ECLI:NL:TNORARL:2022:24 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/387179/KL RK 21-66

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2022:24
Datum uitspraak: 19-04-2022
Datum publicatie: 14-07-2022
Zaaknummer(s): C/05/387179/KL RK 21-66
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Bij de beoordeling van de vraag of een testament overeenkomt met de wil van een testateur/erflater komt het volgens vaste rechtspraak in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris, die daarbij een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan biedt hiervoor een handreiking.Het feit dat het testament met de bewindsbepaling en tweetrapsmaking voor klaagster sub 3) tot een uitzonderlijke positie leidt, vormt op zich zelf beschouwd geen grond om aan de hierop gerichte wil van erflater te twijfelen. Ook verder geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit dat zou volgen.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/387179 / KL RK 21-66

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

1. [K.],

wonende te […],

2. [Kk.]

wonende te […],

3. [Kkk.],

wonende te […],

klagers

tegen

[N.],

notaris te […],

gemachtigde: mr. J. Kraaikamp.

Partijen worden hierna respectievelijk klagers en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

  • de klacht, met bijlagen, van 15 april 2021
  • het verweer van de notaris van 10 juni 2021

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 7 maart 2022 behandeld, waarbij zijn verschenen klagers enerzijds en de notaris, bijgestaan door haar gemachtigde anderzijds. Partijen hebben pleitnotities overgelegd.

2. De feiten

2.1 Op 8 oktober 2008 heeft de notaris een testament opgesteld voor de vader van de klagers, [V.] (hierna: erflater).

2.2 Het testament van 8 oktober 2008 bepaalt onder meer dat de kinderen (thans klagers)  van [V.] zijn erfgenaam zijn en dat van hen klaagster sub 3) voor wat betreft haar verkrijging uit de nalatenschap onder bewind wordt gesteld, waarbij klagers sub 1) en 2) als bewindvoerders zijn aangewezen. Klagers sub 1) en 2) worden ten gevolge van een zogenaamde tweetrapsmaking voor het onverteerde deel van klaagster sub 3) uit de nalatenschap tevens als erfgenamen aangewezen voor het geval klaagster sub 3) voor hen zou komen te overlijden.

2.3 Op 14 april 2020 is erflater overleden.

2.4 Op 17 juli 2020 hebben klagers de notaris aangeschreven, hun verbazing uitgesproken over (onderdelen van) het door de notaris opgestelde testament en haar om een toelichting gevraagd.

2.5 Op 30 juli 2020 heeft de notaris in een e-mail gereageerd dat zij in verband met de geheimhoudingsplicht vooralsnog geen antwoord kan geven op de vragen van klagers. De notaris vraagt klagers haar een aantal gegevens toe te sturen, waarna de notaris kan bezien of en welke informatie zij met hen kan delen.

2.6 Op 10 september 2020 hebben klagers de notaris de gevraagde gegevens verstrekt.

2.7 Bij e-mails van 15 september 2020 en 30 oktober 2020 heeft de notaris klagers nadere informatie gegeven over de totstandkoming van het testament.

2.8 Op 10 november 2020 heeft de advocaat van klagers de notaris gevraagd om het testamentdossier van erflater.

2.9 Bij e-mail van 11 november 2020 heeft de notaris de advocaat van klagers laten weten dat het vanwege haar geheimhoudingsplicht ex art. 11 Wna niet mogelijk is om cliëntdossiers af te geven.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klagers verwijten de notaris:

1) Niet of te laat reageren op vragen van klagers

2) Niet of onvoldoende aannemelijk dat het testament conform de wil erflater is

3) Het testament is op zeer/te korte termijn, namelijk van veertien dagen, gepasseerd

4) De notaris heeft geen inzage in het dossier gegeven

5) De notaris heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de noodzaak van een testamentair bewind

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

4.2 De kamer onderzoekt hierna daarom of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De kamer ziet aanleiding de klachtonderdelen 1) en 4) en ook 3) en 5) gezamenlijk te bespreken.

4.3 Klachtonderdeel 1) De notaris heeft niet of te laat gereageerd op vragen van klagers

Klachtonderdeel 4) De notaris heeft geen inzage in het dossier gegeven

De kamer overweegt dat de notaris verplicht is tot geheimhouding van hetgeen zij als notaris met erflater besproken heeft. De notaris is onder omstandigheden wel gehouden de door haar in een concrete zaak gevolgde werkwijze nader toe te lichten en te beschrijven, echter de inhoud van de besprekingen met een cliënt (erflater in dit geval) dient de notaris geheim te houden.

Dit betekent dat de notaris in dit geval op een heel aantal vragen van klagers niet kan antwoorden, zonder haar geheimhoudingsplicht te schenden. De notaris kan daarom geen verwijt gemaakt worden indien en voor zover zij bedoelde vragen niet heeft beantwoord.

Voor het overige blijkt uit de stukken niet dat de notaris (te) lang met het beantwoorden van de door klagers gestelde vragen zou hebben gewacht.

De eerste mail van klagers aan de notaris met een verzoek om informatie dateert van

17 juli 2020. Daarop heeft de notaris op 30 juli 2020 met een paar vragen en op

15 september 2020, nadat klagers op 10 september 2020 de door de notaris gevraagde gegevens hebben verstrekt, inhoudelijk gereageerd. De kamer vindt dit voldoende tijdig.

