ECLI:NL:TNORARL:2022:4 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/390872 / KL RK 21-117

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2022:4
Datum uitspraak: 24-03-2022
Datum publicatie: 18-01-2022
Zaaknummer(s): C/05/390872 / KL RK 21-117
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De kamer stelt in deze zaak voorop dat de notaris in deze zaak door de executeur is ingeschakeld met de vraag om een berekening te maken van de omvang van de nalatenschap en het legaat.De notaris was dus niet werkzaam als boedelnotaris en had ook overigens geen rechtstreekse verantwoordelijkheid voor de afwikkeling van de nalatenschap als geheel of voor de advisering of ondersteuning van klaagster over haar positie als legataris.Mogelijk was dit voor klaagster niet volstrekt duidelijk en wellicht zou het beter zijn geweest wanneer de notaris klaagster dit met zoveel woorden zou hebben voorgehouden.Het feit dat dit kennelijk niet is gebeurd vormt echter onvoldoende grond om de notaris onder de gegeven omstandigheden een tuchtrechtelijk verwijt te maken, immers klaagster was niet haar cliënte. Klacht ook overigens ongegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/390872 / KL RK 21-117

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K.],

wonende te […],

klaagster,

gemachtigde: mr. J. Brakke,

tegen

[N.],

notaris te […],

gemachtigde: mr. F.W. Aartsen.

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

  • de klacht, met bijlagen, van 11 juli 2021
  • het verweer van de notaris van 13 september 2021
  • de brief met bijlagen van mr. Aartsen van 2 december 2021
  • de pleitaantekening van mr. Brakke.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 3 december 2021 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster vergezeld door haar zoon en een vriendin en bijgestaan door haar gemachtigde enerzijds en de notaris, bijgestaan door haar gemachtigde anderzijds.

2. De feiten

2.1 Op 25 november 2020 is overleden de geregistreerd partner van klaagster, [E.] (hierna: erflater).

2.2 Erflater heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Daarbij heeft hij zijn dochter [D.] tot beheersexecuteur benoemd en aan klaagster bepaalde goederen en een bedrag aan contanten gelijk aan 20,5% van het netto saldo van de nalatenschap gelegateerd.

2.3 Onder het legaat van klaagster viel, voor een periode van zes maanden na het overlijden  van klaagster, het gebruik van de woning van erflater.

2.4 Met het oog op de financiering van de aankoop van een andere woning heeft klaagster een berekening van haar legaat opgevraagd bij de executeur, die deze vraag heeft voorgelegd aan de notaris. De notaris heeft de berekening van het legaat van klaagster aan de executeur gezonden, die het heeft doorgestuurd aan klaagster. Na ontvangst van deze (voorlopige) berekening heeft klaagster de notaris gevraagd de berekening van het legaat “officieel” te maken, zodat klaagster deze berekening kon gebruiken bij de bank voor de financiering van haar nieuwe woning.

2.5 Op 14 juni 2021 heeft de notaris de (voorlopige) berekening van het legaat op briefpapier met logo van het notariskantoor aan klaagster gezonden.

2.6 Bij e-mail van 22 juni 2021 heeft klaagster bij de notaris geïnformeerd wanneer de berekening van het legaat definitief zou worden en wanneer het legaat zou worden afgegeven.

2.7 Bij e-mail van 24 juni 2021 heeft de notaris klaagster bericht als volgt:

“ (…)

In verband met de afwikkeling van de nalatenschap van [E.] en de daarmee samenhangende uitkering van het legaat zend ik u bijgaand:

- verklaring van aanvaarding en uitkering van het legaat;

- (nogmaals) het bijbehorende overzicht van de berekening.

In deze berekening heeft verder geen wijziging meer plaatsgevonden, zodat deze berekening ook de definitieve berekening is. Het risico van bijvoorbeeld de verkoop van de auto’s ligt nu volledig bij de erfgenamen.

Op deze wijze is het legaat in zijn geheel afgewikkeld en is er over en weer niets meer te vorderen.

