ECLI:NL:TNORSHE:2022:21 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2021/60

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2022:21
Datum uitspraak: 13-06-2022
Datum publicatie: 20-06-2022
Zaaknummer(s): SHE/2021/60
Onderwerp: Registergoed, subonderwerp: leveringsakte
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de kandidaat-notaris in de kern dat hij de levering van het aandeel van mevrouw J in het perceel grond aan klager niet voortvarend afhandelt. De kamer is van oordeel dat de kandidaat-notaris zorgvuldig handelt door niet mee te werken aan de levering van het aan mevrouw J toekomende aandeel in het perceel grond aan klager, zolang klager en mevrouw J geen overeenstemming hebben over de omvang van dit aandeel of de civiele rechter daarover geen onherroepelijke of uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak heeft gedaan. Het betreffende klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard. Hetzelfde geldt voor het klachtonderdeel dat betrekking heeft op de levering van het aandeel van een andere gerechtigde in het perceel grond aan klager. Ook het verwijt dat het niet of pas op lange termijn lukt om een afspraak te maken met de kandidaat-notaris wordt ongegrond verklaard.

Klachtnummer    : SHE/2021/60

Datum uitspraak : 13 juni 2022

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van:


[klager] (hierna: klager),

wonende in [woonplaats] ([land]),

gemachtigde: de heer mr. C.M.E. Verhaegh, advocaat in Den Haag,

tegen

[de kandidaat-notaris] (hierna:de kandidaat-notaris),

werkzaam in [plaatsnaam].

1.         De procedure


1.1.      Bij brief van 30 september 2021 heeft klager een klacht geformuleerd tegen de kandidaat-notaris. Deze brief (met bijlagen) is (via de rechtbank Zeeland-West-Brabant) op 1 oktober 2021 door de kamer voor het notariaat (de kamer) ontvangen.

1.2.      Bij e-mail van 6 december 2021 heeft klager desgevraagd bevestigd dat hij de klacht op persoonlijke titel heeft ingediend.

1.3.      Bij brief van 7 december 2021 heeft de kamer een kopie van de klacht aan de kandidaat-notaris gezonden en hem verzocht om zijn standpunt binnen drie weken kenbaar te maken.

1.4.      De kandidaat-notaris heeft bij brief van 23 december 2021 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. Dit verweerschrift is op 24 december 2021 door de kamer ontvangen.

1.5.      De klacht is behandeld tijdens de openbare zitting van de kamer van 11 april 2022, waarbij klager, de gemachtigde van klager, de zoon van klager en de kandidaat-notaris zijn verschenen. Partijen hebben hun visie op de klacht over en weer toegelicht. De kandidaat-notaris heeft dat mede aan de hand van pleitnotities gedaan, die hij aan de kamer heeft overhandigd.

2.         De feiten

De klacht gaat met name over het feit dat de levering van een onverdeeld aandeel in een perceel grond nog niet heeft plaatsgevonden. Voor de beoordeling van de klacht acht de kamer de volgende feiten van belang.

2.1.      Klager, zijn broer de heer [naam broer] (hierna: de broer) en zijn zus mevrouw [naam zus] (hierna: de zus) waren ieder voor een/derde onverdeeld aandeel eigenaar van een perceel grond in [plaatsnaam] (hierna: het perceel grond).

2.2.      Bij akte van 6 februari 1985, verleden voor notaris mr. [naam notaris] (hierna: mr. [X]), hebben klager, de broer en de zus onder meer het perceel grond toegedeeld aan klager en de zus, ieder voor de onverdeelde helft.

2.3.      In 2003 is de zus overleden. Zij heeft meerdere erfgenamen achtergelaten, onder wie mevrouw [naam] (hierna: mevrouw J). Klager is executeur in de nalatenschap van de zus. Tot de nalatenschap van de zus behoort onder meer het aan haar in eigendom toekomende deel in het perceel grond.

2.4.      In 2018 heeft mevrouw J (onder andere) klager in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van de zus in een gerechtelijke procedure betrokken. Uit het in die procedure opgemaakte proces-verbaal van comparitie van 26 juni 2019 volgt dat klager en mevrouw J tot een minnelijke regeling zijn gekomen. In het proces-verbaal staat onder andere het volgende vermeld:

“Zij verklaren ten aanzien van het perceel grond dat [klager] aan [mevrouw J] € 19.500,00 betaalt voor haar aandeel in de nog onverdeelde eigendom van die grond.

