ECLI:NL:TACAKN:2023:5 Accountantskamer Zwolle 22/1301 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2023:5
Datum uitspraak: 27-01-2023
Datum publicatie: 27-01-2023
Zaaknummer(s): 22/1301 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond, maatregel van doorhaling voor de duur van twee jaar. In 2019 heeft een reguliere kantoortoetsing bij het accountantskantoor van betrokkene plaatsgevonden. De uitkomst was dat de opzet van het kwaliteitsstelsel onvoldoende was. Omdat er ten tijde van de toetsing binnen het accountantskantoor geen toetsbare cliëntendossiers waren, kon de werking van het kwaliteitsstelsel niet worden getoetst. Daarom is het eindoordeel van de toetsing aangehouden en zou het accountantskantoor opnieuw door de toetser worden bezocht. Dit bezoek heeft echter niet plaatsgevonden. Klaagster verwijt betrokkene dat hij onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorzetting van de toetsing, waardoor de toetsing tot op heden niet is afgerond. Ook wordt betrokkene verweten dat hij de monitoringsvragenlijst 2022 niet heeft ingevuld. Beide klachtonderdelen zijn gegrond. Bij het bepalen van de hoogte van de maatregel is betrokkene zwaar aangerekend dat hij geen inzicht heeft gegeven in de activiteiten van zijn kantoor. Door zijn houding heeft betrokkene zich feitelijk onttrokken aan het toezicht op de kwaliteit van zijn beroepsuitoefening, waardoor niet kan worden beoordeeld of de kwaliteit van de beroepsuitoefening van betrokkene in overeenstemming is met hetgeen van hem als accountant mag worden verwacht.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 27 januari 2023 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 4 augustus 2022 ontvangen klacht met nummer 22/1301 Wtra AK van

KONINKLIJKE NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (NBA)

gevestigd te Amsterdam

K L A A G S T E R

advocaten: mr. G.M.C. Neuteboom-Klink en mr. C. Kouidar

t e g e n

y

accountant-administratieconsulent

kantoorhoudende te [plaats1]

B E T R O K K E N E

1. De procedure

1.1. De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • de op de zitting door beide partijen overgelegde pleitaantekeningen.

1.2. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 28 november 2022. Klaagster heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] AA, bijgestaan door mr. C. Kouidar en mr. M. Feenstra. Betrokkene is ook verschenen.

2. De uitspraak samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1. In 2019 heeft een reguliere kantoortoetsing bij het accountantskantoor van betrokkene plaatsgevonden. De uitkomst was dat de opzet van het kwaliteitsstelsel onvoldoende was. Omdat er ten tijde van de toetsing binnen het accountantskantoor geen toetsbare cliëntendossiers waren, kon de werking van het kwaliteitsstelsel niet worden getoetst. Daarom is het eindoordeel van de toetsing aangehouden en zou het accountantskantoor opnieuw door de toetser worden bezocht. Dit bezoek heeft echter niet plaatsgevonden. Klaagster verwijt betrokkene dat hij onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorzetting van de toetsing, waardoor de toetsing tot op heden niet is afgerond. Ook heeft betrokkene de monitoringsvragenlijst 2022 niet ingevuld.

De beslissing van de Accountantskamer.

2.2. Omdat betrokkene verschillende malen niet heeft gereageerd op verzoeken om contact op te nemen, hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn werkzaamheden en de afspraak voor een gesprek met een afvaardiging van de Raad om een beeld van de kantoorpraktijk te krijgen zonder geldige reden heeft afgezegd, heeft hij onvoldoende meegewerkt aan de voortzetting van de toetsing. Betrokkene heeft daarnaast erkend dat hij de monitoringsvragenlijst 2022 niet op tijd heeft ingevuld. De klacht is daarom gegrond. De Accountantskamer legt betrokkene de maatregel op van doorhaling voor de duur van twee jaar.

3. De feiten

3.1. Betrokkene is sinds 1995 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Betrokkene is verbonden aan [accountantskantoor1] (hierna: het accountantskantoor). Hij is eigenaar en enig accountant van dit accountantskantoor. Op het adres van betrokkene staan daarnaast nog negen andere B.V.’s en één stichting ingeschreven.

