ECLI:NL:TNORDHA:2022:15 Kamer voor het notariaat Den Haag 21-26

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2022:15
Datum uitspraak: 24-08-2022
Datum publicatie: 10-10-2022
Zaaknummer(s): 21-26
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris dat hij de akte van partiële verdeling onrechtmatig heeft gepasseerd. Daarmee heeft hij rechten geschonden en zich niet gehouden aan wettelijke regelingen.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 24 augustus 2022 inzake de klacht onder nummer 21-26 van:

[klager],

hierna ook te noemen: klager,

tegen

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris,

advocaat mr. P.H. Kramer te Amsterdam.

1. Het procesverloop

1.1 De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlagen, ingekomen op 7 juli 2021.

1.2 De Kamer heeft het antwoord van de notaris, met bijlagen, ontvangen.

1.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 juni 2022. Daarbij was aanwezig de notaris bijgestaan door mr. P.H. Kramer. Klager is niet verschenen, hoewel deugdelijk opgeroepen. Van het verhandelde is proces-verbaal opgemaakt met daaraan de door de notaris overgelegde pleitnotities gehecht.

2. De feiten

2.1 Op 22 mei 2006 is mevrouw [A] (hierna te noemen: erflaatster) overleden. Erflaatster was de moeder van klager.

2.2 Uit de verklaring van erfrecht van 7 juni 2006 blijkt dat erflaatster bij testament van 6 maart 2003 over haar nalatenschap heeft beschikt. Klager en zijn drie zusters, zijn benoemd tot erfgenamen. [B], destijds notaris te Rotterdam is benoemd tot executeur. [B], heeft de benoeming aanvaard. De verklaring van erfrecht is ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers op 15 januari 2008.

2.3 Tot de nalatenschap van erflaatster behoorde onder meer een pand aan de [adres pand]. Dit pand is op 23 december 2008 bij notariële akte door de vier erfgenamen in drie appartementsrechten gesplitst.

2.4 Op 9 mei 2018 is klager failliet verklaard. [C] (hierna te noemen: curator) is benoemd tot curator.

2.5 Op 1 november 2018 hebben de curator namens klager, de executeur en de drie zusters van klager een vaststellingsovereenkomst gesloten. Deze vaststellingsovereenkomst betrof onder meer de verdeling van de drie appartementsrechten aan de drie zusters. Deze vaststellingsovereenkomst is op 1 november 2018 goedgekeurd door de rechter-commissaris in het faillissement van klager.

2.6 Klager heeft zich verzet tegen de vaststellingsovereenkomst en heeft de rechtbank Rotterdam verzocht de curator te ontslaan. Op 19 juli 2019 is het ontslagverzoek door de rechtbank afgewezen.

2.7 Op 2 september 2019 hebben de curator en de drie zusters een allonge op de vaststellingsovereenkomst gesloten, betreft de waardering van de drie appartementsrechten, te weten de waarde in onbewoonde staat conform waarderingsrapport. De allonge is goedgekeurd door de rechter-commissaris op 24 oktober 2019. Klager heeft geen hoger beroep ingesteld tegen deze goedkeuring.

2.8 Bij e-mailbericht van 11 februari 2020 heeft de notaris klager bericht dat hij niets anders kon doen dan uitvoering geven aan de vaststellingsovereenkomst en de allonge. Hij verzocht klager vóór 27 februari 2020 te melden of hij juridische stappen wilde ondernemen. Op 27 februari 2020 heeft klager bericht dat hij het dossier in handen zou geven van een advocaat en een juridische procedure zou starten.

2.9 De notaris heeft vervolgens de advocaat van klager een laatste termijn gesteld tot 9 maart 2020. Er is daarna geen reactie meer vernomen van de advocaat van klager.

2.10     Op 9 maart 2020 heeft de notaris een akte van partiële verdeling gepasseerd, waarbij voornoemde drie appartementsrechten werden toebedeeld en geleverd aan de drie zusters van klager. Partij bij deze akte waren, de executeur, de drie zusters en de curator.

3. De klacht

3.1       Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat de appartementsrechten niet meer tot de onverdeelde nalatenschap van erflaatster behoorden, omdat de akte van splitsing gepasseerd is zonder dat de executeur betrokken was (brief van [D] van 30 oktober 2014 aan klager). De executele zou zijn beëindigd.

Verder behoort het pand aan de [adres pand] niet meer tot de nalatenschap vanwege de inschrijving van de verklaring van erfrecht en executele in de openbare registers. De nalatenschap bestond niet meer.

3.2       Klager verwijt de notaris dat hij de akte van partiële verdeling onrechtmatig heeft gepasseerd. Daarmee heeft hij rechten geschonden en zich niet gehouden aan wettelijke regelingen.

3.3       Klager stelt dat de akte van partiële verdeling nietig is.

4. Het verweer

4.1 De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna ­- voor zover nodig -­ zal worden besproken.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

5.2       In het klaagschrift heeft klager een uitvoerig beschrijving gegeven van de gang van zaken weergegeven na het overlijden van eerst zijn vader en daarna zijn moeder. In die beschrijving komen ook anderen dan de notaris voor, zoals (oud-)notarissen, advocaten en een rechter. De Kamer dient zich te beperken tot de klacht over het handelen en of nalaten van de notaris. De Kamer vat de klacht samen dat de notaris niet de akte van partiële verdeling had mogen passeren.

5.3       Vast is komen te staan dat de notaris onderzoek heeft verricht alvorens hij de akte van partiële verdeling heeft gepasseerd. Hij heeft vastgesteld dat met de akte van partiële verdeling uitvoering zou worden gegeven aan de vaststellingsovereenkomst van 1 november 2018 met allonge van 2 september 2019, die door daartoe bevoegde personen – de curator was de beschikkingsbevoegde over het vermogen van klager –  waren gesloten. Nog daargelaten de vraag of het de geldigheid van de rechtshandeling raakt, heeft de notaris zich ervan vergewist dat de curator voor het sluiten van die overeenkomst de toestemming van de rechter-commissaris had.

Verder is gebleken dat ook klager, ondanks het ontbreken van beschikkingsbevoegdheid, in de gelegenheid is gesteld zijn bezwaren tegen de beoogde akte te uiten. Hem is de gelegenheid geboden om juridische stappen te ondernemen. Uiteindelijk heeft de notaris van klager niets meer vernomen. De notaris heeft daarna de akte gepasseerd.

5.4       Uit het voorgaande volgt dat de notaris hiermee zorgvuldig heeft gehandeld en zijn ministerie mocht verlenen. De klacht is ongegrond.

BESLISSING

De Kamer voor het notariaat:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.H.M. Smelt voorzitter, L.G. Vollebregt en M.R.H. Krans, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2022.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.