Verder betaalt [klager] de kosten van de overdracht van dit aandeel in de grond aan hem.

[Mevrouw J] verleent hierbij volmacht voor de overdracht van haar aandeel in de grond aan [klager], dat wil zeggen dat zij de notaris toestemming geeft tot het passeren van de benodigde akte van levering.”

2.5.      Vervolgens heeft klager de kandidaat-notaris opdracht gegeven om de levering te verzorgen van het aan mevrouw J in eigendom toekomende deel in het perceel grond aan klager.

2.6.      De kandidaat-notaris heeft een concept van de akte van levering opgemaakt en aan klager en mevrouw J toegezonden.

2.7.      Bij e-mail van 28 februari 2020 heeft de kandidaat-notaris het volgende aan klager meegedeeld:

“U heeft mij verzocht een akte op te stellen, waarbij het onverdeelde aandeel van mevrouw [J] in een perceel grond te [plaatsnaam] aan u (…) in eigendom wordt overgedragen.

Een en ander is gebaseerd op een rechterlijke uitspraak van 26 juni 2019 (…). In die uitspraak is bepaald, dat mevrouw [J] u machtigt om bedoelde overdracht tot stand te brengen.

Het ontwerp van de betreffende akte heb ik opgesteld en (zoals de Wet op het Notarisambt van mij eist) aan beide partijen (mevrouw [J] en u) verstrekt. Mevrouw [J] heeft aangegeven niet akkoord te zijn met de inhoud van de akte. Haar concrete bezwaar ziet op de omschrijving van haar aandeel in het perceel grond; bij die omschrijving heb ik rekening gehouden met de inhoud van een akte van verdeling, 6 februari 1985 voor de toenmalige notaris [X] verleden (zie de bladzijden 2 en 3 van het aan u verstrekte ontwerp). U heeft aangegeven, dat de in die akte beschreven verdeling uitsluitend zag op de juridische eigendom, en niet op de economische eigendom van het perceel grond; mevrouw [J] is het daar niet mee eens.

In de akte dien ik duidelijk te omschrijven hoe groot het aandeel van mevrouw [J] in de grond precies is. Nu in voormelde rechterlijke uitspraak dat aandeel verder niet is omschreven, kan ik slechts een te passeren akte opstellen, indien beide partijen akkoord gaan met het in die akte vermelde aandeel. Nu zulks niet het geval is, kan de akte niet gepasseerd worden.

Indien partijen hier in onderling overleg niet uit komen, zal mijns inziens slechts de rechter een oplossing kunnen bieden. Deze zal dan duidelijk moeten vaststellen, hoe groot het aandeel van mevrouw [J] in zowel de juridische als de economische eigendom van het perceel is.”   

3.         De klacht

3.1.      Klager verwijt de kandidaat-notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld. De klacht valt (kort gezegd) uiteen in de volgende drie klachtonderdelen.

1. De kandidaat-notaris handelt de levering van het aandeel van mevrouw J in het perceel grond aan klager niet voortvarend af.

2. De kandidaat-notaris handelt de levering van het aandeel van een andere gerechtigde in het perceel grond aan klager evenmin voortvarend af.

4. Het lukt niet of pas op lange termijn om een afspraak te maken met de kandidaat-notaris.

3.2.      De kandidaat-notaris heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.         De beoordeling

Reikwijdte van het tuchtrecht

4.1.      Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

Ontvankelijkheid

4.2.      De kandidaat-notaris heeft aangevoerd dat de klacht rauwelijks is ingediend en dat klager daarom in zijn klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

4.3.      De kamer overweegt dat voor deze stelling van de kandidaat-notaris geen steun is te vinden in de wet. Het staat klager vrij om een klacht tegen de kandidaat-notaris in te dienen, zodat klager kan worden ontvangen in zijn klacht.

