ECLI:NL:TACAKN:2023:38 Accountantskamer Zwolle 22/1906 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2023:38
Datum uitspraak: 26-05-2023
Datum publicatie: 26-05-2023
Zaaknummer(s): 22/1906 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Aan klager is een aandeel in een vennootschap met een statutaire blokkeringsregeling gelegateerd. Hij heeft de vennootschap medegedeeld dat hij dit aandeel wil aanbieden. Hij meent dat betrokkene de waarde van de aandelen op basis van onjuiste grondslagen heeft bepaald en dat hij deze waarde bovendien te laag heeft bepaald. De klacht is ongegrond. Anders dan klager meent, was de procedure voor de bepaling van de waarde van een aandeel bij aanbieding  niet aan de orde en betrokkene heeft in het kader daarvan dus ook niet de waarde van het aandeel bepaald. De in de jaarrekening vermelde en aan klager medegedeelde waarde is door het bestuur bepaald. Betrokkene heeft alleen een berekening aangeleverd. Niet aannemelijk is gemaakt dat de door betrokkene uitgevoerde berekening materieel onjuist of anderszins onvolledig is.

UITSPRAAK van 26 mei 2023 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 1 november 2022 ontvangen klacht met nummer 22/1906 Wtra AK van

X

wonende te [plaats1]

K L A G E R

t e g e n

Y

accountant-administratieconsulent

kantoorhoudende te [plaats2]                                                              

B E T R O K K E N E

advocaten: mr. drs. J.F. Garvelink en mr. M.J.A. Jansen te Amsterdam

1.             De procedure

1.1.        De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de e-mail van klager van 10 maart 2023
  • de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen.

1.2.        De klacht is behandeld op de openbare zitting van 27 maart 2023. Klager is in persoon verschenen. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door mr. Garvelink en mr. Jansen.     

2.             De uitspraak samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1.        Aan klager is een aandeel in een vennootschap met een statutaire blokkeringsregeling gelegateerd. Hij heeft de vennootschap medegedeeld dat hij dit aandeel wil aanbieden. Hij meent dat betrokkene de waarde van de aandelen op basis van onjuiste grondslagen heeft bepaald en dat hij deze waarde bovendien te laag heeft bepaald.

De beslissing van de Accountantskamer.

2.2.        De klacht is ongegrond. Anders dan klager meent, was de procedure voor de bepaling van de waarde van een aandeel bij aanbieding  niet aan de orde en betrokkene heeft in het kader daarvan dus ook niet de waarde van het aandeel bepaald. De in de jaarrekening vermelde en aan klager medegedeelde waarde is door het bestuur bepaald. Betrokkene heeft alleen een berekening aangeleverd. Niet aannemelijk is gemaakt dat de door betrokkene uitgevoerde berekening materieel onjuist of anderszins onvolledig is.

3.             De feiten

3.1.        Betrokkene is sinds [datum1] ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Betrokkene is werkzaam bij een accountantspraktijk te [plaats2]. In de periode waarop deze klacht betrekking heeft, was betrokkene werkzaam bij het kantoor [plaats3] van [accountantsorganisatie1]. Betrokkene heeft de jaarrekeningen 2015 tot en met 2020 van de besloten vennootschap [BV1] (hierna: [BV1]) samengesteld.

3.2.        [BV1] is een groot agrarisch bedrijf dat is opgericht door (de nazaten van) enkele families die in de negentiende eeuw de inpoldering van een stuk slikkenland in de [omgeving], bij [plaats4], mogelijk hebben gemaakt. Op het toen ingepolderde land vindt akkerbouw plaats. Het bouwland is eigendom van [BV1]. [BV1] heeft circa 250 aandeelhouders. De aandeelhouders hebben door middel van een aanbiedings- en blokkeringsregeling in de statuten van [BV1] geprobeerd om te bewerkstelligen dat de aandelen zoveel mogelijk in handen blijven van bloed- en aanverwanten van de oprichters van [BV1].

