ECLI:NL:TNORARL:2022:7 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/383584 / KL RK 21-22

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2022:7
Datum uitspraak: 29-03-2022
Datum publicatie: 14-06-2022
Zaaknummer(s): C/05/383584 / KL RK 21-22
Onderwerp: Ondernemingsrecht, subonderwerp: BV/NV
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Een groot deel van de klacht ziet op het beheer van de depots door de oud-notaris. Dit kan daarom deze notaris niet worden aangerekend. Het beheer van de depots is de klagers ook al langer dan drie jaar bekend zodat zij daarin niet-ontvankelijk zijn.De notaris kan niet overgaan tot afwikkeling van de depots gezien de depotovereenkomsten. Dit klachtonderdeel is ongegrond.De notaris heeft terecht geweigerd om de uitkomst van het erfgenamenonderzoek met klager 2 te delen omdat zij geen erfgenaam is, ondanks dat zij wel opdrachtgever is. Ook deze klacht is ongegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/383584 / KL RK 21-22

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

1. [naam klager],

wonende te [woonplaats],

gemachtigde: [naam gemachtigde]

2. [naam onderneming]

gevestigd te [vestigingsplaats],

gemachtigde: [naam gemachtigde]

klagers,

tegen

[naam notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

gemachtigde: mr. B. Holshuijsen.

Partijen worden hierna respectievelijk klagers en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit

  • de klacht, met bijlagen, van 28 januari 2021;
  • het verweer van de notaris van 22 maart 2021.

1.2. De klachtzaak is ter zitting van 11 juni 2021 behandeld, waarbij zijn verschenen klagers enerzijds en de notaris anderzijds. Op verzoek van klagers is de beslissing aangehouden. Daarna zijn de volgende stukken ontvangen:

  • het bericht van de notaris, van 31 december 2021;
  • het bericht van klaagster, van 14 januari 2022;
  • het bericht van de notaris, van 11 februari 2022.

2. De feiten

2.1. Klaagster 1 heeft een relatie gehad met de heer [naam echtgenoot] (hierna: de heer [X]). Zij hadden ook diverse ondernemingen waaronder klager 2, namens wie klaagster 1 optreedt als vereffenaar.

2.2. Klagers hebben diverse procedures gevoerd tegen de heer [naam]. Uiteindelijk zijn zij overeengekomen dat er een bindend adviseur benoemd zal worden. De kosten voor deze adviseur zouden worden voldaan uit een te vormen depot bij notaris [naam notaris] te [vestigingsplaats].

2.3. Er is in 2012 een depotovereenkomst overeengekomen tussen klaagster 1 en de heer [X] waarin is overeengekomen dat er een bedrag van € 74.172,96 in depot zal worden gehouden bij de notaris. In deze overeenkomst is de volgende bepaling opgenomen:

3. De notaris mag voor het overige slechts tot uitbetaling aan partijen overgaan indien:

  • hij van beide partijen schriftelijk een gelijkluidende opdracht hiertoe ontvangt, waarbij beide partijen verplicht zijn aan deze opdracht zo spoedig mogelijk hun medewerking te verlenen; of
  • na een rechterlijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan; of
  • op basis van een duidelijke instructie die blijkt uit het bindend advies van de accountant zoals vermeld in de aangehechte overeenkomst.

2.4. In 2012 is er een depotovereenkomst opgesteld waarin is overeengekomen dat [naam onderneming Q] € 81.000 verschuldigd is aan [naam onderneming Y] en dat hij dit in depot stort bij notaris [naam notaris] te [vestigingsplaats]. In deze overeenkomst is de volgende bepaling opgenomen:

4. De notaris mag slechts tot uitbetaling aan partijen overgaan indien:

  • hij van beide partijen schriftelijk een gelijkluidende opdracht hiertoe ontvangt, waarbij beide partijen verplicht zijn aan deze opdracht zo spoedig mogelijk hun medewerking te verlenen; of
  • na een rechterlijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan dan wel uitvoerbaar bij voorraad is verklaard; of
  • op basis van een duidelijke instructie die blijkt uit het bindend advies van de heer [naam] zoals vermeld in de aangehechte overeenkomst, of een andere schriftelijke instructie van de heer [naam] aan de notaris, waarbij heer [naam] de wettelijke en statutaire bepalingen die van toepassing zijn op [onderneming Y] in acht dient te nemen.