3.2. Betrokkene begeleidt sinds 2014 minderbegaafde of demente ouderen (hierna: PGB-cliënten) en krijgt daarvoor betaald vanuit het persoonsgebonden budget van zijn cliënten.

3.3. Betrokkene heeft op 5 december 2018 de stichting [stichting1] opgericht (hierna: de stichting), die zich richt op het verlenen van thuiszorg. Betrokkene heeft deze stichting na de oprichting overgedragen aan zijn nicht. De werkzaamheden van betrokkene voor zijn PGB-cliënten lopen via de stichting.

3.4. Op 5 augustus 2019 heeft een reguliere toetsing van het accountantskantoor in het kader van de Verordening op de Kwaliteitsbeoordelingen plaatsgevonden. De uitkomst van deze toetsing was dat de opzet van het kwaliteitsstelsel onvoldoende was. De bevindingen van de toetsing hebben geleid tot de volgende zes aanwijzingen:

1. Kwaliteitsambitie formuleren (Nader voorschriften kwaliteitssystemen (NVKS) art. 5 lid 1).

2. Beroepsaansprakelijkheidsverzekering afsluiten (art. 15 van de NVKS).

3. Inschrijving van [BV1] op kantooradres ongedaan maken wegens strijdigheid met Wtt en fundamenteel beginsel van professionaliteit uit de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

4. Jaarstukken van eigen BV's tijdig deponeren bij de KvK (naleven wet- en regelgeving

en professionaliteit uit de VGBA).

5. Legale software gebruiken en niet de klok terugdraaien om een verlopen licentie van

Audition actief te houden (naleven wet- en regelgeving en professionaliteit uit de VGBA).

6. Waarnemingsovereenkomst dateren op moment van ondertekening en niet bijna drie

jaar vroeger (fundamentele beginsel van professionaliteit uit de VGBA).

3.5. Ten tijde van de toetsing waren er binnen het accountantskantoor geen toetsbare cliëntendossiers, waardoor de toetser de werking van het kwaliteitsstelsel niet heeft kunnen toetsen. Daarom heeft de Raad voor Toezicht van de NBA (hierna: de Raad) op 31 oktober 2019 aan betrokkene meegedeeld dat er geen sprake is geweest van een volwaardige toetsing en dat het eindoordeel daarom wordt aangehouden. De Raad heeft aangekondigd dat het accountantskantoor in 2020 opnieuw zal worden bezocht om de kwaliteitstoetsing af te ronden. Betrokkene is daarbij gevraagd de Raad te informeren zodra de eerste cliëntendossiers gereed zijn.

3.6. De Raad heeft betrokkene op 22 juli 2020 verzocht om informatie over het huidige aantal afgeronde cliëntendossiers en om een indicatie te geven van het aantal afgeronde cliëntendossiers in oktober 2020. Omdat een reactie uitbleef, is betrokkene op 12 augustus 2020 nogmaals om deze informatie gevraagd. Betrokkene heeft op 20 augustus 2020 laten weten dat hij op dat moment slechts één cliënt had, die in 2019 was opgericht en die in dat jaar nog geen activiteiten had uitgevoerd. Betrokkene heeft aangegeven dat het voor de afronding van de kwaliteitstoetsing het beste zou zijn om voor mei 2021 een afspraak te plannen.

3.7. De Raad heeft betrokkene bij brief van 18 september 2020 verzocht om nadere informatie over zijn klantenbestand en de uit te voeren opdrachten. Op 25 september 2020 heeft er telefonisch contact plaatsgevonden tussen de Raad en betrokkene. Tijdens dit telefoongesprek heeft betrokkene toegezegd de gevraagde informatie te zullen verstrekken. Op 28 oktober 2020 heeft betrokkene informatie verstrekt, waaruit blijkt dat betrokkene één stichting heeft als cliënt. Dit betreft de stichting die betrokkene in 2019 heeft opgericht. Uit de verstrekte informatie blijkt echter niet welke werkzaamheden betrokkene voor deze stichting verricht.

3.8. Op verzoek van de Raad heeft de vaktechnisch adviseur telefonisch contact opgenomen met betrokkene. Betrokkene heeft tijdens dit gesprek aangegeven in 2020 geen NVKS-opdrachten te hebben uitgevoerd en dat hij voor 2021 verwacht voor zijn enige cliënt een NVKS-opdracht uit te voeren. De vaktechnisch adviseur heeft de Raad voorgesteld om medio 2021 weer contact op te nemen met betrokkene.

