ECLI:NL:TACAKN:2023:45 Accountantskamer Zwolle 22/2164 Wtra AK 22/2165 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2023:45
Datum uitspraak: 03-07-2023
Datum publicatie: 03-07-2023
Zaaknummer(s):
  • 22/2164 Wtra AK
  • 22/2165 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht over controle van de jaarrekening van een woningcorporatie is ongegrond. Het is voorstelbaar dat bij een huurder de veronderstelling leeft dat de accountant in het kader van jaarrekeningcontrole ook controleert of de afrekening van de servicekosten van de verhuurder correct is, maar zover gaat de verantwoordelijkheid van de accountant niet. Specifieke posten in de jaarrekening kunnen afwijkingen bevatten,  maar als die afwijkingen niet materieel zijn, zijn ze voor de jaarrekeningcontrole niet van belang.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 3 juli 2023 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 8 december 2022 ontvangen klachten met nummers 22/2164 en 22/2165 Wtra AK van

X

wonende in [plaats1]

K L A G E R

t e g e n

Y1

registeraccountant

kantoorhoudende te [plaats2]

en

Y2

registeraccountant

kantoorhoudende te [plaats3]

B E T R O K K E N E N

advocaat: mr. F.C.M. van der Velden te Amsterdam

1.             De procedure

1.1          De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen van 8 december 2022 en de aanvulling daarop van 14 december 2022
  • het e-mailbericht van de Accountantskamer van 12 januari 2023
  • de reactie daarop van klager van 13 januari 2023 met een nadere toelichting op het klaagschrift
  • het verweerschrift, tevens verzoek om toepassing van artikel 39 Wtra
  • de reactie op dat verzoek van de voorzitter van de Accountantskamer van 12 april 2023
  • de op de zitting door mr. Van der Velden overgelegde pleitaantekeningen.

1.2          De klacht is behandeld op de openbare zitting van 12 mei 2023. Klager is in persoon verschenen. Betrokkenen zijn ook verschenen, bijgestaan door de advocaat. 

2.             De uitspraak samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1          [Y1] heeft een goedkeurende controleverklaring afgegeven bij de jaarrekening van woningcorporatie [A] over boekjaar 2021. Klager huurt een woning van [A]. Hij is het niet eens met zijn jaarafrekening van de servicekosten over 2021, die is € 16,03 te hoog. Ervan uitgaande dat de afrekening voor alle ruim 17.000 huurders van [A] onjuist is, hebben zij volgens klager € 278.665,52 te veel aan servicekosten betaald. Klager meent dat sprake is van een fout in de jaarrekening, die mogelijk het gevolg is van fraude, en dat [Y1] in het kader van de controle van de jaarrekening die fout had moeten signaleren. Klager heeft zijn melding bij de accountantsorganisatie bekend gemaakt, maar ook daarna heeft [Y1] geen actie ondernomen. [Y2] heeft die melding afgehandeld op een manier die klager als onzorgvuldig bestempelt.

De beslissing van de Accountantskamer.

2.2          De klachten zijn ongegrond. De verwachtingen die klager heeft van een accountantscontrole zijn te hoog gegrepen. Met een jaarrekening legt een organisatie publiekelijk verantwoording af ten aanzien van de behaalde resultaten en het vermogen. De accountant ziet er met zijn controle op toe dat de jaarrekening daarvan een getrouw beeld geeft. In de jaarrekening kunnen fouten voorkomen, maar als die fouten niet materieel zijn, zijn ze niet van belang voor de accountantscontrole. De Accountantskamer vindt verder dat [Y2] het signaal van klager voldoende adequaat heeft opgepakt.

3.             De feiten

3.1.        [Y2] is sinds [datum1] ingeschreven in het accountantsregister van de NBA en [Y1] sinds [datum2]. Zij zijn verbonden aan [accountantskantoor1].

3.2.        [A] is een woningcorporatie in [provincie1]. [A] beheert ongeveer 19.000 woningen. Klager huurt een woning in een gemengd complex, met woningen die [A] verhuurt en woningen die eigendom zijn van derden. [A] is zowel voor haar huurders als voor deze derden de beheerder van het complex.