Klachtonderdeel 1 (overdracht aandeel in perceel grond van mevrouw J aan klager)

4.4.      Klager verwijt de kandidaat-notaris dat hij de akte van levering nog steeds niet heeft gepasseerd, waarbij mevrouw J haar aandeel in het perceel grond aan klager overdraagt. Klager heeft al in 2019 het proces-verbaal van comparitie aan de kandidaat-notaris verstrekt. Uit dit proces-verbaal volgt dat mevrouw J klager een volmacht heeft gegeven tot het passeren van de betreffende akte.

4.5.      De kandidaat-notaris voert hiertegen aan dat tussen klager en mevrouw J geen overeenstemming bestaat over de omvang van het aandeel in het perceel grond dat aan mevrouw J toekomt. Hun discussie vindt zijn oorsprong in de door mr. [X] gepasseerde akte van 6 februari 1985. Volgens mevrouw J is er op die datum een verdeling tot stand gekomen van het perceel grond, waarbij klager en de zus ieder de onverdeelde helft van dit stuk grond kregen toebedeeld. Mevrouw J stelt zich daarom op het standpunt dat de helft van het perceel grond tot de nalatenschap van de zus behoort. Als erfgename van de zus is mevrouw J gerechtigd tot een gedeelte van die onverdeelde helft. Volgens klager heeft mr. [X] de bedoeling van partijen echter onjuist in de akte vermeld en komt aan klager twee/derde onverdeeld aandeel in het perceel grond toe en valt een/derde gedeelte van het perceel grond in de nalatenschap van de zus.

Aangezien er geen overeenstemming bestaat tussen klager en mevrouw J en het proces-verbaal van comparitie niets zegt over de omvang van het aandeel van mevrouw J in het perceel grond, kan de akte van levering niet gepasseerd worden. De kandidaat-notaris heeft klager daarvan op de hoogte gebracht bij e-mail van 28 februari 2020. Hij heeft klager gewezen op het feit dat pas gepasseerd kan worden, indien klager en mevrouw J overeenstemming bereiken of een rechter vaststelt welk aandeel in het perceel grond toekomt aan mevrouw J. In de akte van levering moet de omvang van het betreffende aandeel niet alleen worden vermeld op grond van artikel 3:84 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, maar ook vanwege de rechtspositie van de overige gerechtigden, zoals de erfgenamen van de zus.

Klager heeft geen inhoudelijke reactie gegeven op genoemde e-mail of zijn onvrede hierover bij de kandidaat-notaris geuit. In plaats daarvan heeft klager bijna twee jaar later deze klacht rauwelijks ingediend bij de kamer. De kandidaat-notaris heeft daardoor geen gelegenheid gekregen om de onvrede van klager met hem te bespreken en om te bekijken of die onvrede kon worden weggenomen. 

4.6.      De kamer overweegt het volgende. Tot de nalatenschap van de zus behoort onder meer een aandeel in het perceel grond. Vast staat dat klager en mevrouw J van mening verschillen over de vraag hoe groot dat aandeel is en daarmee ook van mening verschillen over de vraag hoe groot het aandeel is dat aan mevrouw J, als erfgename van de zus, toekomt. Het is niet aan de kamer om te beoordelen welke mening juist is. Het oordeel hierover is voorbehouden aan de civiele rechter. Het gaat in deze tuchtprocedure om de vraag of de kandidaat-notaris - door in de gegeven omstandigheden niet mee te werken aan de levering van het aan mevrouw J toekomende aandeel in het perceel grond aan klager - heeft gehandeld in strijd met de door hem als behoorlijk handelend kandidaat-notaris te betrachten zorg. Daarvan is naar het oordeel van de kamer geen sprake. Het proces-verbaal van comparitie van 26 juni 2019 biedt in dit geval geen duidelijkheid over de omvang van het aandeel van mevrouw J in het perceel grond. De discussie hierover raakt bovendien rechtstreeks de positie van de overige gerechtigden tot het perceel grond. Tegen deze achtergrond handelt de kandidaat-notaris zorgvuldig door niet mee te werken aan de levering van het aan mevrouw J toekomende aandeel in het perceel grond aan klager, zolang klager en mevrouw J geen overeenstemming hebben over de omvang van dit aandeel of de civiele rechter daarover geen onherroepelijke of uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak heeft gedaan.