Volgende week woensdag 30 juni staat ondertekening van de verdeling gepland (…)

In verband met vorenstaande verzoek ik u vriendelijk bijgevoegde verklaring, in het bijzijn van een notaris, in verband met de legalisatie van uw handtekening, te ondertekenen. Uiteraard bent u hiervoor ook van harte welkom bij ons op kantoor tijdens kantoortijden: 8.30-12.30 en 13.30-17.00 uur. Mocht dit niet tot de mogelijkheden behoren, kunt u dit uiteraard ook doen bij een notaris in uw woonplaats.

(…)”

2.8 Bij e-mail van 29 juni 2021 heeft de notaris de verklaring van aanvaarding van het legaat gezonden aan de door klaagster ingeschakelde notaris mr. Braun.

2.9 Op 30 juni 2021 heeft klaagster op het kantoor van de notaris de ondertekende verklaring van aanvaarding willen afleveren, met daarbij een schriftelijke toelichting op het standpunt van klaagster:

“Ik voel mij nu enorm onder druk gezet om te tekenen voor een bedrag dat absoluut niet klopt. Ook begrijp ik dat de woning […] vandaag voor transport sta(at).

Ik zie twee praktische mogelijkheden om vandaag te kunnen tekenen:

1. In de verklaring aanvaarding legaat nemen we op dat het bedrag van € 159.359,42 het bedrag is dat volgt uit de ongecontroleerde berekeningen van de executeur en dat het mij vrijstaat om, na verkregen opheldering, aanspraak te maken op het juiste bedrag. Dit moet dan worden aangepast in de verklaring zodat ik alsnog een juiste berekening kan vragen en het juiste bedrag kan vorderen.

2. Ik teken de verklaring en doe afstand van alles waarbij dan wel het bedrag op € 200.000,-wordt gesteld. Ik teken dan in feite blind voor dit bedrag zonder dat ik voldoende inzicht heb en zal dan afzien van eventuele vorderingen.”

2.10 De notaris heeft vervolgens aan klaagster laten weten dat zij de door haar op dat moment getekende verklaring van aanvaarding van het legaat niet wenste aan te nemen, omdat die verklaring, gelet op de door haar overhandigde brief, niet overeenstemde met haar wil. De notaris heeft voorgesteld een nieuwe afspraak te maken en de inhoud van de afgegeven brief met de executeur en de erfgenamen te bespreken.

2.11 Bij e-mail van 5 juli 2021 heeft de gemachtigde van klaagster de notaris aangesproken op uitbetaling van het legaat. Daarbij heeft de gemachtigde erop gewezen dat klaagster : (…) een aantal vragen (heeft) gesteld over de opbouw van het in de verklaring genoemde bedrag. Volgens cliënte zou u hierover afgelopen donderdag of vrijdag nader berichten. Cliënte heeft evenwel niet mogen vernemen.

De notaris heeft de ontvangst van deze e-mail per e-mail van dezelfde datum aan de gemachtigde bevestigd.

2.12 Op 6 juli 2021 heeft de notaris klaagster per e-mail onder meer bericht als volgt:

“Naar aanleiding van uw bezoek vorige week op kantoor met de door u gestelde vragen zend ik u bijgaand:

-  het overzicht met de toelichting per onderdeel;

- de aangepaste verklaring aanvaarding (in verband met de definitieve IB);

(…)
Indien u akkoord bent met de toelichting kunt u bijgevoegde aangepaste verklaring ondertekenen en zullen we per omgaande het bedrag op het door u opgegeven rekeningnummer overmaken.

Mochten er nog vragen/opmerkingen/aanvullingen zij hoor ik het uiteraard

graag.”

2.13 Op 7 juli 2021 heeft klaagster de verklaring aanvaarding legaat ondertekend afgeleverd op het kantoor van de notaris. De notaris heeft de ontvangst van de ondertekende verklaring bevestigd en klaagster laten weten dat de uitbetaling de dag daarop zou plaatsvinden.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster verwijt de notaris dat zij klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over haar erfrechtelijke positie als geregistreerd partner in de afwikkeling van de nalatenschap en daarmee partijdig was.

