ECLI:NL:TNORARL:2022:28 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05392891 / KL RK 21-132

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2022:28
Datum uitspraak: 24-01-2022
Datum publicatie: 29-08-2022
Zaaknummer(s): C/05392891 / KL RK 21-132
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris zijn werkzaamheden in deze zaak niet volledig naar behoren verricht. Daarbij gaat het er gelet op de beperkte opdracht van de notaris (afgifte verklaring voor erfrecht) op zich zelf beschouwd niet om dat de notaris -hoewel dat geen schoonheidsprijs verdient- het legaat aan zoon [Z.] te laat heeft gesignaleerd.Wel verwijtbaar is het dat de notaris zonder nader overleg met de kinderen tot afgifte van de verklaring van erfrecht is overgegaan, terwijl hem ondertussen duidelijk was geworden dat de kinderen ten tijde van de ondertekening van de akte aanvaarding en de boedelvolmacht niet van het legaat en de gevolgen daarvan voor de nalatenschap op de hoogte waren. Onder deze omstandigheden had de notaris, alvorens tot afgifte van de verklaring van erfrecht over te gaan, eerst contact behoren op te nemen met de kinderen. In ieder geval om te verifiëren of zij, gegeven het bestaan van het legaat en de (mogelijke) implicaties, hun instemming met de akte van aanvaarding en de boedelvolmacht gestand wensten te doen. Klacht deels gegrond, maatregel waarschuwing.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/392891 / KL RK 21-132

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K.],

wonende te […],

klaagster,

tegen

[N.],

notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

  • de klacht, met bijlagen, van 26 augustus 2021
  • het verweer van de notaris van 20 september 2021

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 13 december 2021 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster, bijgestaan door [Kz.] en vergezeld van haar dochter

enerzijds en de notaris anderzijds.

2. De feiten

2.1 Op 10 maart 1983 is door de ouders van klaagster, het echtpaar [V.] en [M.] een testament opgemaakt. In het testament is toen een legaat opgenomen dat zoon [Z.] - één van de zes kinderen van het echtpaar - het boerenbedrijf van het echtpaar later zou kunnen overnemen tegen agrarische waarde.

2.2 In 1987 koopt het echtpaar [V.] en [M.] een privé-woning (hierna: de woning) op anderhalve kilometer afstand van het boerenbedrijf. [Z.] zet samen met zijn echtgenote het boerenbedrijf voort.

2.3 Op 29 mei 1998 overlijdt [V.] (hierna: erflater).

2.4 Op 3 maart 1999 wordt [Z.] tegen agrarische waarde eigenaar van het boerenbedrijf.

2.5 Op 20 november 2020 overlijdt [M.] (hierna: erflaatster).

2.6 In december 2020 is de notaris benaderd voor het opstellen van een akte van erfrecht. Daartoe zijn door de notaris de kinderen van erflaters (hierna: de kinderen) in kennis gesteld van het testament van erflaters.

2.7 Bij/middels de brief van 29 januari 2021 heeft de notaris de kinderen een (concept) akte van aanvaarding en boedelvolmacht toegestuurd. In deze brief wordt onder meer opgemerkt:  

“Wanneer het niet waarschijnlijk is dat de nalatenschap een negatief saldo bedraagt, adviseer ik u mitsdien de nalatenschap zuiver te aanvaarden”.

2.8 Op 10 maart 2021 heeft klaagster de verklaring van aanvaarding en boedelvolmacht ondertekend.

2.9 Op 21 maart 2021 hebben de erfgenamen gestemd wie de woning zou overnemen. De kinderen gingen er op dat moment vanuit dat woning onderdeel uitmaakt van de door hen te verdelen nalatenschap van erflaatster. Voorafgaand aan de stemming is aan [Z.] de gelegenheid geboden de woning tegen de getaxeerde marktwaarde over te nemen. [Z.] heeft daarvan op dat moment afgezien, waarna bij stemming bepaald is dat dochter [D.] de woning zou over nemen.

