ECLI:NL:TACAKN:2023:22 Accountantskamer Zwolle 22/1253 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2023:22
Datum uitspraak: 27-03-2023
Datum publicatie: 27-03-2023
Zaaknummer(s): 22/1253 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klagers hebben een klacht ingediend tegen een voormalige zakenpartner, die destijds accountant in business was en op haar huisadres post ontving voor de onderneming van klagers. Volgens klagers heeft zij aangeboden om als vriendendienst de boekhouding en de financiën van klagers onderneming te verzorgen, waaronder het deponeren van jaarrekeningen, wat zij niet heeft gedaan. Daardoor kregen klagers ambtshalve aanslagen en boetes opgelegd. Ook zou zij  zonder toestemming  belastingaangifte hebben gedaan voor de onderneming, een belastingteruggave hebben ontvangen en correspondentie van de belastingdienst en de Kamer van Koophandel hebben  achtergehouden. De accountant ontkent de afspraak. Zij kan zich geen belastingaangifte of ontvangst voor deze onderneming herinneren. Zij heeft geen post achtergehouden. De Accountantskamer oordeelt dat klagers hebben hun beweringen niet aannemelijk hebben gemaakt. De klacht is ongegrond.

ACCOUNTANTSKAMER

UITSPRAAK van 27 maart 2023 op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de op 25 juli 2022 ontvangen klacht met nummer 22/1253 Wtra AK van

X1

wonende te [plaats1], [staat1] ([land1])

X2 U.A.

gevestigd te [plaats2]

K L A G E R S

advocaat: mr. M. Sweerts, te Rotterdam

t e g e n

Y

registeraccountant

kantoorhoudende te [plaats2]                                                              

B E T R O K K E N E

advocaat: mr. M.G. Kelder, te Utrecht

1.             De procedure

1.1.        De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift met bijlagen
  • het verweerschrift met bijlagen
  • de op de zitting overgelegde pleitaantekeningen.

1.2.        De klacht is behandeld op de openbare zitting van 13 februari 2023. Klager X1, hierna te noemen klager, heeft door middel van een videoverbinding deelgenomen aan de zitting. Hij is bijgestaan door mr. Sweerts. Betrokkene is ook verschenen, bijgestaan door mr. Kelder.

2.             De uitspraak samengevat

Waarover gaat deze zaak?

2.1.        Klagers hebben een klacht ingediend tegen een voormalige zakenpartner, die destijds accountant in business was en op haar huisadres post ontving voor de onderneming van klagers. Volgens klagers heeft zij aangeboden om als vriendendienst de boekhouding en de financiën van klagers onderneming te verzorgen, waaronder het deponeren van jaarrekeningen, wat zij niet heeft gedaan. Daardoor kregen klagers ambtshalve aanslagen en boetes opgelegd. Ook zou zij  zonder toestemming  belastingaangifte hebben gedaan voor de onderneming, een belastingteruggave hebben ontvangen en correspondentie van de belastingdienst en de Kamer van Koophandel hebben  achtergehouden. De accountant ontkent de afspraak. Zij kan zich geen belastingaangifte of ontvangst voor deze onderneming herinneren. Zij heeft geen post achtergehouden.

De beslissing van de Accountantskamer.

2.2.        Klagers hebben hun beweringen niet aannemelijk gemaakt. De klacht is ongegrond.

3.             De feiten

3.1.        Betrokkene is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister van de NBA, in de periode waar deze klacht betrekking op heeft als accountant in business.

3.2.        In 2013 zijn betrokkene, klager en [A] een samenwerkingsverband aangegaan met het oog op adviesverlening op het gebied van “International Trade Compliance”, in het bijzonder op het terrein van de naleving van regelgeving met betrekking tot internationale wapenhandel. Klager is een [land1] advocaat en specialist op het terrein van de internationale wapenhandel. Betrokkene, klager en [A] hebben samen [BV1] (hierna: [BV1]) opgericht. Aanvankelijk was [BV1] gevestigd te [plaats2], op het huisadres van betrokkene. In 2016 is het kantoor van [BV1] verhuisd naar [plaats3]. Klager hield zich vooral bezig met het juridisch adviseren van klanten en het verzorgen van trainingen.

3.3.        Betrokkene, die aanvankelijk bestuurder was van [BV1], is daar medio 2020 vertrokken na het ontstaan van een geschil met klagers en [A]. Tussen klagers en [A] enerzijds en betrokkene anderzijds zijn sindsdien diverse gerechtelijke procedures gevoerd bij meerdere instanties.

3.4.        In 2014 is de coöperatie [X2] U.A. (hierna: [X2]) opgericht. Klager is sinds de oprichting van [X2] bestuurder. [X2] is ingeschreven op het woonadres van betrokkene in [plaats2]. In het najaar van 2020 is het adres van [X2] op verzoek van betrokkene gewijzigd.