Klaagster stelt dat de notaris haar heeft gedwongen om de verklaring van aanvaarding van

6 juli 2021 te ondertekenen, ondanks het feit dat klaagster daar bezwaar tegen maakte. Verder heeft de notaris ondanks haar toezegging per e-mail de door klaagster ingeschakelde advocaat niet teruggebeld.

Klaagster verwijt de notaris dat ze enerzijds stelt niet bij de zaak betrokken te zijn en anderzijds wel financiële overzichten heeft opgesteld en aan haar gestuurd heeft, en geld aan haar heeft uitbetaald. Echter verder heeft ze klaagster niet geholpen toen klaagster een voorstel voor afkoop deed.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling,

hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

 

4.2 Bij de beoordeling van het doen en laten van de notaris in deze zaak, stelt de kamer voorop dat de notaris in deze zaak door de executeur is ingeschakeld met de vraag om een berekening te maken van de omvang van de nalatenschap en het legaat.

De notaris was dus niet werkzaam als boedelnotaris en had ook overigens geen rechtstreekse verantwoordelijkheid voor de afwikkeling van de nalatenschap als geheel of voor de advisering of ondersteuning van klaagster over haar positie als legataris. Mogelijk was dit voor klaagster niet volstrekt duidelijk en wellicht zou het beter zijn geweest wanneer de notaris klaagster dit met zoveel woorden zou hebben voorgehouden. Het feit dat dit kennelijk niet is gebeurd vormt echter onvoldoende grond om de notaris onder de gegeven omstandigheden een tuchtrechtelijk verwijt te maken, immers klaagster was niet haar cliënte.

4.3 Tegen de achtergrond van haar beperkte opdracht was de notaris bovendien niet gehouden klaagster desgevraagd de berekening van het legaat van 14 juni 2021 (op briefpapier met logo) verstrekken.

Uit het feit dat de notaris klaagster op deze wijze onverplicht, maar toch heeft geholpen, volgt echter niet dat de notaris tevens gehouden zou zijn geweest de executeur te bewegen tot afkoop voor een bedrag van € 200.000,00 zoals door klaagster voorgesteld. De notaris werkte immers in opdracht van de executeur en haar valt daarom ook geen tuchtrechtelijk verwijt te maken van het feit dat zij berekeningen heeft opgesteld en op 7 juli 2021 namens de executeur tot uitbetaling van het legaat is overgegaan.

Ook heeft de notaris door de ondertekende verklaring op 30 juni 2021 niet te accepteren voldoende duidelijk gemaakt dat deze samen met het voorbehoud (en tegenvoorstel) van klaagster in haar gelijktijdig overhandigde brief, geen verklaring van aanvaarding vormt. Deze kon in die vorm niet leiden tot wat klaagster beoogde: een snelle uitbetaling van het legaat. Met deze handelwijze heeft de notaris gehandeld binnen haar opdracht, terwijl daarbij naar het oordeel van de kamer geen sprake is geweest van strijd met enige tuchtrechtelijke norm.

Dit zelfde geldt tenslotte voor het feit dat de notaris de gemachtigde van klaagster op 6 juli 2021 niet heeft teruggebeld. De notaris had de ontvangst van het schrijven van de gemachtigde van klaagster van 5 juli 2021 diezelfde dag reeds naar behoren schriftelijk bevestigd en heeft vervolgens op 6 juli 2021 contact met klaagster opgenomen. Daartegen bestond in dit geval notarieel tuchtrechtelijk geen bezwaar, aangezien de notaris in het contact met klaagster op 6 juli 2021 conform het verzoek van haar gemachtigde van 5 juli 2021 een toelichting heeft gegeven op de opbouw van het in de verklaring genoemde bedrag.

4.4 De klacht moet daarom ongegrond verklaard worden.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter en mr. H.R. Grievink en mr. A.J.H.M. Janssen, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2022.

De secretaris

 

De voorzitter

 
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.