ECLI:NL:TNORARL:2022:44 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/402790 KL RK 22-47

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2022:44
Datum uitspraak: 30-09-2022
Datum publicatie: 27-10-2022
Zaaknummer(s): C/05/402790 KL RK 22-47
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris door geen boedelbeschrijving te maken, direct na het overlijden in 2013, zijn informatieplicht als executeur geschonden. De notaris heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij na het overlijden van erflater gesprekken heeft gehad met de erfgenamen over de afwikkeling van de nalatenschap. Het is aan de notaris als executeur om een actieve rol in te nemen bij de afwikkeling. Dat kan ook zijn het vastleggen van de afspraken die partijen onderling hebben gemaakt.Geen kostenveroordeling voor de verleende rechtsbijstand omdat de gemachtigde van klaagster haar bewindvoerder is en geen derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleend.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/402790 / KL RK 22-47

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[kantoor bewindvoerder] B.V.

gevestigd en kantoorhoudend te [plaats],

handelende in de hoedanigheid als bewindvoerder van

[klaagster],

wonende te [woonplaats],

gemachtigde: H. de Vegt,

tegen

mr. [notaris],

notaris te [plaats].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit

  • de klacht, met bijlagen, van 12 april 2022;
  • het verweer van de notaris van 9 juni 2022.

1.2.      De klachtzaak is ter zitting van 5 september 2022 behandeld, waarbij zijn verschenen de gemachtigde van klaagster enerzijds en de notaris via een online verbinding anderzijds. De gemachtigde van klaagster heeft spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Deze aantekeningen zijn na de zitting toegestuurd aan de notaris.

2.         De feiten

2.1.      Klaagster is erfgenaam van [naam erflater] (hierna: erflater). Klaagster stond tot 1 februari 2020 onder bewind bij Stichting [naam stichting] (voorheen h.o.d.n. Stichting [naam stichting]) dan wel haar rechtsopvolgster [naam] B.V. Het vermogen van klaagster staat sinds 1 februari 2020 onder bewind bij [kantoor bewindvoerder] B.V. te [plaats].

2.2.      Erflater heeft bij testament van 9 januari 2008 de notaris tot executeur benoemd. Zij stond onder bewind bij [de stichting].

2.3.      Erflater is op 22 juni 2013 overleden.

2.4.      Op 9 juli 2013 heeft de notaris een verklaring van executele opgesteld en de benoeming tot executeur van de nalatenschap aanvaard.

2.5.      De notaris heeft als executeur de woning van erflater laten taxeren en een afschrift van het rapport aan klaagster gezonden op 2 oktober 2013. Daarna heeft klaagster op 10 april 2014 nog een kopie van het bezwaar tegen de WOZ beschikking ontvangen van de notaris.

2.6.      Namens klaagster heeft haar huidig bewindvoerder op 13 januari 2021 contact opgenomen met de notaris waarin zij vroeg wat de stand van zaken was met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap. De notaris heeft daarop gereageerd bij e-mail van 4 maart 2021 en 19 april 2021. Vervolgens is er via de e-mail nog diverse keren contact geweest.

3.         De klacht en het verweer

3.1.      Klaagster verwijt de notaris dat hij zijn taak als executeur niet goed heeft vervuld. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

  • de notaris heeft niet voldaan aan zijn informatieplicht;
  • er is geen vermelding in het boedelregister gedaan;
  • de nalatenschap is negen jaar onverdeeld gebleven.

3.2.      De kamer zal de klacht beoordelen zoals die in het klaagschrift is geformuleerd, zie hiervoor onder 3.1, en niet zoals de gemachtigde ter zitting heeft aangevuld. Een eventuele belangenverstrengeling tussen de notaris en [de stichting] maakt daarom geen onderdeel uit van de klacht.

3.3.      Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.         De beoordeling

De norm

4.1.      Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2.      Volgens artikel 99 lid 21 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klachtgerechtigde van het handelen of nalaten van de notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding geven, kennis heeft genomen. Uit vaste jurisprudentie volgt dat voor aanvang van de vervaltermijn bepalend is de objectieve kennis van het handelen of nalaten van de notaris en niet de subjectieve kennis dat dit handelen of nalaten mogelijk tuchtrechtelijk onjuist zou kunnen zijn. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan deze termijn verlengd worden.

De ontvankelijkheid

4.3.      In zijn verweerschrift voert de notaris aan dat de klacht buiten de driejaarstemijn van artikel 99 lid 21 Wna is ingediend omdat klaagster al na het overlijden van erflater op de hoogte was van de samenstelling en de omvang van de nalatenschap.

4.4.      Voor zover de notaris zijn beroep op verjaring ter zitting heeft gehandhaafd, is dit verweer tardief. Het is in dit geval de notaris als executeur die lange tijd, negen jaar na het overlijden van erflater, heeft stil gezeten. Omdat de klacht onder andere ziet op het lang onverdeeld blijven van de nalatenschap en het niet informeren van klaagster, is klaagster wel ontvankelijk in haar klacht. Daarbij speelt mee dat het vermogen van klaagster voorheen onder bewind stond van [de stichting] waarvan de notaris bestuurslid is. Pas vanaf 1 februari 2020 is de huidige bewindvoerder betrokken, die de afwikkeling van de nalatenschap voor klaagster is gaan onderzoeken.

