ECLI:NL:TNORARL:2022:18 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/398081 / KL RK 21-201

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2022:18
Datum uitspraak: 13-06-2022
Datum publicatie: 17-06-2022
Zaaknummer(s): C/05/398081 / KL RK 21-201
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
  • Overig, subonderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Er is geen sprake van strijd met het ne bis in idem-beginsel omdat er nog niet eerder door klaagster een procedure is gevoerd tegen de notaris.De kennis die de gemachtigde van klaagster heeft kan niet aan klaagster worden toegerekend. Daarom is er geen sprake van overschrijding van de driejaarstermijn. De notaris had geen plicht om haar ministerie te weigeren omdat er geen sprake was van een bijzondere (vertrouwens)relatie tussen klaagster en de notaris.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/398081 / KL RK 21-201

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

gemeente Opsterland,

gevestigd te Beetsterzwaag

,

klaagster,

gemachtigde: mr. E.W. Franken,

tegen

mr. [naam notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

gemachtigde: mr. F.A. Chorus.

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit

  • de klacht, met bijlagen, van 28 december 2021;
  • het verweer van de notaris van 28 februari 2022.

1.2.      De klachtzaak is ter zitting van 9 mei 2022 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde enerzijds en de notaris bijgestaan door haar gemachtigde anderzijds.

1.3.      Klaagster heeft op 28 april 2022 nog aanvullende stukken toegestuurd aan de kamer. Deze zijn op 23 april 2022 door klaagster aan de notaris verzonden. De notaris heeft op 2 mei 2022 bezwaar gemaakt tegen het indienen van de stukken en verzoekt de kamer om de stukken buiten beschouwing te laten. Hierna onder de beoordeling zal de kamer nader ingaan op deze aanvullende stukken.

2.         De feiten

2.1.      In 2015 is een volmacht opgesteld door de gemeente voor de notaris zodat de burgemeester niet iedere akte hoeft te ondertekenen.

2.2.      De gemeente heeft sinds 2014 een vordering van ten minste € 72.000 op mevrouw [naam] (hierna: mevrouw X). Mevrouw X werkte als hulp in de huishouding bij mevrouw [naam] (hierna: erflaatster).

2.3.      Het laatste testament van [erflaatster] is op 18 augustus 2015 gepasseerd door de notaris. In dat testament is de heer [naam], de zoon van mevrouw X, als mede-erfgenaam en executeur testamentair opgenomen. De notaris is benoemd tot testamentair bewindvoerder.

2.4.      Erflaatster is op 6 juli 2016 overleden.

2.5.      Over de geldigheid van dit testament is door de andere erfgenaam de heer [naam] geprocedeerd. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 22 december 2020 beslist dat het testament in stand blijft.

3.         De klacht en het verweer

3.1.      Klaagster verwijt de notaris belangenverstrengeling en (onrechtmatige) frustratie van het verhaalsrecht van klaagster.

3.2.      Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.         De beoordeling

Het toetsingskader

4.1.      Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2.      Volgens artikel 99 lid 21 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klachtgerechtigde van het handelen of nalaten van de notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding geven, kennis heeft genomen. Uit vaste jurisprudentie volgt dat voor aanvang van de vervaltermijn bepalend is de objectieve kennis van het handelen of nalaten van de notaris en niet de subjectieve kennis dat dit handelen of nalaten mogelijk tuchtrechtelijk onjuist zou kunnen zijn. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan deze termijn verlengd worden.

4.3.      De beslissing tot niet-ontvankelijkheid blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas later bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.4.      Artikel 21 lid 1 Wna bepaalt dat de notaris verplicht is om de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten, behoudens het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid. Het tweede lid bepaalt dat de notaris verplicht is zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van hem verlangd wordt, leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft.

Aanvullende stukken toelaten?

4.5.      Over de aanvullende stukken die op 28 april 2022 door klaagster zijn ingediend beslist de kamer dat zij deze stukken niet meeneemt bij de beoordeling. Gelet op artikel 17 van het reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat, mogen producties uiterlijk op de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling nog worden overgelegd. Volgens artikel 9 is het indienen van repliek alleen mogelijk als de voorzitter daartoe beslist. De door klaagster ingediende stukken zijn een verkapte vorm van repliek en van een zodanige omvang (22 en 78 pagina’s) dat deze in strijd zijn met de goede procesorde. Ter zitting heeft klaagster toegelicht dat zij deze stukken met name heeft ingediend om aan te tonen dat de notaris ook in andere zaken niet duidelijk heeft gehandeld. Dat is in deze zaak echter niet van belang.

Is er sprake van schending van het ne bis in idem-beginsel?