3.9. Vanaf medio 2021 heeft de Raad vele malen geprobeerd (telefonisch, SMS, e-mail en brieven) om contact te krijgen met betrokkene. Omdat een reactie van betrokkene uitbleef, heeft de Raad het bestuur van klaagster geadviseerd om een tuchtklacht tegen betrokkene in te dienen. Het bestuur heeft dit advies niet opgevolgd. Het bestuur van klaagster heeft op 20 december 2021 een gesprek met betrokkene gevoerd. Tijdens dit gesprek heeft betrokkene toegezegd dat hij dezelfde dag contact op zou nemen met de Raad over de planning van een toetsing.

3.10. Betrokkene heeft dezelfde dag per e-mail contact opgenomen met klaagster en gevraagd om een afspraak in te plannen, het liefst in februari 2022. Betrokkene is gevraagd om daarvoor contact op te nemen met de vaktechnisch adviseur van de Raad. Betrokkene heeft dat niet gedaan.

3.11. De Raad heeft daarna verschillende pogingen gedaan om in contact te komen met betrokkene. Omdat het niet lukte om contact met betrokkene te krijgen, heeft de Raad op 25 januari 2022 aan hem meegedeeld dat er een gesprek met een afvaardiging van de Raad definitief zou worden ingepland op 11 februari 2022. Daarbij is betrokkene erop gewezen dat hij verplicht is zijn medewerking te verlenen aan het gesprek en dat hij de afgevaardigden toegang moet verschaffen tot zijn kantoor. Ook is betrokkene gewezen op zijn verplichting om de monitoringsvragenlijst voor 2022 in te vullen.

3.12. Op 10 februari 2022 heeft betrokkene de afspraak voor een gesprek met de Raad per e-mail afgezegd. Daarbij heeft hij als reden opgegeven dat hij met spoed is opgeroepen bij een cliënt om die in een medische kwestie bij te staan.

3.13. De Raad heeft het bestuur van klaagster opnieuw geadviseerd om een tuchtklacht in te dienen tegen betrokkene. Het bestuur heeft dit advies overgenomen. Op 18 maart 2022 is betrokkene hierover geïnformeerd.

4. De klacht

4.1. Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

4.2. Klaagster verwijt betrokkene het volgende:

a. betrokkene heeft onvoldoende medewerking verleend aan de afronding van de kwaliteitstoetsing en het nader onderzoek op zijn accountantskantoor;

b. betrokkene heeft nagelaten de monitoringvragenlijst voor het jaar 2022 in te vullen.

5. De beoordeling

5.1. De kern van de klacht is dat betrokkene onvoldoende heeft meegewerkt aan de afronding van de kantoortoetsing. De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkene aan de VGBA en de Verordening op de Kwaliteitsbeoordelingen (hierna: de Verordening).

Klachtonderdeel a: onvoldoende meewerken aan afronding kwaliteitstoetsing

5.2. Klaagster heeft in dit verband naar voren gebracht dat betrokkene volgens haar onvoldoende heeft meegewerkt aan het maken van een afspraak voor de voortzetting van de toetsing op zijn accountantskantoor. Hierdoor is de toetsing tot op heden niet afgerond. Door de opstelling van betrokkene kon de werking van het kwaliteitsstelsel niet worden getoetst en is geen inzicht verkregen in de activiteiten van het accountantskantoor. Ook kon daardoor niet worden beoordeeld of de in 2019 gedane aanbevelingen ten aanzien van de opzet van het kwaliteitsstelsel van het accountantskantoor inmiddels zijn doorgevoerd.