2.10 Op 22 maart 2021heeft de familie van klaagster contact opgenomen met het kantoor van de notaris om de toedeling van de woning aan [D.] te regelen. Daarop heeft het kantoor van de notaris de familie bericht als volgt:

“Bij deze wil ik u nog wijzen op het feit dat er in bijgaand testament van uw moeder op bladzijde 2 onderaan, een legaat aan [Z.] is nagelaten. Dit legaat houdt in dat erflaatster alle onroerende goederen aan hem gelegateerd heeft onder de voorwaarde van inbreng van de waarde of verrekening met zijn erfdeel. Een legaat betekent dat een erflater/erflaatster een specifiek goed nalaat aan een persoon, die dit vervolgens kan accepteren of weigeren. [Z.] heeft de keuze om het legaat wel of niet te accepteren. Graag verneem (ik) wat zijn keuze daarin is. “

2.11 Op 30 maart heeft de notaris de verklaring van erfrecht afgegeven.

2.12 Bij e-mail van het kantoor van de notaris van 1 april 2021 is de familie van klaagster onder andere geïnformeerd als volgt:

 “Indien hij ([Z.]) dit legaat wel aanvaardt dan krijgt hij alle onroerende goederen onder de voorwaarde dat hij de agrarische waarde dient in te brengen in de nalatenschap of te verrekenen met zijn erfdeel. Een afgifte van dit legaat zal door een notaris dienen te worden vastgelegd in een notariële akte.”

2.13     [Z.] wenst de woning tegen agrarische waarde over te nemen.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster verwijt de notaris dat hij haar te laat, pas na de ondertekening van de verklaring van aanvaarding en de boedelvolmacht van 10 maart 2021 en ook overigens op onjuiste wijze heeft geïnformeerd over het legaat als bedoeld in 2.10 aan [Z.] (hierna: het legaat). Klaagster stelt zich op het standpunt dat de notaris onder deze omstandigheden niet zonder meer tot afgifte van de verklaring van erfrecht had kunnen overgaan en houdt de notaris verantwoordelijk voor de onenigheid die hierdoor in de familie is ontstaan.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2.1 De kamer stelt daarbij voorop dat de opdracht tot afgifte van een verklaring van erfrecht een beperkte opdracht is en de notaris niet verplicht tot inhoudelijke bemoeienis met de afhandeling van de nalatenschap. De notaris heeft de familie van klaagster ook op de beperkingen van zijn opdracht gewezen.

4.2.2 In deze zaak staat daarom centraal de vraag of de notaris, gegeven zijn beperkte opdracht, zijn werkzaamheden naar behoren heeft verricht. De kamer is van oordeel dat dit niet (volledig) het geval is.

4.2.3 Ten aanzien van de klacht dat de notaris het legaat te laat heeft gesignaleerd geldt dat de notaris voor dit handelen, hoewel het geen schoonheidsprijs verdient, vanwege zijn beperkte opdracht geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. In zoverre treft de klacht geen doel.

De klacht is naar het oordeel van de kamer terecht voor zover deze ziet op het feit dat de notaris zonder nader overleg met de kinderen tot afgifte van de verklaring van erfrecht is overgegaan, terwijl hem ondertussen duidelijk was geworden dat de kinderen ten tijde van de ondertekening van de akte aanvaarding en de boedelvolmacht niet van het legaat en de gevolgen daarvan voor de nalatenschap op de hoogte waren. Onder deze omstandigheden had de notaris, alvorens tot afgifte van de verklaring van erfrecht over te gaan, eerst contact behoren op te nemen met de kinderen. In ieder geval om te verifiëren of zij, gegeven het bestaan van het legaat en de (mogelijke) implicaties, hun instemming met de akte van aanvaarding en de boedelvolmacht gestand wensten te doen. Door dit na te laten, heeft de notaris zijn werkzaamheden in deze zaak onvoldoende zorgvuldig afgehandeld. Op dit punt dient de klacht gegrond te worden verklaard.

4.3 Maatregel

De maatregel die de notaris voor de geconstateerde tekortkoming opgelegd moet worden, moet, gelet op het voorgaande, naar het oordeel van de kamer tot een waarschuwing beperkt blijven.

4.4 Kostenveroordeling en terugbetaling griffierecht

4.4.1 Omdat de kamer de klacht deels gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99 lid 5 Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar te vergoeden.

4.4.2 De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub a Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00.

4.4.3 De notaris moet het griffierecht en de kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

4.4.4 Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub b Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000,00, met een wegingsfactor 1. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

4.5 Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

- verklaart de klacht deels gegrond;

- bepaalt dat de notaris bij wijze van tuchtmaatregel een waarschuwing krijgt opgelegd;

- bepaalt dat de notaris klaagster het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 en de

gemaakte forfaitaire kosten van € 50,00 vergoedt op de wijze als bepaald onder 4.4.3;

bepaalt dat de notaris de kosten voor behandeling van deze zaak van € 2.000,00 betaalt

op de wijze als bepaald onder 4.4.4.

Deze beslissing is gegeven door mr. C.J.M. Hendriks, voorzitter, mr. A.M.S. Kuipers,

mr. M.R.H. Goossens, leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2022.

De secretaris

 

De voorzitter

     
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.