3.3.        [Y1] had sinds 2016 de opdracht de jaarrekening van [A] te controleren. Hij heeft op 21 juni 2022 een goedkeurende controleverklaring afgegeven bij de jaarrekening 2021. De materialiteit voor de jaarrekening als geheel is door [Y1] vastgesteld op 1% van de totale activa, en daarmee op € 30 mln; voor operationele transactiestromen is een lager materialiteitsniveau vastgesteld van € 2,6 mln, zijnde 2% van het genormaliseerde totaal van de huuropbrengsten en opbrengsten servicecontracten. 

3.4.        Klager is het niet eens met zijn jaarafrekening van de servicekosten over 2021 voor de woning die hij van [A] huurt. Hij heeft daarom op 1 augustus 2022 [A] verzocht om inzage te krijgen in de gegevens die zijn gebruikt om de afrekening op te stellen. [A] heeft klager uitgenodigd om op 14 november 2022 de berekening en de bijbehorende nota’s in te zien op haar kantoor

3.5.        Op 17 november 2022 heeft klager een melding gedaan bij [accountantskantoor1] over een klachtwaardige constatering bij [A]. [Y2] heeft in een e-mailbericht van 21 november 2022 aan klager gevraagd om zijn melding ‘iets meer duiding’ te geven. In de e-mailhandtekening onderaan het bericht is vermeld dat [Y2] de functie van Director | Internal Audit & Compliance Office bekleedt; [Y2] vermeldt zijn RA-titel daarin niet.

3.6.        In een daaropvolgend bericht van diezelfde dag heeft klager een uitgebreide toelichting op zijn constateringen verstrekt. [Y2] heeft in een e-mailbericht van 28 november 2022 laten weten:

Wij bestuderen uw uitleg om vast te stellen wat [accountantskantoor1] daar in haar rol van externe accountant in kan betekenen. Wellicht ten overvloede hecht ik eraan op deze plaats te benadrukken dat [accountantskantoor1] als externe accountant van [A] aan geheimhoudingsvoorschriften is gebonden en geen vertrouwelijke informatie die binnen de opdracht is verkregen met derden kan delen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de organisatie. Wij komen hier zo snel mogelijk op terug. Het heeft onze aandacht.

3.7.        Per e-mailbericht van 7 december 2022 heeft [Y2] als volgt op de constateringen van klager gereageerd:

Allereerst constateren wij dat hier sprake is van een verschil van inzicht tussen u en de betrokken woningcorporatie Stichting [Stichting1] ([A]). Als externe accountant van [A] zijn wij daarin geen partij. Wij adviseren u derhalve uw verschil van inzicht te delen met [A] en u daarover desgewenst bij hen te beklagen, mocht u een benadeelde belanghebbende zijn.

Onze verantwoordelijkheid is het afgeven van een controleverklaring bij de jaarrekening van [A], waarbij wij een oordeel geven over het getrouwe beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen en het resultaat over het boekjaar. Onze opdrachtvoorwaarden verhinderen dat wij vrijelijk met derden kunnen communiceren over vertrouwelijke informatie, die is verkregen tijdens de uitvoering van de controleopdracht.

Wij hebben de strekking van uw informatie vertrouwelijk met de betrokken externe accountant van [A] gedeeld.

4.             De klacht

4.1.        Betrokkenen hebben volgens klager gehandeld in strijd met de voor hen geldende gedrags- en beroepsregels.

4.2.        Klager verwijt [Y1] het volgende:

a. [Y1] heeft de controle van de jaarrekening van [A] over 2021 wat betreft de post servicekosten niet correct uitgevoerd, dan wel onvoldoende controlewerkzaamheden verricht.

4.3.        Klager verwijt [Y2] het volgende:

b. [Y2] maakt in zijn e-mail niet bekend dat hij registeraccountant is;

c. Klager heeft een vermoeden van fraude gedeeld met [accountantskantoor1], maar [Y2] laat na zorgvuldig onderzoek in te stellen naar de juistheid van dat vermoeden.