2.5. De eerste bindend adviseur, de heer [naam], heeft de opdracht tot het geven van een bindend advies terug moeten geven in 2013. De tweede bindend adviseur heeft geen bindend advies uitgebracht.

2.6. Op 9 mei 2019 is de heer [X] overleden. De directe erfgenaam heeft de nalatenschap verworpen.

2.7. Klagers hebben meerdere keren aan de notaris verzocht om over te gaan tot afwikkeling van de depots en om deze uit te keren.

2.8. Klaagster 1 heeft als bestuurder van klager 2 op 18 januari 2020 opdracht gegeven aan de notaris om een erfgenamenonderzoek uit te voeren.

2.9. De bedragen, althans het restant daarvan, staan nog steeds in depot bij de notaris.

2.10. Inmiddels is er een vereffenaar benoemd voor de nalatenschap van de heer [X].

3. De klacht en het verweer

3.1. Klagers verwijten de notaris klachtwaardig handelen ten aanzien van het volgende:

  • de wijze waarop de notaris twee bij hem en zijn voorganger mr. [naam notaris] ondergebrachte depots meent te moeten beheren en afwikkelen;
  • de wijze waarop de notaris omgaat met een door hem aan klager 2 verstrekte opdracht tot onderzoek naar de erfgenamen van de heer [X].

3.2. Ten aanzien van de eerste klacht stellen klagers dat de doelstellingen waarvoor het depot van € 74.000 is verstrekt niet meer aan de orde zijn. Er komt geen bindend advies meer, want de heer [X] is overleden. De nota’s van de bindend adviseur zijn al betaald dus is het depot niet meer nodig.

Het tweede depot van € 81.000 is ook niet meer nodig omdat de € 81.000 oorspronkelijk eigendom was van [onderneming Y] en ten gevolge van het faillissement van deze vennootschap wordt de slotuitkering eigendom van de moedervennootschap, te weten klager 2. [onderneming Y] bestaat niet meer en met de crediteuren is inmiddels afgerekend. Klagers hebben de notaris meerdere keren verzocht om uitbetaling van de depots maar deze wil dat alleen doen na een vonnis van de rechtbank.

Daarnaast heeft de notaris de depots niet goed beheerd doordat alles op één hoop is gegooid en er geen onderscheid is gemaakt tussen de depots.

3.3. Ten aanzien van de tweede klacht voeren klagers het volgende aan. De erfgenamen van de heer [X] hebben de nalatenschap verworpen. Klaagster 1 heeft als bestuurder van klager 2 op 18 januari 2020 opdracht gegeven aan de notaris tot het instellen van een erfgenamenonderzoek. De kosten daarvan zijn in totaal € 9.427,85. Het onderzoek is niet afgerond omdat klaagster 1 de kosten te hoog vond. De notaris weigert om de uitkomsten van het onderzoek met haar te delen. Hij stelt dat dit valt onder zijn geheimhoudingsplicht.

3.4. Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1. Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2. Volgens artikel 99 lid 21 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klachtgerechtigde van het handelen of nalaten van de notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding geven, kennis heeft genomen. Uit vaste jurisprudentie volgt dat voor aanvang van de vervaltermijn bepalend is de objectieve kennis van het handelen of nalaten van de notaris en niet de subjectieve kennis dat dit handelen of nalaten mogelijk tuchtrechtelijk onjuist zou kunnen zijn. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan deze termijn verlengd worden.

Klacht 1

4.3. De kamer overweegt dat klagers de notaris verwijten dat hij de depots niet goed heeft beheerd én dat hij ten onrechte niet overgaat tot afwikkeling. Over het beheer van de depots overweegt de kamer dat de notaris het beheer heeft gekregen doordat hij het protocol van mr. [naam notaris] heeft overgenomen. Hij heeft het beheer voortgezet zoals hij het heeft gekregen. Klagers verwijten de notaris dat alles op één hoop is gegooid (daarmee bedoelen klagers dat de in depot gestorte bedragen niet apart zijn gehouden) en dat de rente niet goed is berekend. Verder is er geen overzicht verstrekt.

Een groot deel van deze verwijten zien op het beheer door de oud-notaris mr. [naam notaris]. Dit kan daarom niet de thans aangeklaagde notaris worden verweten. Daarnaast overweegt de kamer dat het klagers sinds 2013 al bekend is hoe de depots beheerd worden. Klaagster 1 schrijft daar in 2013 ook al over naar de oud-notaris. Het beheer van de depots is daarmee een praktijk die klagers al lang bekend is. In ieder geval al meer dan drie jaar voordat de klacht is ingediend. Dit betekent dat klagers op dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk zijn.