In de e-mail van 15 september 2020 is de notaris bovendien uitgebreid en begripvol ingegaan op de vragen van klagers. Ook op de e-mail van 2 oktober 2020, waarin klagers de notaris te kennen geven dat zij geen genoegen nemen met de uitgebreide reactie van de notaris van

15 september 2020, reageert de notaris op 30 oktober 2020. Hoewel dat niet heel erg snel is, is het gelet op alle omstandigheden ook niet klachtwaardig traag en de toon is bovendien wederom begripvol en de brief is inhoudelijk adequaat.

Nadien neemt de advocaat van klagers contact op met de notaris. Ook hierop heeft de notaris voldoende snel, want met een tussentijd van veertien dagen gereageerd.

Een en ander leidt tot de conclusie dat de klachtonderdelen 1) en 4) tevergeefs zijn voorgesteld en ongegrond verklaard moeten worden.

4.4. Klachtonderdeel 2) Niet of onvoldoende aannemelijk dat testament conform wil erflater is

4.4.1Bij de beoordeling van de vraag of een testament overeenkomt met de wil van een testateur/erflater komt het volgens vaste rechtspraak in eerste instantie  aan op de eigen waarneming van de notaris, die daarbij een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan biedt hiervoor een handreiking.

4.4.2In de zaak waar het hier om gaat heeft de notaris verklaard dat zij geen redenen had om aan de wilsbekwaamheid van erflater te twijfelen. Erflater had specifieke wensen voor wat betreft de positie van zijn dochter als erfgenaam en heeft deze duidelijk, consistent en uit eigen beweging aan de notaris kenbaar gemaakt. Indicatoren voor twijfel aan en nader onderzoek naar de wilsbekwaamheid van erflater waren de notaris niet bekend en zijn door klagers ook in deze procedure niet gesteld of aannemelijk gemaakt.

4.4.3 Het gaat, zo begrijpt de kamer, klagers dan ook niet om de stelling dat erflater niet wilsbekwaam was, maar zij stellen dat erflater niet heeft (kunnen) overzien of begrijpen wat hij door het testament regelde. Klagers erkennen dat erflater aanvankelijk grote bedenkingen had bij het huwelijk van klaagster sub 3). Klagers kunnen echter niet begrijpen of geloven dat erflater het in het testament geregelde heeft gewild en, als dat al het geval is, dat hij het nimmer heeft herroepen toen hij weer op goede voet met klaagster sub 3) en haar echtgenoot kwam te staan.

4.4.4 De kamer overweegt dat het feit dat het testament met de bewindsbepaling en tweetrapsmaking voor klaagster sub 3) tot een uitzonderlijke positie leidt, op zich zelf beschouwd geen grond vormt om aan de hierop gerichte wil van erflater te twijfelen. Hetzelfde geldt voor het feit dat de relatie tussen erflater en de echtgenoot van klaagster

sub 3) zich in de loop van de tijd positief ontwikkeld heeft. Dit gegeven doet immers niet toe of af aan de vraag of erflater het thans in het testament neergelegde wilde ten tijde van het opstellen van het testament. Het eventueel later wijzigen van het testament lag niet in de invloedssfeer van de notaris. Het was aan erflater zelf om desgewenst een nieuw testament te doen opstellen.

4.4.5 Ook verder zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan de notaris gehouden zou zijn geweest nader te (doen) onderzoeken of de wil van erflater op het in het testament neergelegde gericht was. De kamer kan goed begrijpen dat klagers met vragen zijn blijven zitten, maar de notaris treft in deze geen verwijt. Dit klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.

4.5 Klachtonderdeel 3) Het testament is op zeer/te korte termijn namelijk van veertien dagen gepasseerd

Klachtonderdeel 5) Notaris heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar noodzaak testamentair bewind

4.5.1 Voor wat betreft het tempo waarin de zaak destijds door (het kantoor van) de notaris is behandeld is het volgende komen vast te staan.

Op 25 september 2008 heeft erflater een gesprek gehad op het kantoor van de notaris met de destijds daar werkzame kandidaat-notaris.

Erflater heeft een en ander vervolgens overdacht en op 2 oktober 2008 telefonisch contact opgenomen met het kantoor en daarbij met de notaris gesproken en kenbaar gemaakt hoe hij zijn testament wilde vormgeven.

Daarna heeft de kandidaat-notaris erflater op 2 oktober 2008 een concept toegestuurd, waarna erflater een afspraak heeft gemaakt voor het passeren van het testament op 8 oktober 2008.  

4.5.2 De kamer overweegt dat er geen regel is die de notaris voor het voorbereiden, opstellen en passeren van een testament een minimum termijn stelt. Wel geldt natuurlijk de eis van zorgvuldigheid. De kamer ziet echter geen aanleiding om aan te nemen dat de voorbereiding en behandeling van deze zaak in een periode van veertien dagen tijd niet aan de eisen van zorgvuldigheid zou voldoen. Erflater is in een tweetal inhoudelijke gesprekken door zowel de kandidaat-notaris als door de notaris (schriftelijk) voorgelicht over de mogelijkheden (waaronder het testamentair bewind) en de te maken keuzes gezien de specifieke wensen van erflater voor wat betreft het erfdeel van zijn dochter. Ook heeft erflater voldoende bedenktijd gehad, ook na de ontvangst van het concept-testament. De klacht treft daarom ook op deze onderdelen geen doel.

 

4.6 Dit leidt tot de volgende beslissing.

 

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter en mr. M.L. Braaksma

en mr. H.J.T. Vos en in tegenwoordigheid van de secretaris mr. M.J. Derksen in het openbaar

uitgesproken op 19 april 2022.

De secretaris

 

De voorzitter

     
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.