ECLI:NL:TNORARL:2022:45 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/404050 KL RK 22-58

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2022:45
Datum uitspraak: 06-12-2022
Datum publicatie: 09-12-2022
Zaaknummer(s): C/05/404050 KL RK 22-58
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: De kamer oordeelt uitsluitend over de tuchtrechtelijke betamelijkheid van het doen of laten van een (kandidaat-) dan wel toegevoegd notaris in de uitoefening van zijn of haar ambt. De beoordeling van de eventuele civielrechtelijke gevolgen van bedoeld doen of laten is voorbehouden aan de civiele rechter. Dit betekent dat de kamer niet bevoegd is om te oordelen in dit geval over de kwestie of de toegevoegd notaris in het testament al dan niet de werkelijk laatste wil van moeder heeft vastgelegd. De kamer kan klager daarom in dit onderdeel van zijn klacht niet ontvangen.  Geluidsopname Gebrek aan toestemming voor de geluidsopname - afgezien van de wettelijke sancties die daarvoor van toepassing kunnen zijn - staat niet in de weg aan kennisname daarvan in deze tuchtrechtelijke procedure. Dit is naar analogie van het beginsel van vrije bewijsgaring van artikel 152 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in beginsel niet uitsluit. Dit is slechts anders indien en voor zover geoordeeld wordt dat bijkomende omstandigheden zwaarder wegen dan het belang van waarheidsvinding dat met de kennisname van de geluidsopname gediend is (zie onder meer ECLI:NL:GHSHE:2019:285).  Zorgvuldig informeren en eigen wil(svorming) controleren. Op grond van de geluidopname, waarvan de inhoud door de toegevoegd notaris niet is betwist, wordt vastgesteld dat de toegevoegd notaris het testament destijds niet had moeten passeren aangezien bij het desbetreffende gesprek deels twee van de kinderen van erflaatster aanwezig zijn geweest die in een niet harmonieuze sfeer in tegengestelde zin op moeder hebben ingepraat. Ook is onvoldoende gebleken dat de toegevoegd notaris erflaatster voldoende zorgvuldig zou hebben geïnformeerd en haar wil gecontroleerd. Klacht deels gegrond, berisping wegens eerdere waarschuwing vergelijkbare kwestie.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN


Kenmerk:     C/05/404050 / KL RK 22-58

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K.],
wonende te […],
klager,

tegen


[N.],
toegevoegd notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de toegevoegd notaris genoemd.


1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit
-    de klacht, met bijlagen, van 24 mei 2022
-    de aanvullende stukken van klager van 30 mei 2022
-    het verweer van de toegevoegd notaris van 13 juni 2022

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 7 november 2022 behandeld, waarbij zijn verschenen klager enerzijds en de toegevoegd notaris anderzijds. Klager heeft een pleitnotitie overgelegd.


2. De feiten

2.1 Uit het huwelijk van de ouders van klager zijn vier kinderen geboren, te weten [E.], [K.]  , [D.] en [V.]. 

2.2 In 1980 is klagers zus [D.] overleden.

2.3 [K.] heeft in 1990 het ouderlijk huis verlaten om op zich zelf te gaan wonen.

2.4 De vader van klager, [P.], is overleden op 6 augustus 1992. 

2.5 [V.] heeft het ouderlijk huis verlaten in 1999.

2.6 Klager is in januari 2018 opnieuw in de ouderlijke woning gaan wonen.

2.7 De moeder van klager (hierna: moeder of erflaatster) heeft op 6 september 2018 bij testament over haar nalatenschap beschikt.

2.8 [K.] heeft zonder voorafgaande toestemming van betrokkenen geluidsopnamen gemaakt van het op 6 september 2018 gevoerde gesprek tussen de toegevoegd notaris en erflaatster, voorafgaand aan de ondertekening van het testament.

2.9 Moeder is overleden op 11 februari 2021.

2.10 Na het overlijden van erflaatster heeft [K.] een afschrift van haar testament ontvangen en is hem gebleken dat met het testament van 6 september 2018 zijn broer [E.] tot enig erfgenaam benoemd is. Verder zijn er - volgens [K.] niet aan het kindsdeel gelijke - legaten vastgesteld ten behoeve van hem en zijn zus [V.] en legaten ten behoeve van de kleinkinderen van erflaatster. [V.] is benoemd tot executeur.

2.11 Ten tijde van het door klager aan de toegevoegd notaris verweten handelen was zij werkzaam bij notaris [W.] en trad zij op als waarnemer voor de notaris.


3. De klacht en het verweer

3.1 Klager verwijt de toegevoegd notaris
1) dat zij in het testament niet de werkelijk laatste wil van moeder heeft vastgelegd;
2) dat zij moeder niet in vrijheid heeft laten testeren bij het passeren van haar testament;
3) dat zij de wil van moeder onvoldoende heeft onderzocht en moeder onvoldoende heeft geïnformeerd over de rechtsgevolgen van het testament van 6 september 2018.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.