Daar komt bij dat de kandidaat-notaris klager bij e-mail van 28 februari 2020 heeft bericht over de reden waarom hij vooralsnog niet meewerkt aan de levering. Indien klager het hiermee niet eens was (en is), had het op zijn weg gelegen om de kandidaat-notaris hiervan in kennis te stellen alvorens een klacht in te dienen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat een kantoorgenoot van klagers gemachtigde naar aanleiding van de e-mail van 28 februari 2020 contact heeft opgenomen met de kandidaat-notaris en dat de kandidaat-notaris toen nogmaals heeft uitgelegd waarom hij vooralsnog niet kon meewerken aan de levering. Klager heeft echter niet weersproken dat hij noch (de kantoorgenoot van) zijn gemachtigde de kandidaat-notaris erop heeft gewezen het niet eens te zijn met de conclusie van laatstgenoemde. De kamer heeft ook tegen deze achtergrond onvoldoende informatie/aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat de kandidaat-notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en is van oordeel dat klager met het indienen van dit klachtonderdeel voorbarig is.

4.7.      Op grond van het voorgaande zal klachtonderdeel 1 ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 2 (overdracht aandeel in perceel grond van een andere gerechtigde aan klager)

4.8.      Klager verwijt de kandidaat-notaris dat hij nog steeds niet de akte van levering heeft gepasseerd, waarbij de rechtsopvolgster van een andere erfgenaam van de zus, mevrouw [naam] (hierna: mevrouw A) haar aandeel in het perceel grond aan klager overdraagt. Mevrouw A heeft namelijk geen enkel bezwaar tegen deze overdracht.

4.9.      De kandidaat-notaris voert aan dat in dit geval hetzelfde probleem speelt als bij klachtonderdeel 1 en hij verwijst daarom naar hetgeen hij ten aanzien van klachtonderdeel 1 al heeft aangevoerd (zie r.o. 4.5.).

4.10.    De kamer overweegt het volgende. Klager heeft nagelaten zijn blote stellingen nader toe te lichten en/of te onderbouwen. De kamer heeft daarom onvoldoende informatie/aanknopingspunten, waarbij het op de weg van klager ligt deze aanknopingspunten aan te dragen, om tot het oordeel te komen dat de kandidaat-notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel 2 zal daarom ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 3 (afspraak maken)

4.11.    Klager verwijt de kandidaat-notaris dat het hem niet of pas op lange termijn lukt om een afspraak te maken met de kandidaat-notaris.

4.12.    De kandidaat-notaris voert hiertegen aan dat het hem bekend is dat klager op 16 augustus 2021 contact heeft opgenomen met de receptie van het notariskantoor met het verzoek om een afspraak met de kandidaat-notaris in te plannen op 18 augustus 2021. Volgens de kandidaat-notaris was hij op zowel 16 als 18 augustus 2021 belast met de waarneming van de wegens vakantie afwezige notaris mr. [Y] en was zijn agenda op 18 augustus 2021 al gevuld. Het was dus niet mogelijk voor de receptie om een afspraak met de kandidaat-notaris in te plannen op 18 augustus 2021. Klager heeft vervolgens niet geprobeerd om een afspraak te maken op een andere dag en hij heeft ook niet aangegeven dat hij de notaris of de kandidaat-notaris wenste te spreken of dat hij wenste te worden teruggebeld. Klager heeft evenmin rechtsreeks contact gezocht met de kandidaat-notaris, hoewel hij wel over het rechtstreekse e-mailadres van de kandidaat-notaris beschikt.       

4.13.    De kamer overweegt het volgende. Klager heeft, gelet op het gemotiveerde verweer van de kandidaat-notaris, onvoldoende aanknopingspunten aangedragen ter onderbouwing van zijn stelling dat er met de kandidaat-notaris geen afspraak (op korte termijn) kon worden gemaakt, zodat de kamer hieraan voorbij gaat. Klachtonderdeel 3 zal ongegrond worden verklaard.

5.         De beslissing

De kamer:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend voorzitter,

mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend rechterlijk lid en mr. E.J.W.M. van Egeraat, plaatsvervangend notarieel lid.

Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2022 door mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.