4.             De klacht

4.1.        Betrokkene heeft volgens klagers gehandeld in strijd met de voor haar geldende gedrags- en beroepsregels.

4.2.        Klagers verwijten betrokkene het volgende:

a.            betrokkene heeft verzuimd om namens [X2] de vereiste belastingaangiften en deponeringen van jaarrekeningen te doen dan wel om klagers erop te wijzen dat zij deze taken niet langer wilde uitvoeren;

b.            betrokkene heeft zonder toestemming van klager belastingaangiften gedaan namens [X2] en heeft belastingteruggaven ontvangen;

c.            betrokkene heeft verzuimd om correspondentie van de Belastingdienst en van de Kamer van Koophandel, daaronder begrepen correspondentie met waarschuwingen en vragen van deze instanties, zodanig tijdig aan klagers te overhandigen dat zij hierop actie hadden kunnen nemen door onder andere adviseurs in te huren;

d.            betrokkene is blijven weigeren om financiële en fiscale stukken van [X2] die zij nog in haar bezit had aan klagers te overhandigen.

5.             De beoordeling

5.1.        De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

5.2.        De Accountantskamer zal de klachtonderdelen a en b hierna tezamen behandelen. De klachtonderdelen c en d zullen afzonderlijk worden behandeld.

Klachtonderdeel a:

Betrokkene heeft verzuimd om namens [X2] de vereiste belastingaangiften en deponeringen van jaarrekeningen te doen dan wel om klagers erop te wijzen dat zij deze taken niet langer wilde uitvoeren.

Klachtonderdeel b:

Betrokkene heeft zonder toestemming van klager belastingaangiften gedaan namens [X2] en heeft belastingteruggaven ontvangen.

5.3.1.     Klagers stellen zich op het standpunt dat was afgesproken dat betrokkene als vriendendienst de boekhouding en de financiën van [X2] zou verzorgen. Klagers stellen dat klager niet wist dat jaarlijks een jaarrekening van [X2] moest worden gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. Ook stellen klagers dat post gericht aan [X2], die betrokkene op haar thuisadres ontving, voor klager is achtergehouden. Na het vertrek van betrokkene bij [BV1] is een deel van de aan [X2] gerichte post aangetroffen in een afgesloten kast in het kantoor van [BV1] in [plaats3]. Wat is aangetroffen is onvolledig. Betrokkene weigert tot nu toe om overige stukken die betrekking hebben op [X2] aan klager te overhandigen, aldus klagers.
Betrokkene ontkent dat was afgesproken dat zij de administratie en de financiën van [X2] zou verzorgen. Zij ontkent dat zij dit heeft gedaan en zij kan zich ook geen belastingaangifte namens [X2] herinneren. Zij stelt dat zij post voor [X2] die zij op haar thuisadres ontving heeft meegenomen naar het kantoor van [BV1] in [plaats3], waar zij deze in een voor klager bestemde hangmap deed. Zij wijst erop dat klager regelmatig in [plaats3] aanwezig was en dat hij een eigen kamer had in het pand. Betrokkene stelt dat zij na haar vertrek alles heeft achtergelaten en geen stukken meer van [X2] heeft. Betrokkene herinnert zich wel dat zij zo nu en dan financiële informatie heeft verschaft aan klagers echtgenote, die de [land1] belastingaangiften van klager verzorgde.

De Accountantskamer stelt vast dat de verklaringen van partijen over wat al dan niet tussen hen is afgesproken op belangrijke punten tegenover elkaar staan. De Accountantskamer kan niet zelf, buiten partijen om, vaststellen wat destijds tussen partijen is afgesproken en wat is voorgevallen. De Accountantskamer moet afgaan op wat partijen hierover hebben aangeleverd en verklaard.

5.3.2.     Als algemeen uitgangspunt bij de beoordeling van klachten door de Accountantskamer geldt dat het in beginsel aan een klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat een accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.3.3.     Klagers hebben weliswaar gesteld dat betrokkene de verplichting om belastingaangiften en deponeringen van jaarrekeningen voor [X2] te verzorgen op zich heeft genomen, maar zij hebben deze stelling niet aannemelijk gemaakt. Het enkele feit dat betrokkene post die bestemd was voor [X2], waaronder inlogcodes voor correspondentie met de Belastingdienst, op haar woonadres heeft ontvangen, bewijst de gestelde afspraak niet en ook niet dat zij deze taken op zich heeft genomen. Uit de handgeschreven vermelding van het toenmalige e-mailadres van betrokkene bij [BV1], in de kantlijn van de overgelegde brief van de Belastingdienst van 23 juli 2014 (productie 8 van klagers), kan evenmin worden geconcludeerd dat betrokkene deze verplichtingen op zich heeft genomen. Nu klagers geen duidelijkheid hebben kunnen verschaffen over deze vermelding kan hieruit niet worden afgeleid dat er een overeenkomst tot stand is gekomen met de door klagers gestelde inhoud. Ter zitting hebben klagers verklaard dat betrokkene “als vriendendienst heeft toegezegd om te helpen” en dat zij de “verwachting hadden” dat betrokkene deze werkzaamheden voor hen zou verrichten. Voor zover zij bedoelen dat daarmee een mondelinge afspraak is gemaakt had het op de weg van klagers gelegen om deze stelling te onderbouwen met concrete feiten en omstandigheden. Dat hebben klagers echter nagelaten.  

