ECLI:NL:TACAKN:2023:37 Accountantskamer Zwolle 22/1901 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2023:37
Datum uitspraak: 26-05-2023
Datum publicatie: 26-05-2023
Zaaknummer(s): 22/1901 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met tijdelijke doorhaling
Inhoudsindicatie: Betrokkene heeft de aan hem verleende samenstellingsopdrachten 2019/2020 nog altijd niet voltooid. Betrokkene heeft vaak langdurig niet gereageerd op vragen die hem gesteld zijn in verband met de door hem te verrichten werkzaamheden en heeft toezeggingen gedaan die hij niet is nagekomen. Betrokkene is niet voldoende voortvarend te werk gegaan bij het samenstellen van de jaarrekeningen over het verlengde boekjaar 2019/2020 van klaagsters. Ook was sprake van een patroon van niet tijdig en inhoudelijk reageren op vragen die hem over zijn werkzaamheden gesteld zijn. De klacht is gegrond. Betrokkene heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en van professionaliteit. Aan betrokkene wordt de maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving in de registers voor de duur van één maand opgelegd.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 26 mei 2023 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 1 november 2022 ontvangen klacht met nummer 22/1901 Wtra AK van

X1 B.V.

X2 B.V.

X3 B.V.

allen gevestigd te [plaats1]

K L A A G S T E R S

gemachtigde: [A], te [plaats1]

t e g e n

Y

voorheen accountant-administratieconsulent

kantoorhoudende te [plaats2]                                                              

B E T R O K K E N E

1.             De procedure

1.1.        De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • de brief van klaagsters van 4 november 2022 met bijlagen.

1.2.        De klacht is behandeld op de openbare zitting van 27 maart 2023. Klaagsters hebben zich laten vertegenwoordigen door [A] en [B]. Betrokkene is niet verschenen.

               

2.             De uitspraak samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1.        Betrokkene heeft de aan hem verleende samenstellingsopdrachten 2019/2020 nog altijd niet voltooid. Betrokkene heeft vaak langdurig niet gereageerd op vragen die hem gesteld zijn in verband met de door hem te verrichten werkzaamheden en heeft toezeggingen gedaan die hij niet is nagekomen.

De beslissing van de Accountantskamer.

2.2.        Betrokkene is niet voldoende voortvarend te werk gegaan bij het samenstellen van de jaarrekeningen over het verlengde boekjaar 2019/2020 van klaagsters. Ook was sprake van een patroon van niet tijdig en inhoudelijk reageren op vragen die hem over zijn werkzaamheden gesteld zijn. De klacht is gegrond. Betrokkene heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en van professionaliteit. Aan betrokkene wordt de maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving in de registers voor de duur van één maand opgelegd.

3.             De feiten

3.1.        Betrokkene is van [datum] tot [datum] ingeschreven geweest in het accountantsregister van de NBA. Betrokkene is werkzaam bij [administratie en advieskantoor1] (hierna: [administratie en advieskantoor1]) in [plaats2].

3.2.        De onderneming die door de aandeelhouders van klaagsters werd gedreven hield zich bezig met de verkoop van vouwwagens. Die onderneming was sinds een aantal jaren klant van [administratie en advieskantoor1]. Vanuit [administratie en advieskantoor1] werden diverse werkzaamheden voor die onderneming verricht. Betrokkene was binnen [administratie en advieskantoor1] verantwoordelijk voor het samenstellen van de jaarrekeningen van die onderneming.

3.3.        Op advies van [administratie en advieskantoor1] is de rechtsvorm van de onderneming in 2020 gewijzigd van een IB-onderneming in een aantal besloten vennootschappen, zijnde klaagsters. Klaagsters zijn op 31 maart 2020 opgericht. Voor wat betreft de jaarrekeningen is besproken dat betrokkene jaarrekeningen over het (fiscaal) ‘verlengde boekjaar’ 2019 en 2020 zou samenstellen.

3.4.        Namens klaagsters heeft [A] (hierna: [A]) medio 2021 navraag gedaan naar de door betrokkene samen te stellen jaarrekeningen. Hierna is verscheidene keren opnieuw navraag gedaan, zonder dat (ondanks toezeggingen) de jaarrekeningen daadwerkelijk zijn samengesteld. Ook andere werkzaamheden, zoals het indienen van de aangifte vennootschapsbelasting (Vpb) en de aangifte inkomstenbelasting (IB) werden niet verricht.

3.5.        Klaagsters zijn begin 2022 op zoek gegaan naar een andere accountant. Toen deze gevonden was, adviseerde deze dat het samenstellen van de jaarrekeningen 2019/2020 beter afgemaakt kon worden door betrokkene. De nieuwe accountant zou dan met ingang van boekjaar 2021 de samenstellingswerkzaamheden op zich nemen.