5.             De beoordeling

5.1.        De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkenen aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS).

Klachtonderdeel a. [Y1] heeft de controle van de jaarrekening van [A] over 2021 wat betreft de post servicekosten niet correct uitgevoerd, dan wel onvoldoende controlewerkzaamheden verricht.

5.2.        Klager stelt zich op het standpunt dat [A] een onjuiste rekenmethode hanteert bij de afrekening van de servicekosten over 2021, die mogelijk frauduleus is en resulteert in een fout in de jaarrekening. Klager heeft zijn standpunt als volgt toegelicht.

5.2.1.    [A] heeft (ruim meer dan) alle werkbare uren van al haar medewerkers die betrokken zijn bij het complexbeheer op voorhand doorberekend aan de huurders van [A]. Deze medewerkers leveren ook betaalde diensten aan de Vereniging van Eigenaren (VvE) – dat wil zeggen aan de eigenaren van woningen – in hetzelfde complex. Voor deze betaalde dienstverlening aan derden betalen de huurders in feite al aan [A], die daarnaast dus ook betaald krijgt door derden. Deze dubbele betaling van uren levert volgens klager een gerechtvaardigde verdenking van frauduleus handelen op. Bovendien maakt [A] winst op de servicekosten en dat is wettelijk niet toegestaan.

5.2.2.    Uitgaande van die onjuiste rekenmethode is volgens klager sprake van een fout in de jaarrekening. Klager heeft namelijk uitgerekend dat [A] een bedrag van € 16,03 (exclusief opslag voor administratiekosten) te veel in rekening heeft gebracht als servicekosten in 2021 voor zijn woning. [A] heeft deze fout gemaakt bij alle 17.384 huurders, zodat zij € 278.665,52 te veel in rekening heeft gebracht. Hoewel de hoogte van dat bedrag misschien niet van materieel belang is voor de jaarrekening, moet er volgens klager rekening mee worden gehouden dat een foute afrekening veel huurders treft voor wie een tientje in de maand al veel is. Daarom stelt klager dat [Y1] – ondanks dat de post servicekosten niet materieel is – hier wel controlewerkzaamheden op had moeten verrichten. Die heeft [Y1] volgens klager ten onrechte achterwege gelaten, of hij heeft slechts deelaannames gedaan.

5.3.        [Y1] voert als verweer aan dat geen sprake is van een materiële fout in de jaarrekening. Ook is volgens [Y1] geen sprake van frauduleus handelen door [A]. Dit licht hij als volgt toe.

5.3.1.    Bij de jaarrekeningcontrole heeft [Y1] een materialiteit toegepast van € 30 mln. Voor de operationele opbrengsten en kosten is een lagere materialiteit toegepast van 2% van het genormaliseerde totaal van de opbrengsten uit verhuur en servicekosten, te weten € 2,6 mln. De gehanteerde uitvoeringsmaterialiteit is € 1,7 mln. [Y1] heeft tegen deze achtergrond bij de planning van zijn controlewerkzaamheden op de post servicekosten van afgerond € 10,9 miljoen in samenhang met de serviceopbrengsten van afgerond € 10,6 miljoen geen aanleiding gezien op voorhand te veronderstellen dat deze tot een materiële fout in de jaarrekening kunnen leiden. Deze veronderstelling is mede gebaseerd op het gegeven dat de servicekosten en -opbrengsten uit zeer veel kleine bedragen bestaan, het feit dat servicekosten verrekenposten zijn en voorts dat op de servicekosten een klein verlies is geleden van ongeveer € 200.000. [Y1] weerspreekt dan ook dat [A] winst heeft gemaakt op de servicekosten. Op basis van deze cijferanalyse heeft [Y1] in de planningsfase geconcludeerd dat hij geen uitgebreide controlewerkzaamheden op de servicekosten hoefde te verrichten.