5.3.4.     Klagers hebben vervolgens gesteld dat betrokkene zonder toestemming van klager daadwerkelijk belastingaangiften heeft gedaan namens [X2], maar zij hebben deze stelling niet aannemelijk gemaakt. Klagers hebben weliswaar aangetoond dat een aangifte vennootschapsbelasting over 2016 namens [X2] is ingediend, maar uit de overgelegde stukken blijkt niet dat betrokkene deze aangifte namens [X2] heeft gedaan. Het lag op de weg van klagers om de stelling dat betrokkene belastingaangiften namens [X2] heeft gedaan en dat zij belastingteruggaven heeft ontvangen te onderbouwen.

5.3.5.     Pas op de zitting heeft mr. Sweerts in tweede termijn namens klagers verklaard dat uit een back-up op de harde schijf van betrokkenes laptop bij [BV1] is gebleken dat de namens [X2] gedane belastingaangifte afkomstig is van deze laptop. Wat daarvan ook zij, dit is een nieuwe stelling, die niet met enig stuk is onderbouwd, en in een zodanig laat stadium van de procedure is ingebracht, dat de Accountantskamer aan deze stelling voorbij gaat.

5.3.6.     De klachtonderdelen a en b zijn ongegrond.

Klachtonderdeel c:

Betrokkene heeft verzuimd om correspondentie van de Belastingdienst en van de Kamer van Koophandel, daaronder begrepen correspondentie met waarschuwingen en vragen van deze instanties, zodanig tijdig aan klagers te overhandigen dat zij hierop actie hadden kunnen nemen door onder andere adviseurs in te huren.

5.4.1.     De Accountantskamer stelt voorop dat, zoals het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft overwogen in zijn uitspraak van 2 juli 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:257), het tot de plicht van een accountant kan behoren om in geval van het ontvangen van post die bestemd is voor een ander de geadresseerde van die post over de ontvangst daarvan te informeren, ook al is geen sprake van een opdrachtrelatie met de geadresseerde.

5.4.2.     De verklaringen van partijen over het al dan niet tijdig overhandigen van post aan klager staan op belangrijke punten tegenover elkaar. De Accountantskamer moet afgaan op wat partijen hierover hebben aangeleverd en verklaard. Ook hier geldt als algemeen uitgangspunt dat het in beginsel aan een klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken.

5.4.3.     Betrokkene heeft in haar verweerschrift en ter zitting verklaard dat zij regelmatig post van [X2] voor klager meenam naar het kantoor van [BV1] in [plaats3], waar klager regelmatig verbleef en waar hij daarvan kennis kon nemen. Ook heeft zij verklaard dat zij weleens post voor klager meenam naar de [land1] (hierna: [land1]) en dat zij ontvangen post ter sprake bracht tijdens overleggen via “Zoom” die regelmatig plaatsvonden tussen betrokkene en [X1], dan wel de partners binnen [BV1]. De Accountantskamer acht deze verklaring niet op voorhand onaannemelijk. Betrokkene heeft haar stelling dat klager tot 2020 regelmatig aanwezig was in het kantoor van [BV1] in [plaats3] gemotiveerd onderbouwd. In dit verband is van belang dat op de op klager betrekking hebbende webpagina van het [instituut1], waar betrokkene op heeft gewezen, is vermeld dat klager zowel in [plaats1], in [land1], als in [plaats3], in Nederland, woont. Klager heeft zijn stelling dat betrokkene correspondentie heeft achtergehouden niet nader onderbouwd.

5.4.4.     Klachtonderdeel c is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel d:

Betrokkene is blijven weigeren om financiële en fiscale stukken van [X2] die zij nog in haar bezit had aan klagers te overhandigen.

5.5.1.     Betrokkene heeft verklaard dat zij geen stukken van [X2] bezit en ook geen stukken heeft achtergehouden. De Accountantskamer overweegt dat het in geval van betwisting op de weg van klagers ligt om aannemelijk te maken dat betrokkene financiële en fiscale stukken van [X2] in haar bezit had of heeft. Klagers zijn er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat dit het geval is.

5.5.2.     Klachtonderdeel d is daarom ongegrond.

6.             De beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. W.J.B. Cornelissen en mr. J.N. Bartels (rechterlijke leden) en drs. E. van Splunter RA en A.M. Janssen AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2023.

_________                                                                                                                       __________

secretaris                                                                                                                          voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Op grond van artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift moet de gronden van het beroep bevatten en moet zijn ondertekend.