Het voorgaande wil overigens niet zeggen dat van de notaris niet gevergd zou mogen worden om de depots alsnog te splitsen, voor zover dit mogelijk is.

4.4. Ten aanzien van de afwikkeling van de depots overweegt de kamer dat de notaris daartoe niet kan overgaan. In tegenstelling tot wat klagers stellen is het door het overlijden van de heer [X] niet duidelijk wie de rechthebbenden zijn. Uit de depotovereenkomsten zoals die hiervoor onder 2.4 en 2.5 zijn geciteerd kan de notaris slechts in drie situaties overgaan tot uitbetaling. Geen van die situaties heeft zich nu nog voorgedaan. Er is geen gelijkluidende opdracht van partijen om over te gaan tot uitkering, er is ook geen rechterlijke uitspraak of advies van de bindend adviseur. De notaris kan daardoor de depots niet uitkeren. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klacht 2

4.5. Klager 2 heeft de notaris opdracht gegeven om een erfgenamenonderzoek uit te voeren om te kijken wie de erfgenamen zijn van de heer [X]. De kosten voor het onderzoek zijn voorgefinancierd uit de depots. Uit dat onderzoek kwamen 197 personen in beeld. Klager 2 heeft de notaris daarna verzocht om het onderzoek niet meer voort te zetten. Klager 2 heeft aan de notaris verzocht om aan haar de gegevens te verstrekken die hij heeft gevonden, en dat heeft de notaris geweigerd. De notaris stelt dat hij die persoonsgegevens niet aan klager 2 kan overhandigen.

4.6. De kamer overweegt dat uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken duidelijk is geworden dat klaagster 1 en de notaris op 17 januari 2020 een bespreking hebben gehad over wat er moet gebeuren met de depots. Volgens de notaris heeft hij daarbij twee wegen voorgesteld, namelijk het laten benoemen van een vereffenaar of het uitvoeren van een erfgenamenonderzoek. Omdat klaagster 1 aangaf geen kosten meer te kunnen maken voor een gerechtelijke procedure heeft zij ervoor gekozen om een erfgenamenonderzoek te laten uitvoeren, aldus de notaris. Volgens klaagster 1 is het gesprek niet zo gegaan. Zij begreep van de notaris dat er eerst een erfgenamenonderzoek moet worden uitgevoerd en als je daarbij ver genoeg teruggaat en geen erfgenamen worden gevonden, dat er dan een vereffenaar wordt benoemd.

4.7. De kamer begrijpt dat partijen allebei niet hadden verwacht dat er zoveel potentiële erfgenamen zouden worden gevonden. De klacht ziet erop dat de notaris weigert om de gevonden persoonsgegevens aan klager 2 als opdrachtgever te verstrekken. Daartoe overweegt de kamer dat dit onderdeel ongegrond is. Klager 2 was opdrachtgever maar geen erfgenaam. Daarom heeft zij geen recht om te weten wie de erfgenamen zijn.

De notaris had aan klagers een duidelijkere toelichting kunnen geven over de gang van zaken en wat er zou gebeuren als er wel (veel) erfgenamen werden gevonden. Nu was het voor klagers pas duidelijk dat zij de gegevens van de erfgenamen niet zouden krijgen, nadat het onderzoek al was uitgevoerd en er kosten voor waren gemaakt. Aan klagers had duidelijker verteld kunnen worden dat zij slecht opdrachtgever zijn en geen erfgenaam, waardoor zij niet over alle informatie uit het onderzoek mogen beschikken. Dat de gegevens niet worden verstrekt, daarop ziet de klacht, is echter geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

4.8. De kamer overweegt ten overvloede dat van de notaris verwacht mag worden dat hij zich verstaat met de vereffenaar en klagers om zo snel mogelijk uit deze impasse te komen, zo nodig door de zaak voor te leggen aan de rechter.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

  • verklaart klagers niet-ontvankelijk voor zover de klacht ziet op het beheer van de depots;
  • verklaart de klacht ongegrond voor zover de klacht ziet op de afhandeling van de depots;
  • verklaart klacht 2 ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. D. Vergunst, voorzitter, mr. M.J.C. van Leeuwen en mr. M.M.M. Oors, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Gerwen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2022.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.