ECLI:NL:TNORDHA:2022:23 Kamer voor het notariaat Den Haag 22-14

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2022:23
Datum uitspraak: 16-11-2022
Datum publicatie: 09-01-2023
Zaaknummer(s): 22-14
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de notaris dat in het uittreksel van het testament dat aan klaagster is verstrekt niets vermeld stond over de benoeming van de notaris tot executeur. Verder verwijt klaagster de notaris dat hij onduidelijk is geweest over zijn rol en de rol van de zoon en erfgenaam, terwijl de verklaringen daarover tegenstrijdig zijn. De notaris heeft zich niet ingeschreven in het boedelregister als betrokken notaris. De notaris heeft een akte gepasseerd, waarbij hij zelf partij is, terwijl hij heeft nagelaten in de akte op te nemen wie de executeur/afwikkelingsbewindvoerder was. De notaris heeft nagelaten klaagster een afschrift van de akte tot afgifte van de legaten te verstrekken.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 16 november 2022 inzake de klacht onder nummer 22-14 van:

[klaagster],

hierna te noemen, klaagster,

gemachtigde: mr. R. Teerink, advocaat in Tilburg,

tegen

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

1. Het procesverloop

1.1 De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlagen, ingekomen op 14 februari 2022.

1.2 De Kamer heeft het antwoord van de notaris, met bijlagen, ontvangen.

1.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2022. Daarbij waren aanwezig klaagster bijgestaan door haar zoon [A] en mr. Teerink, en de notaris. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt met daaraan de door beide partijen overgelegde pleitnotities gehecht.

2. De feiten

2.1       Op 23 januari 2019 is de partner van klaagster, de heer [B] (hierna te noemen: erflater), overleden. Klaagster en erflater waren ongehuwd en niet geregistreerd als partner. Op 24 januari 2012 hebben zij een samenlevingsovereenkomst gesloten.

2.2       Erflater was tot 2 mei 2001 gehuwd met mevrouw [C]. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren.

2.3       Bij testament van 6 september 2017 heeft erflater zijn drie kinderen benoemd tot zijn erfgenamen, ieder voor een gelijk deel. Aan klaagster is gelegateerd het recht van gebruik en bewoning van het appartement aan de [adres en woonplaats] en het vruchtgebruik van twee appartementen aan de [adres en woonplaats]. De notaris is benoemd tot executeur.

2.4       Tussen de erfgenamen en klaagster is er discussie ontstaan of klaagster financieel in staat is de legaten te accepteren vanwege de daaraan verbonden lasten. Het is daarbij onduidelijk welke lasten van de appartementen voor rekening van klaagster komen.

2.5       Er hebben diverse gesprekken plaatsgevonden met de notaris.

2.6       Op 18 juni 2020 heeft de notaris na ontvangst van de volmacht van klaagster de akte houdende afgifte legaten gepasseerd. Hierin is een medewerker van zijn kantoor opgetreden als schriftelijk gevolmachtigde van de executeur en de erfgenamen.

2.7       Op 24 juli 2020 heeft de Geschillencommissie Notariaat uitspraak gedaan in het door klaagster tegen de notaris ingediende geschil. In geschil was de kwaliteit van dienstverlening door de notaris. De geschillencommissie heeft de klacht ongegrond verklaard.

3. De klacht

3.1 Klaagster verwijt de notaris dat in het uittreksel van het testament dat aan klaagster is verstrekt niets vermeld stond over de benoeming van de notaris tot executeur. Deze informatie was relevant voor klaagster als legataris.

3.2 Verder verwijt klaagster de notaris dat hij onduidelijk is geweest over zijn rol en de rol van zoon en erfgenaam [D] (hierna te noemen: zoon), terwijl de verklaringen daarover tegenstrijdig zijn. Na het overlijden van erflater is klaagster uitgenodigd voor een gesprek op 7 maart 2019 met de notaris op kantoor, waarbij tevens de zoon en een schoonzoon van erflater aanwezig waren. De notaris heeft toen een toelichting gegeven op de passages in het testament die voor klaagster relevant waren. Klaagster kreeg de indruk dat de notaris en de zoon samen executeur waren. Op verzoek van klaagster is haar op 13 maart 2019 een uittreksel van het testament verstrekt.