4.6.      De notaris stelt primair dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht, omdat het indienen van de klacht strijdig is met het ne bis in idem-beginsel. Dit beginsel brengt mee dat na beoordeling van een klacht door een tuchtrechter een latere klacht over hetzelfde feit naar vaste notariële tuchtrechtspraak niet opnieuw door de tuchtrechter kan worden beoordeeld. Volgens de notaris is daarvan sprake omdat de gemachtigde van klaagster al diverse tuchtprocedures tegen de notaris heeft gevoerd waarbij ook het opstellen van het testament van erflaatster al aan de orde is geweest. De notaris verwijst onder andere naar de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 14 augustus 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:2907) waarin het gerechtshof onder rechtsoverweging 6.1 heeft overwogen: “Door klagers is in hoger beroep naast de oorspronkelijke klacht aangevoerd:

a) dat de notaris haar ministerie aan het wijzigen van het testament had dienen te weigeren, omdat zij meewerkte aan het bevorderen van fraude. [zoon X] is immers in het testament van erflaatster als erfgenaam opgenomen omdat [mevrouw X] een aanzienlijk bedrag (€ 72.000,) aan de gemeentelijke sociale dienst diende terug te betalen;(…)” Het gerechtshof heeft de gemachtigde toen niet-ontvankelijk verklaard. Omdat het in deze zaak om hetzelfde feitencomplex gaat zou klaagster in haar klacht daarom niet-ontvankelijk zijn, aldus de notaris.

4.7.      De kamer overweegt dat er geen sprake is van strijd met het ne bis in idem-beginsel. Klaagster is wel ontvankelijk in haar klacht. Daartoe overweegt de kamer dat er nog niet eerder namens klaagster een tuchtrechtelijke procedure is gevolgd tegen de notaris. Dat de gemachtigde van klaagster al wel eerder zelfstandig als klager is opgetreden is niet relevant. Het gaat in deze zaak om de bijzondere relatie die er is tussen de gemeente en de notaris en of in die relatie het belang van de gemeente is geschaad. Daarbij komt dat het hof de klacht van de toenmalige klagers niet-ontvankelijk heeft verklaard, zodat er ook in die zin geen sprake is van een nieuwe inhoudelijke beoordeling.

Is de klacht ingediend buiten de driejaarstermijn?

4.8.      De notaris voert ook een niet-ontvankelijkheidsverweer omdat de driejaarstermijn zou zijn overschreden. Volgens de notaris was de gemachtigde van klaagster al sinds 29 maart 2018 (de datum waarop hij van het beroepschrift van de notaris bij het gerechtshof Amsterdam kennis heeft genomen) bekend met het handelen van de notaris dat nu aan de orde wordt gesteld. De kennis van de gemachtigde kan ook aan klaagster worden toegerekend, volgens de notaris, zodat klaagster ook al vanaf 29 maart 2018 bekend is met dit handelen.

4.9.      De kamer overweegt dat de kennis die de gemachtigde van klaagster heeft niet kan worden toegerekend aan klaagster. Klaagster heeft ter zitting verklaard dat zij pas in januari 2021, nadat de civielrechtelijke procedure over de geldigheid van het testament was afgerond, op de hoogte is geraakt van het mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten door de notaris. De notaris heeft naar het oordeel van de kamer niet aangetoond dat klaagster daar eerder van op de hoogte was. Klaagster is daarom wel ontvankelijk in haar klacht.

Is de klacht gegrond?

4.10.    Volgens klaagster faciliteerde de notaris willens en wetens de benadeling van klaagster door het testament van erflaatster in deze vorm te passeren. De notaris had, zo heeft klaagster ter zitting toegelicht, haar medewerking aan het passeren van het testament moeten weigeren omdat zij op dat moment de belangen van de gemeente had moeten laten meewegen.

4.11.    De kamer overweegt dat, gezien de uitlatingen die bij het gerechtshof Amsterdam zijn gedaan door de gemachtigde van de notaris, de notaris ten tijde van het passeren van het testament inderdaad wist dat aan mevrouw X een terugvordering was opgelegd en dat  daarom niet zij in het testament is benoemd als erfgename, maar haar zoon. Erflaatster wenste kennelijk niet dat haar geld indirect aan klaagster (in haar hoedanigheid van  schuldeiseres van mevrouw X) ten goede zou komen. Het stond haar rechtens volkomen vrij om die keuze te maken. Dit doel hoefde de notaris niet als ongeoorloofd te kwalificeren, laat staan dat hier sprake zou zijn van strijd met de openbare orde. Dat stelt klaagster overigens ook niet. Zij beroept zich er uitsluitend op dat de notaris haar ministerie had moeten weigeren, omdat zij de vaste notaris van klaagster is en om die reden niet had mogen meewerken aan benadeling van klaagster door het passeren van het testament. In die stellingname kan klaagster niet worden gevolgd. Hoewel er situaties denkbaar zijn, waarin het voor de hand ligt dat een behoorlijk handelend notaris zich verschoont van dienstverlening gezien een bijzondere relatie met een betrokken partij of een (indirect) belanghebbende, in dit geval is van zo’n situatie geen sprake. Ter zitting is door klaagster toegelicht dat zij alle notarissen in de gemeente een doorlopende volmacht heeft gegeven om namens haar te handelen bij het verlijden van notariële aktes, waar de gemeente als partij betrokken is. Van een bijzondere (vertrouwens)relatie tussen klaagster en de notaris was dus geen sprake en daarmee voor de notaris ook geen gegronde reden om haar ministerie te weigeren.

4.12.    De klacht is ongegrond.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. D. Vergunst, voorzitter, mr. C.J.M. Hendriks en mr. C.G. Zijerveld, leden, en in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Gerwen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2022.

De secretaris

 

De voorzitter

     
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.