5.3. Betrokkene heeft op de zitting naar voren gebracht dat hij vanwege de coronapandemie, ziekte en de zorg voor zijn PGB-cliënten, niet heeft gereageerd op verzoeken van de Raad en de toetser. Betrokkene was wel bereid om openheid van zaken te geven. Dit heeft hij ook gedaan tijdens het gesprek met het bestuur van klaagster. Betrokkene was in de veronderstelling dat daarmee de lucht was geklaard en dat hij alle gevraagde informatie tijdens dit gesprek had gegeven. Omdat het accountantskantoor slechts een zeer beperkt aantal klanten heeft waarvoor hij nog geen werkzaamheden had verricht, was het volgens betrokkene ook niet zinvol om de toetsing nu al voort te zetten. Betrokkene heeft verder aangevoerd dat hij als openbaar accountant in het register ingeschreven wil blijven, omdat hij bevoegd wil blijven om verklaringen af te geven. Volgens betrokkene heeft klaagster nog nooit gehoord van een zorgplicht. Klaagster stelt harde grenzen aan het aanleveren van stukken en heeft geen oog voor de problemen van haar leden.

5.4. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene onvoldoende heeft meegewerkt aan het nader onderzoek op zijn accountantskantoor en de afronding van de kantoortoetsing. Hiervoor is van belang dat betrokkene vanaf medio 2021 niet meer heeft gereageerd op de vele verzoeken van de Raad om contact op te nemen. Hoewel kan worden aangenomen dat betrokkene gezondheidsproblemen heeft gehad, volgt daar niet uit dat betrokkene niet in staat zou zijn geweest om (telefonisch) contact op te nemen met de Raad. Betrokkene kon immers nog wel zijn PGB-cliënten begeleiden. Ook was hij wel in staat om gehoor te geven aan de uitnodiging om met het bestuur van klaagster te spreken. Hoewel betrokkene tijdens dit gesprek heeft toegezegd een afspraak voor de voortzetting van de toetsing te zullen maken, heeft hij daarna niet meegewerkt aan het plannen van een afspraak. Omdat de Raad daarna weer geen contact met betrokkene kon krijgen, is zonder overleg met betrokkene een afspraak voor een gesprek ingepland. Deze afspraak heeft betrokkene vervolgens zonder geldige reden één dag van tevoren afgezegd. Dat betrokkene een PGB-cliënt met gezondheidsproblemen moest bijstaan, kan niet als een afdoende reden voor de afzegging worden beschouwd. Omdat betrokkene niet verantwoordelijk is voor de medische verzorging van zijn PGB-cliënten, kan niet worden aangenomen dat de aanwezigheid van betrokkene daarbij noodzakelijk was. Na het afzeggen van deze afspraak heeft betrokkene bovendien geen initiatief getoond om een nieuwe afspraak te maken.

5.5. Verder wordt overwogen dat betrokkene onvoldoende inzicht heeft gegeven in de activiteiten van zijn accountantskantoor. Betrokkene heeft wel aan de Raad laten weten wie zijn cliënten zijn, maar hij heeft niet duidelijk gemaakt welke werkzaamheden hij voor hen verricht. Ook niet nadat de Raad hem daarom had gevraagd. Op de zitting heeft betrokkene evenmin openheid van zaken gegeven. Klaagster heeft er in dit verband op gewezen dat betrokkene op de zitting desgevraagd heeft verklaard dat hij de laatste jaren geen enkele samenstellingsverklaring heeft afgegeven. Uit openbare bronnen blijkt volgens klaagster echter dat betrokkene via [BV2], een B.V. die op zijn adres staat ingeschreven, 22 samenstellings-verklaringen heeft afgegeven in 2019, 2020 en 2021, waaronder aan de stichting. Betrokkene heeft dat niet weersproken en heeft daar ook geen toelichting op gegeven.

Voor zover betrokkene op de zitting heeft aangevoerd dat hij wel bereid was om mee te werken aan de afronding van de kantoortoetsing en om openheid van zaken te geven, overweegt de Accountantskamer dat deze bereidheid niet is terug te zien in zijn handelen. Als betrokkene daadwerkelijk deze intentie zou hebben gehad, valt niet in te zien waarom hij niet heeft gereageerd op de vele berichten van de Raad en waarom hij geen enkel initiatief heeft getoond om een afspraak te maken voor een nader onderzoek op zijn kantoor. Veeleer ontstaat het beeld dat betrokkene zoveel mogelijk heeft geprobeerd om te voorkomen dat het nader onderzoek zou worden uitgevoerd en de kantoortoetsing zou worden afgerond.