In een e-mailbericht van 17 april 2020 bericht de notaris het volgende:

“In eerste instantie zou zoon [D] alles regelen. Omdat de erflater bepaalde erfrechtelijke wensen had ten gunste van zoon [D] en [D] geen onenigheid wilde met zijn zusters heeft de erflater mij gevraagd of ik als executeur e.e.a. wil begeleiden. (…) In het eerste gesprek is aangegeven dat ik op grond van het testament executeur ben. Dit is bekend bij uw cliënt en de erfgenamen. De benoeming blijkt uit het testament. (…)”.

De notaris wekt aan de ene kant de indruk dat hij samen met de zoon executeur is. Aan de andere kant meldt hij dat de zoon in eerste instantie alles zou regelen, maar dat de notaris executeur is.

3.3 De notaris heeft zich niet ingeschreven in het boedelregister als betrokken notaris. Dit blijkt uit een uittreksel dat klaagster heeft opgevraagd bij het boedelregister. Door zich niet in te schrijven heeft de notaris onzorgvuldig en klachtwaardig gehandeld.

3.4 De notaris heeft een akte gepasseerd, waarbij hij zelf partij is, terwijl hij heeft nagelaten in de akte op te nemen wie de executeur/afwikkelingsbewindvoerder was. In artikel 19 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) is vermeld dat een notaris geen akte mag verlijden waarin hijzelf als partij optreedt dan wel als vertegenwoordiger optreedt voor een partij bij de akte. Verder staat in artikel 40 Wna dat de akte in ieder geval vermeldt de naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, woonplaats met adres en burgerlijke staat van de natuurlijke personen die partijen bij de akte vertegenwoordigen. In de akte houdende afgifte legaten staat alleen “executeur/afwikkelingsbewindvoerder”.  

3.5 Tot slot verwijt klaagster de notaris dat hij heeft nagelaten klaagster een afschrift van de akte tot afgifte van de legaten te verstrekken. Meerdere malen heeft klaagster verzocht om een afschrift van de akte houdende afgifte legaten, maar niet gekregen. De advocaat heeft uiteindelijk zelf een afschrift opgevraagd bij het kadaster.

4. Het verweer

4.1       De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd – hetgeen hierna voor zover van belang voor de beoordeling – zal worden besproken.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

5.2 Voor zover de klacht ziet op het uittreksel van het testament overweegt de Kamer het volgende. Omdat ook voor een legataris duidelijk moet zijn tot wie hij/zij zich moet wenden voor zijn legaat, raakt de vermelding van de executele in het uittreksel van het testament zijn of haar belang. In dit geval was klaagster aanwezig bij het eerste gesprek op het notariskantoor en was zij ervan op de hoogte dat de notaris de executeur was. Dat klaagster op de hoogte was blijkt eveneens uit bijlage 2 bij het klaagschrift aan de Geschillencommissie. Dit betreft een verslag van het gesprek op 7 maart 2019. Daarin staat:

“(…)

Opgesteld voor eigen gebruik, is niet gedeeld met de notaris, de executeur en de erfgenamen.

Aanwezigen:

  • Notaris, tevens executeur

(…).

Nu klaagster daarvan op de hoogte was kan het nalaten van de notaris hem niet als klachtwaardig verweten worden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.3 Zoals blijkt uit de beoordeling van het voorgaande klachtonderdeel kan het verwijt dat aan klaagster niet bekend was wat de rol van de notaris was niet voor juist worden gehouden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.4 Voor zover de klacht ziet op het boedelregister het volgende. Uit artikel 4:186 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat een notaris die betrokken is bij de afwikkeling van een nalatenschap, zich inschrijft in het boedelregister. Dat raakt niet de belangen van klaagster, die immers met de rol van de notaris bekend was, maar de belangen van derden. Ook voor derden moet het immers mogelijk zijn om na te gaan wie bij de nalatenschap van een erflater betrokken is. Het nalaten een inschrijving bij het boedelregister te doen is klachtwaardig. Dit klachtonderdeel is gegrond.