Klachtonderdeel 1: niet voldaan aan informatieplicht

4.5.      Klaagster verwijt de notaris dat hij geen informatie verstrekt over de omvang van de nalatenschap en dat hij haar niet op de hoogte houdt over de afwikkeling. De notaris heeft aan klaagster bijvoorbeeld geen boedelbeschrijving toegestuurd.

4.6.      De notaris heeft toegelicht dat hij in de veronderstelling was dat de boedelbeschrijving al wel aan klaagster was opgestuurd. Hij heeft dat in ieder geval alsnog gedaan in de week van 2 september 2022. Verder dacht de notaris dat er door de bewindvoerder van erflater een eindrekening- en verantwoording was ingediend bij de rechtbank.

4.7.      Uit de correspondentie die is overgelegd blijkt dat de notaris behalve zijn acties in 2013 en in 2014 klaagster op geen enkele manier heeft geïnformeerd over de nalatenschap. De notaris heeft erkend dat hij, tot vlak voor de zitting, nog geen boedelbeschrijving aan klaagster had gestuurd. De notaris heeft daarmee zijn informatieplicht als executeur geschonden en niet de zorgvuldigheid getoond die van een notaris wordt verwacht.

4.8.      Dit klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel 2: ontbreken melding in boedelregister

4.9.      Klaagster heeft in haar klaagschrift genoemd dat er geen vermelding in het boedelregister te vinden is.

4.10.    Hoewel de klacht onduidelijk geformuleerd is, heeft de notaris de klacht niet weersproken. De kamer acht het klachtonderdeel daarom gegrond.

Klachtonderdeel 3: onverdeelde nalatenschap

4.11.    Het laatste klachtonderdeel ziet op het onverdeeld laten van de nalatenschap, gedurende de afgelopen negen jaar na het overlijden van erflater.

4.12.    De notaris heeft toegelicht dat er in 2008 een gesprek is geweest met alle erfgenamen en erflater, waarbij hij aanwezig was. Omdat de gezondheidssituatie van erflater toen al verslechterde, is afgesproken dat erflater in het huis bleef wonen samen met [dochter 1], waar zij voor zorgde. [dochter 2] zou samen met haar gezin in de woning komen om voor erflater en [dochter 1] te zorgen. De woning zou niet verdeeld worden en [dochter 1] en [dochter 2] zouden huur gaan betalen. Volgens de notaris is na het overlijden van erflater deze afspraak nogmaals bevestigd door alle erfgenamen. 

4.13.    Hoewel de gemachtigde van klaagster ter zitting heeft erkend dat klaagster wel bekend is met een dergelijke afspraak voor het overlijden van erflater, is daarmee niet vast komen te staan dat die afspraak ook na het overlijden van erflater nog gold. De notaris heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij na het overlijden van erflater gesprekken heeft gehad met de erfgenamen over de afwikkeling van de nalatenschap. Het is aan de notaris als executeur om een actieve rol in te nemen bij de afwikkeling. Die kan ook bestaan uit het vastleggen van de afspraken die de erfgenamen onderling hebben gemaakt. De notaris heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij de afgelopen jaren een poging heeft gedaan om te zorgen voor een afwikkeling van de nalatenschap. De kamer overweegt op grond van het voorgaande dat de notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater niet de zorgvuldigheid en voortvarendheid heeft betracht die zowel de wet- en regelgeving als de erfgenamen van hem eisen. Daarbij overweegt de kamer dat ten tijde van het overlijden van erflater, het vermogen van drie van de vier erfgenamen onder bewind stond bij [de stichting]. De notaris had als executeur daarom extra zorgvuldigheid in acht moeten nemen. Hierdoor is het vertrouwen aangetast dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen.

4.14.    Dit klachtonderdeel is gegrond.

Maatregel

4.15.    De kamer zal de klacht gegrond verklaren. Op de gegrondverklaring van een klacht volgt in beginsel een tuchtrechtelijke reactie. Gezien de aard en de ernst van het verwijt dat de notaris gemaakt moet worden, en het tuchtrechtelijk verleden van de notaris, is de oplegging van de maatregel van berisping naar het oordeel van de kamer passend en geboden.

Terugbetaling griffierecht

4.16.    Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99 lid 5 Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar te vergoeden.

Kostenveroordeling

4.17.    De kamer wijst het bedrag dat forfaitair is vastgesteld op € 50,00 voor de kosten die klaagster heeft moeten maken in verband met de behandeling van de klacht toe, omdat de bewindvoerder namens klaagster op de behandeling is verschenen. De notaris dient deze kosten en het griffierecht genoemd in 4.16 binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster te vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig het rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

4.18.    Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en

sub b Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021 (de richtlijn), te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000,00, met een wegingsfactor 1. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

4.19.    De kamer ziet geen aanleiding voor een verdere kostenveroordeling van de notaris. Volgens de richtlijn komen de kosten van klaagster in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in aanmerking voor vergoeding. De gemachtigde van klaagster is haar bewindvoerder en geen derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleend, zodat geen aanleiding is om die kosten te vergoeden.

4.20.    Gelet op voorgaande wordt als volgt beslist.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de notaris op de maatregel van berisping;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.17 bepaald;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van klaagster, vastgesteld op een bedrag van € 50,00 op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.17 bepaald;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op een bedrag van € 2.000,00, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.18 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mr. C.J.M. Hendriks, voorzitter, mr. A.M.S. Kuipers en mr. C.G. Zijerveld, leden, en in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Gerwen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 30 september 2022.

De secretaris

 

De voorzitter

     
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.