3.3.        Een in 2019 overleden achteroom van klager heeft een aandeel [BV1], hierna te noemen ‘aandeel 249’, aan klager gelegateerd. De statutaire blokkeringsregeling van [BV1] staat aan de overdracht van het aandeel aan klager in de weg. Klagers rechtsbijstandverlener heeft bij e-mail van 29 juni 2021 aan [BV1] kenbaar gemaakt dat klager voornemens was om het aandeel voor een bedrag van € 48.000 aan te bieden aan de overige aandeelhouders van [BV1]. Bij e-mail van 1 juli 2021 heeft de advocaat van [BV1] klagers rechtsbijstandverlener, voor zover hier van belang, als volgt geantwoord:

“De prijs dient dus te worden vastgesteld, niet door uw cliënt, maar door aanbieders en gegadigden in gezamenlijkheid en, als zij het niet eens worden, door de accountant van de vennootschap. In dit kader is van belang om op te merken dat de accountant de waarde per aandeel voor 2020 heeft bepaald op

€ 2.750. Verder dient het aandeel niet door de heer [X] (als legataris), maar door de erfgenamen van de overleden aandeelhouder te worden aangeboden.”

Daadwerkelijke aanbieding van het aan klager gelegateerde aandeel heeft vooralsnog niet plaatsgevonden.

3.4.        Op bladzijde 8 van het jaarrapport 2020 van [BV1] is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“Er werden het afgelopen jaar geen aandelen ter verkoop c.q. verloting aangeboden. Per 31 december 2020 waren er 264 aandeelhouders. In totaal zijn er 780 aandelen. De koers van de aandelen is per 31-12-2020 vastgesteld op € 2.750 per aandeel.”

4.             De klacht

4.1.        Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

4.2.        Klager verwijt betrokkene dat zij bij de bepaling van de waarde van het aandeel [BV1] niet

onafhankelijk, deskundig en kritisch geweest. Zij is tekortgeschoten bij:

1. de uitvoering van de waarderingsopdracht,

2. de gehanteerde waarderingsmethodiek, en

4. de uitvoering van de berekening.

5.             De beoordeling

5.1.        De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS).

De uitvoering van de waarderingsopdracht

5.2.1.     Klager stelt zich op het standpunt dat betrokkene de waarde per aandeel bij aanbieding daarvan op onzorgvuldige wijze heeft bepaald op € 2.750.

5.2.2.     De Accountantskamer overweegt dat de te volgen procedure voor de bepaling van de waarde van een aandeel bij aanbieding daarvan is geregeld in de leden 4 en verder van artikel 7 van de statuten van [BV1]. Volgens de in deze bepalingen voorgeschreven procedure moet eerst worden nagegaan of er een geïnteresseerde partij is onder de overige aandeelhouders van [BV1]. Uitgangspunt daarbij is dat de prijs van een aandeel in beginsel in onderling overleg wordt vastgesteld. Als geen overeenstemming wordt bereikt, dan volgt uit lid 7 van artikel 7 van de statuten dat de prijs bij wijze van bindend advies wordt vastgesteld door de accountant van de vennootschap die zich hierbij dient te baseren op de rendementswaarde, rekening houdend met een viertal in deze bepaling genoemde omstandigheden.

Vaststaat dat het aan klager gelegateerde aandeel 249 nooit is aangeboden. Betrokkene is dan ook niet betrokken geweest bij enige waardebepaling van aandeel 249 conform artikel 7 lid 7 van de statuten. Dit klachtonderdeel mist feitelijke grondslag en is daarom ongegrond.

5.2.3.     Indien en voor zover klager bedoeld heeft om tevens te klagen over betrokkenes rol bij de waardebepaling per aandeel in het jaarrapport 2020 van [BV1], overweegt de Accountantskamer als volgt. Niet in geschil is dat in de jaarrapporten van [BV1] jaarlijks wordt vermeld wat de “koers” is van het aandeel [BV1]. In het jaarrapport 2020 van [BV1] is vermeld dat de koers van de aandelen per 31 december 2020 is vastgesteld op € 2.750 per aandeel. Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat zij destijds in het kader van de samenstellingsopdracht heeft voorgerekend waartoe de statutaire regeling van de waardebepaling zou leiden. Zij heeft hierbij gebruik gemaakt van een door het bestuur van [BV1] (op basis van de statuten) aangeleverd rekenmodel waarin een risico-opslag en prognoses omtrent het rendement als variabelen moesten worden ingevuld. Betrokkene is hierbij tot twee indicatieve waarden gekomen. Het bestuur heeft vervolgens zelf bepaald dat een iets lagere waarde dan door betrokkene was berekend als koers per aandeel diende te worden opgenomen in het jaarrapport.

