ECLI:NL:TNORARL:2022:20 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/395501 / KL RK 21-163

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2022:20
Datum uitspraak: 13-06-2022
Datum publicatie: 17-06-2022
Zaaknummer(s): C/05/395501 / KL RK 21-163
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Echtscheiding/verdeling
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: huwelijkse voorwaarden
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond omdat de notaris pas bij het verweerschrift inhoudelijk een reactie heeft gegeven op de vraag van eiser. Dat is te laat. De notaris had al eerder een antwoord kunnen en moeten geven op de door klager gestelde vraag.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/395501 / KL RK 21-163

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[klager],

wonende te [woonplaats]

klager,

tegen

mr. [notaris],

notaris te [vestigingsplaats]

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit

  • de klacht, met bijlagen, van 2 november 2021;
  • het verweer van de notaris van 4 februari 2022.

1.2.      De klachtzaak is ter zitting van 9 mei 2022 behandeld, waarbij zijn verschenen klager via een online verbinding enerzijds en de notaris anderzijds.

2.         De feiten

2.1.      De notaris heeft op 11 juli 2016 de akte huwelijkse voorwaarden verleden tussen klager en mevrouw [naam echtgenote]. In de akte is iedere gemeenschap van goederen uitgesloten, met uitzondering van: “(…) een perceel bouwterrein bestemd voor de vrouw van een eengezinswoning kadastraal bekend [kadastrale aanduidingen] en de daaraan verbonden (hypothecaire) geldleningen. De comparant [klager] heeft een vordering op de comparante [echtgenote] groot vijftig duizend euro (€ 50.000) omdat door hem een bedrag van een honderd duizend euro (€ 100.000) méér is geïnvesteerd in de gezamenlijke woning.”

2.2.       Op 30 juni 2021 heeft klager contact gehad met de notaris en verzocht om toelichting op de huwelijkse voorwaarden. Klager verzocht de notaris om te bevestigen dat de beleggingsleer op de afwikkeling van toepassing was. De notaris heeft op 5 juli 2021 een bericht gestuurd aan klager en [echtgenote] waarin zij aangaf: “ (…) In antwoord op uw vragen bericht ik u als volgt.

- indien een investering is gedaan op of na 1 januari 2012 geldt voor gehuwden in beginsel de beleggingsleer. Dit betekent dat bij privéinvesteringen in een goed rekening wordt gehouden met de waardestijging of waardedaling van dat goed.

(…)

2.3.      De advocaat tevens mediator van klager heeft op 14 juli 2021 een vraag gesteld aan de notaris over de toepassing van de beleggingsleer of de nominaliteitsleer. Klager heeft ondanks diverse malen een herinnering te hebben gestuurd, geen reactie ontvangen van de notaris.

2.4.      Klager heeft op 28 september 2021 een bemiddelingsverzoek gedaan bij de KNB. De KNB heeft op 25 oktober 2021 aangegeven dat zij van de notaris ook geen reactie hebben ontvangen.

3.         De klacht en het verweer

3.1.      Klager verwijt de notaris dat zij niet reageert.

3.2.      Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.         De beoordeling

4.1.      Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2.      De kamer acht de klacht gegrond. Daartoe overweegt zij als volgt. Klager en ook [echtgenote] hebben aan de notaris gevraagd om een uitleg of toelichting op de huwelijkse voorwaarden. De notaris heeft op 5 juli 2021 één keer inhoudelijk gereageerd met een algemeen antwoord. Daarna is er wel regelmatig contact geweest tussen klager en de notaris maar de notaris heeft geen antwoord gegeven op de vraag. Pas in het verweerschrift dat zij bij de kamer heeft ingediend geeft de notaris een inhoudelijke reactie. Dat is te laat. De notaris had al eerder een antwoord kunnen en moeten geven op de door klager gestelde vraag.

4.3.      De notaris geeft aan dat zij telefonisch contact heeft gehad met een medewerker van de KNB maar uit de e-mails van de KNB blijkt niet dat er contact is geweest.

4.4.      Ter zitting heeft de notaris erkend dat zij te laat heeft gereageerd op de vraag van klager en heeft zij haar excuses aangeboden.

Maatregel

4.5.      Op de gegrondverklaring van een klacht past in beginsel een tuchtrechtelijke reactie.

Gezien de feiten en omstandigheden acht de kamer de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

Kostenveroordeling

4.6.      Omdat de kamer de klacht (gedeeltelijk) gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel 99 lid 5 Wna het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem te vergoeden. De notaris dient het griffierecht genoemd binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager te vergoeden. Klager dient daarvoor tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de notaris.

4.7.      Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub b Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 2.000,-, met een wegingsfactor 1. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de notaris op de maatregel van waarschuwing;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klager op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder alinea 4.6 bepaald;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 2.000,- op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder alinea 4.7 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mr. D. Vergunst, voorzitter, mr. C.J.M. Hendriks en mr. C.G. Zijerveld, leden, en in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Gerwen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2022.

De secretaris

 

De voorzitter

     
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.