ECLI:NL:TNORDHA:2022:8 Kamer voor het notariaat Den Haag 21-37, 21-38, 21-39

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2022:8
Datum uitspraak: 02-03-2022
Datum publicatie: 23-05-2022
Zaaknummer(s): 21-37, 21-38, 21-39
Onderwerp: Overig, subonderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek

​​​​ beslissing

Kamer voor het Notariaat in het ressort Den Haag

Wrakingskamer

Datum beslissing: 2 maart 2022.

Klachtnummer 21-37, 21-38 en 21-39

Beslissing op het schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge artikel 100 van de Wet op het notarisambt in de klacht van:

[naam verzoeker],

[adres],

(verder te noemen: verzoeker)

tegen

[naam notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

strekkende tot wraking van:

mr. P.E.M. Messer-Dinnissen,

voorzitter van de Kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch (21-37),

(verder te noemen: mr. Messer),

en

mr. J.H.L.M. Snijders,

rechterlijk lid van de Kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch (21-38),

(verder te noemen: mr. Snijders),

en

mr. E.J.W.M. van Egeraat,

plaatsvervangend notarieel lid van de Kamer voor het notariaat in het ressort ’s Hertogen-bosch (21-39),

(verder te noemen: mr. Egeraat).

1.         Het procesverloop

1.1.      Bij beslissing van 25 november 2021 is de behandeling van drie wrakingsverzoeken van verzoeker (tegen mrs. P.E.M. Messer-Dinnissen, J.H.L.M. Snijders en E.J.W.M. van Egeraat) door het Hof aan de Kamer Den Haag doorverwezen. Het Hof heeft overwogen dat is gebleken dat mrs. Messer-Dinnissen, Snijders en Van Egeraat door verzoeker zijn gewraakt, er een aantal verschoningen lopen in verband met het feit dat de Kamer al meerdere klachten van verzoeker tegen dezelfde notaris heeft lopen en de Kamer thans niet voldoende leden heeft om de wrakingsverzoeken te behandelen.

1.2       Op 19 januari 2022 zijn de drie wrakingsverzoeken ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is in persoon verschenen. Mrs. Messer-Dinnissen, Snijders en Van Egeraat hebben hun standpunt met betrekking tot het wrakingsverzoek schriftelijk kenbaar gemaakt en hebben op voorhand aangegeven niet te zullen verschijnen.

Verzoeker heeft ter zitting nadere stukken overgelegd.

2.         Standpunt van verzoeker

2.1.      Op 7 september 2014 heeft verzoeker een tuchtklacht ingediend tegen notaris mr.[naam notaris]. Op 16 maart 2015 vond de mondelinge behandeling plaats bij de Kamer voor het notariaat te ’s-Hertogenbosch. Tijdens de zitting wordt de afspraak gemaakt dat de klacht zou worden aangehouden, tot het moment dat er overleg met de Rabobank zou hebben plaatsgevonden.

Op 29 mei 2015 en 14 juli 2015 heeft verzoeker de Kamer gevraagd om de klacht voort te zetten.

Op 21 september 2015 ontvangt verzoeker per e-mail een niet ondertekend Word-document dat lijkt op een beslissing van de Kamer. Dit document was opgesteld door de griffier van de Kamer. In de tekst onder 2.3 staat het volgende:

“Vaststaat dat klager ter zitting van 16 maart 2015 expliciet heeft verklaard dat de klacht als ingetrokken kan worden beschouwd indien de Rabobank instemt met een verkrijging door hem van de woning die onderdeel uitmaakt van deze nalatenschap”.

Op grond hiervan wordt klager niet-ontvankelijk verklaard en is de klacht inhoudelijk niet behandeld.

Op diezelfde dag betwist klager dat hij de betreffende klacht zou hebben ingetrokken.

Op 15 december 2016 ontvangt verzoeker het proces-verbaal dat hij op 13 december 2016 had opgevraagd van de zitting van 16 maart 2015. Verzoeker heeft naar aanleiding van dat proces-verbaal een correctie gestuurd.

2.2       Verzoeker voert aan dat hij drie klachten heeft lopen bij de Kamer in ’s-Hertogenbosch. Deze klachten zijn afgedaan bij voorzittersbeslissing. Verzoeker heeft daartegen verzet ingesteld. Op 4 oktober 2021 zou de mondelinge behandeling van deze verzet-procedures plaatsvinden. Uit de oproepbrieven blijkt dat mrs. Messer-Dinnissen, Snijders en Van Egeraat deel zullen uitmaken van de Kamer die de verzet procedures zal behandelen.