De Accountantskamer heeft geen reden om aan deze uiteenzetting te twijfelen en acht de verklaring die betrokkene hierover heeft afgelegd aannemelijk. Hieruit volgt dat de in het jaarrapport vermelde koers van € 2.750 niet door betrokkene is bepaald. Voor zover klager zich op het standpunt stelt dat betrokkene de waarde per aandeel in het jaarrapport 2020 van [BV1] ten onrechte op € 2.750 heeft bepaald, mist dit verwijt dan ook feitelijke grondslag. Het enkele feit dat het bestuur een iets lagere koers per aandeel in het jaarrapport heeft vermeld dan door betrokkene was berekend, brengt niet mee dat sprake was van misleidende informatie waarvan betrokkene zich had moeten distantiëren.

5.2.4.     Klachtonderdeel a is daarom ongegrond.

De gehanteerde waarderingsmethodiek

5.3.1.     Klager stelt zich op het standpunt dat betrokkene de waarde per aandeel ten onrechte gewaardeerd heeft op basis van rendementswaarde. Klager wijst erop dat door het gebruik van deze methodiek de waardevermeerdering van de grond ten onrechte buiten beschouwing wordt gelaten.

5.3.2.     De Accountantskamer stelt voorop dat betrokkene, zoals hiervoor is overwogen, geen waardebepaling conform artikel 7 lid 7 van de statuten van [BV1] heeft verricht. Evenmin heeft betrokkene de in het jaarrapport 2020 vermelde koers van € 2.750 per aandeel bepaald. In zoverre mist dit klachtonderdeel feitelijke grondslag.

5.3.3.     Indien en voor zover klager bedoeld heeft om tevens te klagen over de in het kader van haar samenstellingsopdracht door betrokkene gemaakte berekening, geldt dat niet valt in te zien waarom betrokkene daarbij niet uit mocht gaan van het door het bestuur van [BV1] aangeleverde rekenmodel op basis van rendementswaarde. In dit verband is van belang dat de aandelen [BV1] ten gevolge van de statutaire blokkerings- en aanbiedingsregeling slechts beperkt verhandelbaar waren. Daarnaast vindt de Accountantskamer een aanknopingspunt in de statuten bij de situatie van het aanbieden van een aandeel als bedoeld in artikel 7 lid 7, waar waardering op basis van rendementswaarde is voorgeschreven. Weliswaar was een aanbiedingsprocedure niet aan de orde, maar de Accountantskamer ziet hierin grond voor het ook hanteren van deze waardering in het kader van de samenstellingsopdracht.

5.3.4.     Klachtonderdeel b is daarom ongegrond.

De uitvoering van de berekening

5.4.1.     Klager stelt zich op het standpunt dat betrokkene haar berekening onjuist heeft uitgevoerd. Een correcte uitvoering van deze berekening, met als uitgangspunt een risico-opslag van 0,5%, leidt tot een waarde van € 1.489.625 per aandeel.

5.4.2.     De Accountantskamer stelt voorop dat betrokkene haar berekeningen heeft uitgevoerd in het kader van een samenstellingsopdracht. Zij mocht hierbij in beginsel uitgaan van de informatie die haar werd aangeleverd door het bestuur van [BV1], haar opdrachtgever. Dit geldt ook voor het aangeleverde rekenmodel.

5.4.3.     Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat zij haar berekening heeft gemaakt op basis van het aan haar aangereikte model. Zij heeft hierbij een risico-opslag van 4% gehanteerd. Dit uitgangspunt komt de Accountantskamer niet onredelijk voor. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit uitgangspunt onjuist is. Ook overigens heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat de uitgevoerde berekening materieel onjuist of anderszins onvolledig is.

5.4.4.     Klachtonderdeel c is daarom ongegrond.


6.             De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A.J. Lemain, voorzitter, mr. A.M. van Amsterdam en mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt (rechterlijke leden) en drs. J. Hetebrij RA en D.J. ter Harmsel AA RB (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2023.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                          voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.