5.3.2.    [Y1] heeft aangevoerd dat noch het controleprotocol van de Autoriteit Woningcorporaties noch de NBA Handreiking 1117 de servicekosten als een significante transactiestroom of als een frauderisico-indicator beschrijven. [Y1] heeft het kader uit NV COS 240 gevolgd. Ter zitting heeft [Y1] nog een nadere toelichting op zijn werkzaamheden gegeven.

5.4.        De Accountantskamer stelt voorop dat het doel van de jaarrekening is om inzicht te geven in de financiële positie en de behaalde resultaten van de rechtspersoon. De gebruikers kunnen de jaarrekening gebruiken om hun economische beslissingen op te baseren.

5.5.        De doelstelling van de accountant bij het uitvoeren van de controle van een jaarrekening is een redelijke mate van zekerheid te verkrijgen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Die ‘redelijke mate’ en ‘afwijkingen van materieel belang’ brengen tot uitdrukking dat er geen absolute zekerheid is dat een gecontroleerde jaarrekening, zoals die van [A], vrij is van fouten of fraude. De accountant richt zich op mogelijk materiële fouten en fraude, die mogelijkerwijs de economische beslissingen van gebruikers van de jaarrekening kunnen beïnvloeden. Dit brengt met zich dat indien de accountant zijn controle geheel in overeenstemming met de Standaarden uitvoert, het zo kan zijn dat individuele posten in de jaarrekening afwijkingen bevatten die niet van materieel belang zijn voor de financiële overzichten als geheel.

5.6.        Huurders van [A] moeten erop kunnen vertrouwen dat de afrekening van hun servicekosten correct is. Die verantwoordelijkheid berust bij het management van [A]. Het is voorstelbaar dat bij een huurder de veronderstelling leeft dat de accountant in het kader van jaarrekeningcontrole ook controleert of de afrekening van de servicekosten correct is, maar zover gaat de verantwoordelijkheid van de accountant niet. Zoals gezegd is de jaarrekening een verantwoording van de financiële positie van de gehele onderneming. Specifieke posten in de jaarrekening kunnen afwijkingen bevatten, maar als die afwijkingen niet materieel zijn, zijn ze voor de jaarrekeningcontrole niet van belang.

5.7.        [Y1] heeft in zijn verweerschrift en ter zitting toegelicht welke werkzaamheden hij specifiek op de post servicekosten heeft verricht in het kader van zijn controle van de jaarrekening. Hij heeft:

-              vastgesteld dat de servicekosten- en opbrengsten geen significante transactiestromen of bedrijfsprocessen betreffen;

-              inzicht verkregen in de opzet en het bestaan van de – effectieve – interne beheersingsmaatregelen van [A], waaronder functiescheidingen en administratie;

-              de opzet en het bestaan van het inkoop- en betaalproces beoordeeld;

-              de in de jaarrekening 2021 verantwoorde bedragen ten aanzien van de servicekosten- en opbrengsten aangesloten met de onderliggende financiële administratie;

-              de totale personeelskosten aangesloten met de verzamelloonstaat;

-              het totaal van de betaalde kosten in het grootboek aangesloten met de betalingen volgens de crediteurenadministratie;

-              in een kostensteekproef drie facturen met betrekking tot de servicekosten gecontroleerd;

-              een initiële en afsluitende cijferbeoordeling op de servicekosten en -opbrengsten en het saldo daarvan uitgevoerd.

Gelet op die – op zichzelf niet weersproken – werkzaamheden, is de Accountantskamer niet gebleken dat [Y1] onvoldoende controlewerkzaamheden heeft verricht voor het verkrijgen van een deugdelijke grondslag voor de controleverklaring. Klager stelt dat sprake is van fraude binnen [A], omdat zij winst maakt op de servicekosten. De Accountantskamer laat de juistheid van die stelling in het midden. Vaststaat dat het fraudesignaal [Y1] ten tijde van de controle niet bekend was. [Y1] heeft de controleverklaring immers afgegeven op 21 juni 2022, terwijl de melding van klager pas op 17 november 2022 binnen kwam bij [accountantskantoor1]. [Y1] heeft bij de uitvoering van de jaarrekeningcontrole dus geen rekening kunnen houden met klagers vermoeden van fraude.