2.3       Verzoeker verwijt mr. Messer-Dinnissen dat zij meewerkt aan het niet behandelen van klachten jegens notaris [naam], terwijl er sprake is van aangetoonde wanpraktijken (overleg tussen leden van de Kamer en notaris [naam], ons kent ons), leugens, manipulaties en achterhouden stukken. Noch de Kamer noch het Hof heeft geen (voorzitters)beslissing gegeven op klacht onder nummer SHE/2020/32, zodat er ook geen sprake kan zijn van een verzet procedure. De klacht had dus in behandeling moeten worden genomen. Klager heeft de voorzitter op grond van de beslissing van het Hof verzocht de klacht inhoudelijk te behandelen.

Notaris [naam] heeft tot op heden geen verweer gevoerd op de klacht van 9 mei 2020. Hieruit blijkt dat hij liegt, bedriegt uit eigen belang en corrupt is. Hij is daar zelfs niet om verzocht. Daarmee heeft de Kamer bewust de procedurele regels geschonden als gevolg van het handelen van voorzitter mr. Messer-Dinnissen. De schijn van partijdigheid is gewekt, omdat zij onder geen beding de klacht inhoudelijk wil behandelen.

Rechter mr. [naam] heeft op 16 april 2014 notaris [naam] als vereffenaar benoemd. Verzoeker heeft in deze procedure niet het verzoekschrift tot aanstelling ontvangen, hij is niet gehoord en geenszins op de hoogte gebracht. Dit alles onder toeziend oog van mr. Messer-Dinnissen als president. Nota bene zij zou dan de verzet procedures gaan behandelen.

2.4       Verzoeker verwijt mr. Snijders dat zij valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Zij heeft opzettelijk, in strijd met de waarheid een (veel later) en (gedeeltelijk) valselijk opgemaakt proces-verbaal verstuurd van een zitting op 16 maart 2015. Daarnaast heeft zij in de beslissing van 21 september 2015 in strijd met de waarheid opgenomen dat klager de klacht zou hebben ingetrokken mede gebaseerd op het valselijk opgemaakte proces-verbaal. Verbijsterend dat juist mr. Snijders opnieuw deel uitmaakt van een Kamer die de drie verzet procedures zou moeten behandelen.

2.5       Verzoeker verwijt mr. Van Egeraat dat hij heeft toegestaan dat notaris [naam] op 19 januari 2020 tegenover de Kamer de volgende leugens heeft geuit:

- dat hij niet de boedelbeschrijving (van de nalatenschappen bij de Rechtbank) heeft ingediend;

- dat hij geen gelden van de Rabobank heeft ontvangen;

- dat de twee documenten, die door verzoeker als vals zijn betiteld en door hem pas in oktober 2016 voor het eerst werden ingebracht al sinds 2014 in zijn bezit zijn;

- dat er geen akkoord was met de Rabobank in augustus 2015, omdat verzoeker het akkoord van de Rabobank van 10 juli 2015 niet volledig geaccepteerd had, maar nog aanvullende opmerkingen had. Vandaar dat er nooit een akkoord met de Rabobank tot stand is gekomen.

2.6       Mr. Van Egeraat heeft meegewerkt aan de praktijken van mrs. Messer-Dinnissen en Snijders om het verzet ongegrond te verklaren en zo zelfs te trachten het hoger beroep onmogelijk te maken, zodat van enige onafhankelijke of onpartijdig lid van de Kamer geen sprake kan zijn.

Het heeft er alle schijn van de mr. Van Egeraat slechts als opvulling aanwezig is en daarvoor zijn vergoedingen opstrijkt.

3.         De beoordeling

3.1.      Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter - met wie een lid van de Kamer voor het Notariaat in dit verband gelijk kan worden gesteld - in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

3.2.      Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.

3.3.      Wraking mr. Messer-Dinissen

Sinds 1 januari jl. is mr. Messer-Dinissen niet langer president van de rechtbank Oost-Brabant; sinds die datum is zij president van de rechtbank Midden-Nederland. Daaruit volgt dat zij niet langer voorzitter van de Kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch is (art. 94, vijfde lid, Wna) en dat ze, nu ze geen rechter meer is in een van de rechtbanken in het rechtsgebied van die Kamer, evenmin nog lid kan zijn daarvan.

Mr. Messer-Dinnissen is daarom niet langer een rechter die de zaak van verzoeker behandelt.

Verzoeker is in zijn verzoek tot wraking van mr. Messer-Dinissen dan ook niet-ontvankelijk.