4. De beoordeling

Norm
4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of  kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Artikel 99 lid 21 Wna bepaalt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven. Indien de klacht wordt ingediend na afloop van die drie jaren, wordt de klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege als de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas na afloop van de verjaringstermijn van drie jaren bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

Tijdigheid van de klacht
4.3 De toegevoegd notaris stelt zich op het standpunt dat de voorliggende klacht over haar handelwijze bij het opstellen van het testament in 2018 niet tijdig is ingediend. 
De kamer overweegt dat er tussen het opstellen van het testament en het indienen van de klacht inderdaad meer dan drie jaar verstreken is. Klager heeft echter eerst bij gelegenheid van de inzage van het testament aansluitend aan het overlijden van erflaatster kennis kunnen nemen van het feit dat het testament van erflaatster van 6 september 2018 het laatste testament van erflaatster was.


De kamer is daarom van oordeel dat voor de aanvang van de verjaringstermijn in deze zaak uitgegaan met worden van de datum van 11 februari 2021. De klacht is binnen drie jaar nadien en dus tijdig ingediend. Dit betekent dat klager in zijn klacht kan worden ontvangen, in ieder geval voor zover de kamer bevoegd is daarover te oordelen.

Bevoegdheid van de kamer
4.4 Uit de hierboven aangehaalde bepaling van artikel 93 lid 1 Wna volgt dat de kamer uitsluitend oordeelt over de tuchtrechtelijke betamelijkheid van het doen of laten van een (kandidaat-) dan wel toegevoegd notaris in de uitoefening van zijn of haar ambt.
De beoordeling van de eventuele civielrechtelijke gevolgen van bedoeld doen of laten is voorbehouden aan de civiele rechter. Dit betekent dat de kamer niet bevoegd is om te oordelen over de kwestie die klager in klachtonderdeel 1) aan de orde stelt, te weten de vraag of de toegevoegd notaris in het testament al dan niet de werkelijk laatste wil van moeder heeft vastgelegd. De kamer kan klager daarom in dit onderdeel van zijn klacht niet ontvangen. 

Geluidsopname
4.5.1 De notaris wijst erop dat de geluidsopname waarop klager zijn klacht baseert, zonder toestemming is gemaakt. Vanwege het ontbreken van toestemming zou de geluidsopname in deze procedure buiten beschouwing moeten blijven. 

4.5.2 De kamer overweegt dat het gebrek aan toestemming voor de opname - afgezien van de wettelijke sancties die daarvoor van toepassing kunnen zijn - kennisname daarvan in deze tuchtrechtelijke procedure naar analogie van het beginsel van vrije bewijsgaring van artikel 152 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in beginsel niet uitsluit. Dit is slechts anders indien en voor zover geoordeeld wordt dat bijkomende omstandigheden zwaarder wegen dan het belang van waarheidsvinding dat met de kennisname van de geluidsopname gediend is (zie onder meer ECLI:NL:GHSHE:2019:285). 

4.5.3 Een dergelijk geval doet zich hier naar het oordeel van de kamer voor daar waar de toegevoegd notaris alleen met erflaatster spreekt (transcript van de geluidsopname pagina 2 bovenaan vanaf 2e regel na 01:54  tot en met pagina 4 onderaan). Hier is naar het oordeel van de kamer sprake van een situatie waarin het belang dat wordt beschermd met het grondwettelijk recht op privacy zwaarder moet wegen dan het belang van waarheidsvinding dat met de geluidsopname wordt gediend. Dit deel van (het transcript van) de geluidsopname wordt daarom bij de beoordeling van deze klacht buiten beschouwing gelaten. 
Voor het overige wordt de door klager ingebrachte geluidsopname als toelaatbaar aangemerkt. De kamer betrekt daarom in de beoordeling van deze zaak de passages als weergegeven in de transcriptie vanaf (pagina 1) 00:04 tot en met (pagina 2) 2 regels na 01:54 en vanaf pagina 5 bovenaan tot en met pagina 13 onderaan.  

4.5.4. De toegevoegd notaris heeft niet betwist dat de transcriptie van een correcte weergave is van de geluidsopname.

4.6 Klachtonderdeel 2) Klager verwijt de toegevoegd notaris dat zij moeder niet in vrijheid heeft laten testeren bij het passeren van haar testament
4.6.1 Uit de transcriptie blijkt dat er bij het passeren van het testament bij erflaatster thuis sprake was van een niet-harmonieuze situatie, gekenmerkt door openlijk onderling wantrouwen tussen [K.] en [V.], waarbij zowel [K.] als [V.] erflaatster onvriendelijk en dwingend en/of indringend hebben toegesproken. De boodschap van [K.] en [V.] aan erflaatster was bovendien tegengesteld. [K.] zei erflaatster dat zij het testament (nog) niet moest ondertekenen en [V.] zei dat moeder dat wel moest doen.

4.6.2 De  toegevoegd notaris heeft hierover ter zitting opgemerkt dat zij de situatie, zou zij daar nu weer mee te maken krijgen, anders zou aanpakken door het passeergesprek met erflaatster op dat moment te beëindigen en een andere keer (op kantoor) of in ieder geval buiten aanwezigheid van klager en zijn zus voort te zetten. De notaris heeft dat hier echter nagelaten. De klacht moet daarom op dit onderdeel gegrond verklaard worden.

