafhankelijkheid en naar
waarheid een verklaring kunnen afleggen. Eenzelfde prudentie moet aan de dag gelegd
worden in geval van een schriftelijke verklaring door een derde waarvan het belang
en/of de status in de aanhangige of mogelijk nog te beginnen juridische procedure
(vooralsnog) onduidelijk is en/of juist in geschil is (zie beslissing van het Hof
van 6 februari 2023, ECLI:NL:TAHVD:2023:24).
5.5 Klaagster heeft haar klacht als volgt toegelicht. Het verweerschrift dat verweerster
namens de moeder had ingediend stond bol van onjuistheden en onwaarheden. Klaagster
zag zich genoodzaakt de rechtbank van een juiste weergave van de feiten te voorzien.
Op verzoek van de vader heeft zij daarom een schriftelijke verklaring afgelegd, die
door mr. L in de procedure is ingebracht. Na afloop van de zitting van 21 juni 2022
heeft verweerster telefonisch contact met klaagster opgenomen en verweerster ervan
beschuldigd een leugenachtige verklaring te hebben afgegeven. Klaagster heeft verweerster
erop gewezen dat het onbekwaam is om een persoon die een verklaring aflegt, op deze
wijze te benaderen en te beschuldigen. Verweerster maakte boze opmerkingen en klaagster
heeft het gesprek toen beëindigd. Ter ondersteuning van haar klacht heeft klaagster
een schriftelijke verklaring van haar dochter overgelegd, die bij klaagster in de
auto zat toen verweerster haar belde. Haar dochter heeft bevestigd dat verweerster
heeft gezegd dat de verklaring leugens bevat. Verweerster was volgens de dochter van
klaagster heel boos op klaagster. Klaagster heeft in haar verklaring echter de waarheid
verteld. Dat verweerster zich niet kan vinden in die verklaring, geeft haar niet het
recht om klaagster zo te benaderen, de les te lezen en voor leugenaar uit te maken.
Klaagster voelt zich onheus bejegend door verweerster. Verweerster heeft zich zeer
onprofessioneel gedragen.
5.6 Verweerster bestrijdt de lezing van klaagster en voert het volgende aan. Als
vertrouwenspersoon van het gezin heeft klaagster haar in het verleden met regelmaat
benaderd. Klaagster voorzag verweerster op die manier van veel informatie over het
gezin. De schriftelijke verklaring van klaagster, die namens de vader is ingebracht
in de procedure, bevat informatie die haaks staat op de informatie die verweerster
tijdens (eerdere) telefoongesprekken van klaagster had ontvangen. Verweerster heeft
daarom na de zitting - de zaak stond voor beschikking - telefonisch contact gezocht
met klaagster teneinde na te gaan of zij en klaagster elkaar in het verleden zo slecht
hadden verstaan. Dat bleek het geval te zijn. Verweerster betwist dat zij klaagster
tijdens dat telefoongesprek heeft beschuldigd van het afgeven van een leugenachtige
verklaring. Verweerster meent aldus niet klachtwaardig te hebben gehandeld.
5.7 De raad stelt vast dat klaagster en verweerster aldus ieder een andere lezing
geven van het telefoongesprek dat zij hebben gevoerd op 21 juni 2022. Omdat het gaat
om het woord van klaagster tegenover het woord van verweerster, kan de raad niet vaststellen
wat er tijdens dat gesprek is gezegd. Ook het klachtdossier bevat geen stukken die
de juistheid van klaagsters stellingen kan bevestigen. Aan de verklaring van de dochter
van klaagster kan in dit verband, gelet op haar relatie tot klaagster, geen doorslaggevende
betekenis worden toegekend. De raad kan niet vaststellen of verweerster klaagster
tijdens het telefoongesprek van 21 juni 2022 ervan heeft beschuldigd een leugenachtige
verklaring te hebben afgelegd en zich hiermee onnodig grievend jegens klaagster heeft
uitgelaten. Verwijtbaar handelen is in zoverre derhalve niet vast te stellen.
5.8 Voor zover klaagster stelt dat verweerster haar gelet op gedragsregel 22 al
helemaal niet had mogen benaderen na afloop van de zitting, geldt het volgende. Gedragsregel
22 en de jurisprudentie hierover - zoals weergegeven onder r.o. 5.4 - strekt ertoe
dat een getuige in volledige vrijheid mondeling dan wel schriftelijk een verklaring
kan afleggen, zonder ongeoorloofde beïnvloeding van de getuige door de advocaat. In
geval van een schriftelijke verklaring door een derde moet het gaan om een verklaring
waarvan het belang en/of de status in de procedure onduidelijk is en/of juist in geschil
is. Dat verweerster in dit geval klaagsters verklaring op ontoelaatbare wijze heeft
beïnvloed, is de raad niet gebleken. Daarbij geldt dat verweerster klaagster pas heeft
gebeld toen de zaak voor beschikking stond en verweerster de verklaring van klaagster
dus niet meer kon beïnvloeden, nog daargelaten dat verweerster heeft bestreden dat
zij deze verklaring wilde beïnvloeden. Klaagster heeft ook helemaal niet toegelicht
welke status haar verklaring had in die procedure. Ook in zoverre is de raad niet
gebleken van verwijtbaar handelen.
5.9 Op grond van het voorgaande komt de raad tot de slotsom dat de klacht in zijn
geheel ongegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en M.J.E. van
den Bergh, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken
in het openbaar op 23 oktober 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 23 oktober 2023