3.4       Wraking mr. Snijders en mr. Van Egeraat

Ontvankelijkheid

Mr. Snijders heeft aangevoerd dat verzoeker door de brief van 22 juli 2021 op de hoogte was van de samenstelling van de Kamer en pas twee maanden later zijn wrakingsverzoek heeft gedaan; hij zou daarin niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.

De wrakingskamer overweegt als volgt.

In artikel 513, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering is over het wrakingsverzoek bepaald:

“Het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.”

Uit de voorhanden stukken blijkt dat de brief van 22 juli 2021 de samenstelling van de Kamer inhield en dat die brief op 23 juli 2021 door verzoeker is ontvangen.

De gronden van wraking betreffen allemaal eerdere handelingen of omissies van de twee tuchtrechters. Feiten of omstandigheden die eerst na 23 juli 2021 zouden zijn opgekomen zijn gesteld noch gebleken.

Een termijn van twee maanden is te ruim om nog te kunnen gelden als ‘zodra’. Omstandigheden om daarover anders te oordelen zijn niet aannemelijk geworden.

Verzoeker is dan ook niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. Snijders en mr. Van Egeraat.

3.5       Ten overvloede

Ten overvloede overweegt de wrakingskamer als volgt.

Om tot een gegronde wraking te komen, zal sprake moeten zijn van een uitzonderlijke omstandigheid die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een tuchtrechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

Een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid is niet gebleken, ook niet uit de aanvullende stukken die klager tijdens de mondelinge behandeling heeft overgelegd. De stellige stellingen van verzoeker zijn daarvoor niet voldoende. Een begin van onderbouwing van die stellingen, anders dan door die stellingen zelf, ontbreekt. De opmerking dat iets is aangetoond of gestaafd is bewijs noch onderbouwing. Het dossier biedt geen feitelijke onderbouwingen voor de stellingen van verzoeker.

3.6       Wrakingverbod

Mrs. Messer-Dinnissen, Snijders en Van Egeraat hebben verzocht te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen (wrakingsverbod).

In dit geval blijkt van een langdurige kwestie met klachten en procedures, ook klachtprocedures bij de Kamer voor het notariaat. Uit het wrakingsverzoek zelf blijkt al dat de Kamer eerder een uitspraak deed in deze kwestie. De wraking ziet op een beoordeling in verzet van de beslissing van de voorzitter van de Kamer. 

In artikel 3 lid 2 van het wrakingsprotocol van de Kamers voor het notariaat staat het volgende:

“De wrakingskamer kan kennelijk niet-ontvankelijke en kennelijk ongegronde verzoeken tot wraking binnen dertig dagen nadat het verzoek door de kamer voor het notariaat is ontvangen of ter zitting is gedaan, bij met redenen omklede beslissing zonder behandeling ter zitting afwijzen. De wrakingskamer kan met redenen omkleed bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen”.

Het wrakingsverzoek bestaat goeddeels uit aantijgingen en verwijten die niet worden onderbouwd. Ze slaan voornamelijk terug op ontevredenheid over eerdere beslissingen en processen-verbaal van de Kamer in deze kwestie. De onnodige krenkende taal die verzoeker gebruikt is op zich geen reden om een wrakingsverbod toe te wijzen, maar kleurt wel de aard van het wrakingsverzoek.

Mr. Snijders voert in haar e-mailbericht van 10 januari 2022 het volgende aan:

“Nu [naam klager] voor de vierde keer op dezelfde grond een verzoek tot wraking doet wens ik niet te worden gehoord.”

De Kamer ziet echter geen grond een wrakingsverbod op te leggen. De Kamer kan de juistheid van de stelling van mr. Snijders niet beoordelen. In deze klachtzaak is dit het eerste verzoek tot wraking. Bijzondere omstandigheden die maken dat dit eerste verzoek misbruik van recht oplevert zijn niet gebleken. Zij ziet daarom niet voldoende aanknopingspunt voor het opleggen van een wrakingsverbod.


De wrakingskamer:

  • verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoeken;
  • wijst het verzoek tot een wrakingsverbod af.

4.         De beslissing

De wrakingskamer:

  • verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoeken tot wraking van mrs. Messer-Dinnissen, Snijders en Van Egeraat;

-     beveelt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan:

  • verzoeker, de heer mr. drs. [naam],
  • mrs. P.E.M. Messer-Dinnissen, J.H.L.M. Snijders en E.J.W.M. van Egeraat.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.H.M. Smelt, R.R. Roukema en J.W.A.P. Michels, in tegenwoordigheid van mr. F.S. Pietersma-Smit, secretaris.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.