Dat het accountantskantoor nog maar weinig klanten heeft en betrokkene voor hen nog geen (samenstel)werkzaamheden zou hebben verricht, betekent niet dat het voortzetten van de toetsing geen zin zou hebben, zoals door betrokkene is betoogd. Bij de eerste toetsing is de opzet van het kwaliteitssysteem immers als onvoldoende beoordeeld en betrokkene heeft in dat verband zes aanwijzingen gekregen. Bij het nader onderzoek op het accountantskantoor had dan ook kunnen worden getoetst of deze aanwijzingen waren opgevolgd.

5.6. Op grond van de Verordening[1] is betrokkene verplicht om mee te werken aan een beoordeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Omdat betrokkene deze medewerking onvoldoende heeft gegeven, heeft hij zich niet gehouden aan de voor hem relevante wet- en regelgeving. Betrokkene heeft hierdoor gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Het klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel b: niet invullen monitoringsvragenlijst 2022

5.7. Klaagster heeft aangevoerd dat betrokkene ondanks diverse herinneringen de monitoringsvragenlijst voor het jaar 2022 niet heeft ingevuld. Betrokkene is verplicht om deze inlichtingen tijdig te verschaffen.

5.8. Betrokkene heeft op dit zitting erkend dat hij de monitoringsvragenlijst 2022 niet tijdig heeft ingevuld. Betrokkene heeft verklaard dat hij deze lijst één dag voor de zitting alsnog heeft ingevuld.

5.9. De Accountantskamer overweegt dat betrokkene op grond van de Verordening[2] verplicht is om de jaarlijkse monitoringsvragenlijst binnen zes weken na ontvangst in te vullen. Omdat betrokkene dat niet heeft gedaan, heeft hij zich niet gehouden aan de voor hem relevante wet- en regelgeving. Betrokkene heeft hierdoor gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

5.10. De klacht zal ten aanzien van beide klachtonderdelen gegrond worden verklaard.

6. De maatregel

6.1. Omdat de klacht gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De Accountantskamer acht de maatregel van doorhaling van de inschrijving van betrokkene in de registers voor de duur van twee jaren passend en geboden. Hierbij is in aanmerking genomen dat betrokkene onvoldoende heeft meegewerkt aan het nadere onderzoek op zijn kantoor en de afronding van de kantoortoetsing, wat in strijd is met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Betrokkene heeft gedurende langere tijd niet gereageerd op verzoeken van de Raad, hij heeft de afspraak voor het nadere onderzoek op zijn accountantskantoor zonder geldige reden kort van tevoren afgezegd en heeft vervolgens geen initiatief ondernomen om een nieuwe afspraak te maken. Doordat betrokkene onvoldoende heeft meegewerkt, is nog steeds niet duidelijk welke werkzaamheden betrokkene heeft verricht voor zijn klanten, waaronder de stichting die PGB-gelden ontvangt, en is ook geen inzicht verkregen in de activiteiten van het kantoor van betrokkene. Het laten voortbestaan van deze onduidelijkheid wordt betrokkene zwaar aangerekend. Door zijn houding heeft betrokkene zich feitelijk onttrokken aan het toezicht op de kwaliteit van zijn beroepsuitoefening, waardoor niet kan worden beoordeeld of de kwaliteit van de beroepsuitoefening van betrokkene in overeenstemming is met hetgeen van hem als accountant mag worden verwacht. Ook kon niet worden beoordeeld of betrokkene de aanwijzingen met betrekking tot de opzet van het kwaliteitssysteem heeft opgevolgd. Verder heeft betrokkene de monitoringsvragenlijst 2022 niet tijdig ingevuld, wat ook in strijd is met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Tot slot is van belang dat betrokkene op de zitting onvoldoende besef heeft getoond van de verantwoordelijkheden van een accountant en de verplichtingen die daarbij horen.

7. De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt aan betrokkene op de maatregel als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder e, Wtra, te weten die van doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers, welke maatregelingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;
  • bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven op twee jaren;
  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. I.F. Clement (rechterlijk lid) en A.M.H. Homminga AA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. E.N.M. van de Beld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2023.

_________ __________

secretaris voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.

[1] Artikel 5 lid 1 Verordening op de Kwaliteitsbeoordelingen

[2] Artikel 4 lid 1 en 3 en artikel 5 lid 2 Verordening op de Kwaliteitsbeoordelingen