4.7 Klachtonderdeel 3) Klager verwijt de toegevoegd notaris dat dat zij de wil van moeder onvoldoende heeft onderzocht en moeder onvoldoende heeft geïnformeerd over de rechtsgevolgen van het testament van 6 september 2018.

4.7.1 Uit de transcriptie van blijkt dat erflaatsterkort voorafgaand aan het passeren tegen klager heeft gezegd: 

“ Ik zet nou een handtekening, [K.] , je moet niet zitten te zeuren want het is eerlijk gegaan! En eh, er is geen één tekort gekomen! Want ik weet, ik heb direct tegen haar gezegd “ik wil eerlijk zijn en ze krijgen allemaal hetzelfde!!”

En ook: 

“Ik beslis nu! Ik beslis zelf! Het spul hoort mij toe en ik kan net doen zoals ik zelf wil. En jij komt ook niets tekort!! Jij krijgt net zo veel als die anderen! Als je dat maar weet. Jij bent helemaal in, in geen één deel tekort gekomen en die kleinkinderen ook niet.”

4.7.2 Tegenover deze uitlatingen van de moeder blijkt niet dat de  toegevoegd notaris heeft geverifieerd of erflaatster - in afwijking van hetgeen in het concept-testament was geregeld - daadwerkelijk meende dat zij alle (klein)kinderen gelijk bedeelde. Ook blijkt uit de hierboven aangehaalde passages van het transcriptie niet dat de  toegevoegd notaris naar aanleiding van de hierboven aangehaalde uitlatingen van erflaatster haar heeft gevraagd of zij de bepalingen uit haar testament wel goed overzag en/of zij anders misschien over de te treffen regeling van gedachten veranderd was.

4.7.3 De kamer is daarom van oordeel dat de toegevoegd notaris de wil de van moeder onvoldoende heeft onderzocht en haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de rechtsgevolgen van het testament van 6 september 2018.

4.8 Maatregel
De geconstateerde tekortkomingen in de werkwijze van de toegevoegd notaris raken naar het oordeel van de kamer de kernwaarden van het notarisambt, aangezien het er in de voorliggende zaak voor gehouden moet worden dat de toegevoegd notaris bij het voorbereiden en passeren van het testament niet de vereiste zorgvuldigheid en onafhankelijkheid heeft betracht. Enige objectieve rechtvaardiging voor dit handelen ontbreekt. De toegevoegd notaris beroept zich op de sterke wil van erflaatster, maar dat is eerder reden om het gesprek te schorsen en de tijd te nemen om die wil nog eens goed  in een één op één gesprek te toetsen, dan een argument om dat na laten. Dat er sprake was van een vervelende situatie voor erflaatster, die door haar kinderen in tegengestelde zin werd aangesproken op haar voornemen om het testament te tekenen, is evenmin reden om door te zetten, alle goede bedoelingen van de toegevoegd notaris om het belang van erflaatster zo goed mogelijk te dienen ten spijt.
Dit klemt te meer nu de  toegevoegd notaris voor een vergelijkbare tekortkoming bij het passeren van een testament in 2017 door deze kamer eind 2021 de maatregel van waarschuwing kreeg opgelegd. 


Met die maatregel kan in deze zaak niet meer worden volstaan. Er zal slechts een berisping worden opgelegd, omdat de beide zaken zich inmiddels ruim vier tot vijf jaar geleden hebben afgespeeld en de toegevoegd notaris ter zitting te kennen heeft gegeven van beide zaken heeft geleerd en dergelijke fouten niet opnieuw zal maken.

4.9 Kostenveroordeling 
4.9.1 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 
99 lid 5 Wna het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem te vergoeden. 

4.9.2 De kamer ziet aanleiding om de toegevoegd notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub a Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,-;

4.9.3 De toegevoegd notaris dient de kosten en het griffierecht genoemd in alinea 4.9.1 en 4.9.2 binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager te vergoeden. Klager dient daarvoor tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de toegevoegd notaris.

4.9.4 De kamer ziet verder aanleiding om de toegevoegd notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub b Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000,00, met een wegingsfactor 1. 
De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht. 

4.10 Dit leidt tot de volgende beslissing.


5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-    verklaart klager niet-ontvankelijk in het eerste onderdeel van zijn klacht;

-     verklaart de klacht voor het overige gegrond;

-     legt de toegevoegd notaris de maatregel van berisping op;

-    veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,00 en de forfaitaire     kosten van € 50,00, derhalve van € 100,00 in totaal aan klager op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder alinea 4.9.3 bepaald;

-    veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 2.000,00 op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder alinea 4.9.4  bepaald.


Deze beslissing is gegeven door mr. D. Vergunst, voorzitter, mr. C.J.M. Hendriks en
mr. H.J.T. Vos, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 6 december 2022.


De secretaris                                                                             De voorzitter
        

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.