3.6.        [A] is er vervolgens regelmatig bij betrokkene op blijven aandringen dat betrokkene de overeengekomen werkzaamheden zou voltooien. [A] heeft betrokkene op 1 juli 2022 laten weten dat de vennootschappen op het punt stonden om een gebouw te kopen en dat hij de jaarrekeningen 2019/2020 daarvoor nodig had. In juli 2022 heeft betrokkene voor voorgaande jaren een aangifte IB ingediend en eind augustus 2022 heeft betrokkene voor klaagsters een aangifte Vpb 2020 ingediend.

3.7.        In mei 2022 hebben klaagsters een klacht ingediend bij de klachtencommissie van de NBA. De klacht bij de NBA is op 12 oktober 2022 ingetrokken nadat betrokkene meermaals niet had gereageerd op een verzoek van de klachtencommissie om te reageren. Vervolgens hebben klaagsters deze klacht ingediend bij de Accountantskamer.

3.8. Ten tijde van de behandeling ter zitting van de Accountantskamer zijn de jaarrekeningen over het verlengde boekjaar 2019/2020 nog altijd niet samengesteld.

4.             De klacht

4.1.        Betrokkene heeft volgens klaagsters gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

4.2.        Klaagsters verwijten betrokkene het volgende:

a.            betrokkene heeft overeengekomen werkzaamheden, waaronder het samenstellen van de jaarrekeningen, niet tijdig verricht;

b.            betrokkene heeft niet tijdig gereageerd op vragen die hem zijn gesteld.

5.             De beoordeling

5.1.1.     Betrokkene heeft op 27 maart 2023 omstreeks 9.00 uur telefonisch contact opgenomen met de Accountantskamer. Hij deelde mee dat hij niet wist op welk tijdstip die dag de behandeling van zijn zaak zou plaatsvinden. Nadat betrokkene was medegedeeld dat de behandeling om 10.30 uur zou beginnen zoals in de uitnodigingsbrief vermeld, deelde hij mee dat hij niet in persoon aanwezig zou kunnen zijn. Verder deelde hij mee dat hij zich ziek voelde en dat hij al twee jaar ziek is. Betrokkene deelde voorts mee dat hij voornemens was om de Accountantskamer (per e-mail) schriftelijk te verzoeken of hij door middel van een elektronische verbinding aanwezig zou kunnen zijn bij de zitting. Een dergelijk verzoek is evenwel niet ontvangen.

5.1.2.     Omdat betrokkene bedoeld verzoek niet heeft gedaan is op 27 maart 2023, omstreeks 10.25 uur, geprobeerd om telefonisch contact op te nemen met betrokkene. Betrokkene nam evenwel de telefoon niet op.

5.1.3.     De Accountantskamer is van oordeel dat er onder de gegeven omstandigheden geen aanleiding was om de behandeling van de zaak aan te houden.

Aan betrokkene is op 22 november 2022 een uitnodiging voor de zitting gestuurd waarop vermeld is dat de behandeling van zijn zaak zou plaatsvinden op 27 maart 2023, om 10.30 uur. Vervolgens zijn op 3 februari 2023 en op 10 februari 2023 brieven gestuurd aan betrokkene in verband met de gewijzigde samenstelling van de kamer die zijn zaak op 27 maart 2023 zou behandelen. Betrokkene kon er dan ook redelijkerwijs mee bekend zijn wanneer de behandeling van zijn zaak zou plaatsvinden.

Voor aanhouding van de behandeling vanwege de telefonische ziekmelding bestons evenmin aanleiding. Betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij op 27 maart 2023 zo ziek was dat hij niet in staat was om de zitting bij te wonen. Hierbij komt dat betrokkene zelf telefonisch had aangegeven dat hij voornemens was om de Accountantskamer schriftelijk te vragen of hij door middel van een elektronische verbinding aanwezig kon zijn bij de zitting. Hieruit volgt dat betrokkene zichzelf in staat achtte om op deze wijze deel te nemen aan de zitting. Dat betrokkene een dergelijk verzoek vervolgens niet heeft gedaan en hij daarmee niet ‘op afstand’ heeft deelgenomen aan de zitting, komt voor zijn rekening en risico, daargelaten de vraag of de Accountantskamer het verzoek van betrokkene zou hebben ingewilligd. De behandeling heeft daarom buiten aanwezigheid van betrokkene plaatsgevonden.