5.8.        Klachtonderdeel a is ongegrond.
 

Klachtonderdeel b. [Y2] maakt in zijn e-mail niet bekend dat hij registeraccountant is.

5.9.        Het bevreemdt klager dat [Y2] zijn RA-titel niet heeft gebruikt in zijn e-mails van 21, 28 november 2022 en 7 december 2022. [Y2] heeft op geen enkele wijze in zijn communicatie met klager kenbaar gemaakt dat hij registeraccountant is, zo klaagt klager. Er bestaat naar het oordeel van de Accountantskamer echter geen regel die de accountant verplicht om zijn accountantstitel kenbaar te maken in communicatie met anderen. De Accountantskamer kan in het feit dat [Y2] zijn titel niet heeft vermeld in zijn e-mailberichten aan klager geen tuchtrechtelijk relevant verwijt zien. Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel c. Klager heeft een vermoeden van fraude met [Y2] gedeeld, maar [Y2] laat na zorgvuldig onderzoek in te stellen naar de juistheid van dat vermoeden.

5.10.      Klager heeft bij [accountantskantoor1] gemeld dat mogelijk sprake is van frauduleus handelen door [A] bij de afrekening van servicekosten. Klager vindt dat [Y2] onzorgvuldig is omgegaan met dat signaal. De reactie van [Y2] van 7 december 2022 komt erop neer dat de mogelijke benadeling van 17.000 huurders door [A] niet tot de verantwoordelijkheid van [accountantskantoor1] behoort.

5.11.      [Y2] heeft uitgelegd dat hij overeenkomstig de Klachten- en klokkenluidersregeling van KMPG heeft gehandeld. Hij heeft binnen zeven werkdagen na de melding de ontvangst van het signaal van klager bevestigd. [Y2] heeft op 1 december 2022 over de melding navraag gedaan bij [Y1], overigens zonder persoonsgegevens te noemen die tot klager herleidbaar zouden zijn. Zijn terugkoppeling heeft [Y2] intern afgestemd, waarna klager door middel van het e-mailbericht van 7 december 2022 op de hoogte is gesteld van de uitkomst van de bevindingen. Klager heeft daarop niet meer gereageerd, waarna de melding is gesloten.

5.12.      Zoals de Accountantskamer hiervoor al heeft vastgesteld, had [Y1] de goedkeurende controleverklaring al afgegeven toen klager zijn fraudesignaal kenbaar maakte. [Y2] heeft – na overleg met de externe accountant – geconcludeerd dat het fraudesignaal, gelet op de materialiteitsgrenzen, niet van materieel belang is voor de jaarrekening. Omdat de melding betrekking had op de controle van een jaarrekening van een organisatie van openbaar belang, heeft [Y2] de melding terecht als een klacht aangemerkt en de interne klachtenregeling gevolgd. [Y2] heeft zich laten informeren door [Y1], zonder persoonsgegevens te noemen die tot klager herleidbaar zouden zijn. Uiteindelijk heeft [Y2] kunnen concluderen dat de klacht waarover de melding gaat hoofdzakelijk betrekking heeft op een geschil tussen [A] en klager en dat het de externe accountant niet te verwijten valt dat een eventuele foute berekening aan de post servicekosten ten grondslag ligt. Ter zitting heeft [Y2] ook toegelicht dat hij de accountant, die [Y1] heeft opgevolgd in verband met de verplichte rotatie, heeft geïnformeerd over het signaal dat klager heeft afgegeven. Daarmee heeft [Y2] naar het oordeel van de Accountantskamer het signaal van klager serieus onderzocht en voldoende adequaat afgehandeld.

5.13.      Omdat ook klachtonderdeel c ongegrond is, zal de Accountantskamer de klacht geheel ongegrond verklaren.

7.            De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. S.P. Pompe (rechterlijk lid) en
Th.A. Verkade RA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2023.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                          voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.