5.5       Wat betreft het passeren van de akte het volgende. De notaris heeft een akte houdende afgifte legaten gepasseerd. De notaris was, anders dan bij een testament, in de hoedanigheid van executeur/afwikkelingsbewindvoerder juridisch gezien partij bij de akte afgifte legaten. Dat zijn executeurschap er feitelijk anders uitzag, doet niet ter zake. Dat veranderde immers niets aan zijn juridische hoedanigheid en de daarmee samenhangende bevoegdheden. Het verweer van de notaris dat een vergelijking met een akte van verdeling inhoudt, baat hem niet. Bij die akte is de hoedanigheid van de notaris immers een andere dan van een executeur bij een akte van afgifte legaten. Dit klachtonderdeel is gegrond.

5.6       Wat betreft het verstrekken van het afschrift het volgende. De notaris heeft als bijlage bij het verweerschrift de brief toegevoegd van 18 juni 2020 waarbij het afschrift van de akte van afgifte legaten aan klaagster is gestuurd. Blijkbaar is dit afschrift per post niet bezorgd. De notaris heeft aangeboden het afschrift alsnog te verstrekken. De Kamer heeft geen grond te twijfelen aan de verzending van het afschrift. Het klachtonderdeel is reeds daarom ongegrond.

6. Maatregel

6.1 De gegronde klachtonderdelen samen rechtvaardigen naar het oordeel van de Kamer een maatregel. Het niet inschrijven in het boedelregister wordt hem, gelet op de belangen van mogelijke derden daarbij, aangerekend. Dat de notaris meende dat hij een akte mocht passeren waarbij hij in de hoedanigheid van executeur partij was, is een ernstige miskenning van de onafhankelijke rol van de notaris bij het passeren van een akte.

Tegenover die laakbaarheid in algemene zin staat dat de notaris door het nalaten en handelen de belangen van klaagster op geen enkele wijze heeft geschaad. De niet ingeschreven informatie was haar bekend, terwijl zij door het passeren van de akte de legaten kreeg waar zij op grond van het testament recht op had.

Verder staat voldoende vast dat het de bedoeling van erflater was om klaagster verzorgd achter te laten en dat hij er, in dat licht, voor heeft gekozen het testament te maken zoals hij deed. Het kan niet in het nadeel van de notaris meewegen dat klaagster het niet eens is met de inhoud van dat testament of dat dat ongunstiger effecten heeft dan zij voor ogen had. Evenmin kan een geschil met andere erfgenamen meewegen bij de bepaling van de maatregel. Van kwaadwillendheid van de notaris is ten slotte niet gebleken. Het passeren van de akte lijkt veeleer te zijn ingegeven door een zo soepel mogelijk willen afhandelen van een boedel in een complex krachtenveld.

6.2       De Kamer acht de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

6.3       Omdat de Kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99, vijfde lid, van de Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar te vergoeden.

6.4       De Kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b, eerste lid, onder a, van de Wna en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling Kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00 alsmede de notaris te veroordelen in de kosten die klaagster heeft moeten maken voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op in totaal € 1.050,00 (bestaande uit 1 punt voor het indienen van een klaagschrift en 1 punt voor de bijstand ter zitting met een waarde per punt van € 525,00).

6.5       De notaris dient het griffierecht en de kosten genoemd in alinea 6.3 binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster te vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

6.6       Verder ziet de Kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b, eerste lid, onder b, van de Wna en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling Kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000,00. De Kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) te Utrecht.

BESLISSING

De Kamer voor het notariaat:

  • verklaart de klacht deels ongegrond en deels gegrond;
  • legt de notaris de maatregel van waarschuwing op;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van klaagster, vastgesteld op € 1.100,-;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 2.000,-;

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.H.M. Smelt voorzitter, S.H. Poiesz en S.M.L.E. Schoonhoven-Stoot, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.