5.2.1      De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS).

5.2.2.     De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene geen verweerschrift heeft ingediend en dat hij de door klagers gestelde feiten ook niet op enige andere wijze heeft bestreden. De Accountantskamer zal daarom bij de beoordeling van deze klacht uitgaan van de feiten zoals deze door klagers zijn gesteld.

5.2.3.     Vanwege de samenhang tussen beide klachtonderdelen zal de Accountantskamer deze hierna gezamenlijk bespreken.       

5.3.1.     De Accountantskamer stelt voorop dat van een accountant die een opdracht heeft aanvaard mag worden verwacht dat hij voldoende voortvarend te werk gaat. Dit volgt ook uit artikel 13 lid 2 van de VGBA, waar is bepaald dat een accountant een professionele dienst nauwgezet, grondig en tijdig uitvoert. De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene ruim twee jaar na afloop van het verlengde boekjaar 2019/2020 nog altijd geen jaarrekeningen heeft samengesteld. Naar het oordeel van de Accountantskamer is een dergelijke termijn voor het samenstellen van een jaarrekening veel te lang. Het lag op de weg van betrokkene om feiten of omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat dit in dit geval anders ligt. Dat heeft betrokkene niet gedaan. De Accountantskamer is daarom van oordeel dat betrokkene, door niet voldoende voortvarend te werk te gaan, gehandeld heeft in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

5.3.2.     De Accountantskamer overweegt verder dat van een accountant mag worden verwacht dat eveneens met voldoende voortvarendheid wordt gereageerd op vragen die aan hem worden gesteld. Uit de door klaagsters overgelegde WhatsAppberichten over de periode van juni tot en met oktober 2022 blijkt dat betrokkene vaak langdurig niet (of in ieder geval niet afdoende) heeft gereageerd op inhoudelijke en herhaalde vragen die [A] hem met betrekking tot de door hem te verrichten werkzaamheden heeft gesteld. Het lag op de weg van betrokkene om feiten of omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat hij wel degelijk voldoende voortvarend heeft gereageerd dan wel waaruit volgt dat hem van het niet reageren geen verwijt kan worden gemaakt. Dat heeft betrokkene niet gedaan. Naar het oordeel van de Accountantskamer is hier sprake geweest van een patroon van niet tijdig en niet (voldoende) inhoudelijk reageren op inhoudelijke vragen die hem door een klant zijn gesteld. 

5.3.3.     Betrokkene heeft door de overeengekomen werkzaamheden niet tijdig te verrichten en door niet met voldoende voortvarendheid te reageren op inhoudelijke vragen die hem zijn gesteld, gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Ook heeft hij, door dit patroon van het niet tijdig verrichten van werkzaamheden en het niet inhoudelijk reageren op aan hem gestelde inhoudelijke vragen, het accountantsberoep in diskrediet gebracht. Daarmee heeft betrokkene tevens gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professionaliteit.

5.3.4.     Beide klachtonderdelen zijn daarom gegrond.

6.             De maatregel

6.1.        Omdat de klacht gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers voor de duur van één maand is passend en geboden. Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene door het gedurende geruime tijd niet op voortvarende wijze verrichten van werkzaamheden en niet reageren op aan hem gestelde inhoudelijke vragen, heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en van professionaliteit. Ook is meegewogen dat het verwijtbare nalaten van betrokkene voor klaagsters tot problemen heeft geleid bij het aantrekken van financiering. Verder heeft het verwijtbare nalaten van betrokkene ertoe geleid dat klaagsters enkele jaren na de overdracht (met wijziging van de rechtsvorm) van de onderneming nog altijd in onzekerheid verkeren over hoe de onderneming (en de betrokken partijen binnen de familie) er financieel en in fiscaal opzicht voorstaan. Daar komt bij dat betrokkene schriftelijk, noch mondeling ter zitting uitleg heeft willen geven over zijn handelen en zich daardoor niet toetsbaar heeft opgesteld. 

7.             De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt aan betrokkene op de maatregel

- als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder d, Wtra, te weten die van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers voor de duur van één maand, welke maatregelingaat op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden én de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd en eindigt na ommekomst van de vermelde termijn;

  • verstaat dat de AFM en de voorzitter van de NBA na het onherroepelijk worden van deze uitspraak én de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven;
  • verstaat dat, op grond van het bepaalde in artikel 23, derde lid Wtra, betrokkene het door klagers betaalde griffierecht ten bedrage van € 70,-- (zeventig euro) aan klagers vergoedt.

Aldus beslist door mr. A.A.J. Lemain, voorzitter, mr. A.M. van Amsterdam en mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt (rechterlijke leden) en drs. J. Hetebrij RA en D.J. ter Harmsel AA RB (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2023.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                          voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.