ECLI:NL:TNORARL:2022:16 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/396630 / KL RK 21-178

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2022:16
Datum uitspraak: 07-06-2022
Datum publicatie: 17-06-2022
Zaaknummer(s): C/05/396630 / KL RK 21-178
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht niet-ontvankelijk want ingediend na de vervaltermijn van drie jaar.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/396630 / KL RK 21-178

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[klaagster],

wonende te [woonplaats],

klaagster,

tegen

mr. [notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

gemachtigde: mr. G. van Atten.

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit

  • de klacht, met bijlagen, van 18 november 2021;
  • het verweer van de notaris van 27 januari 2022;
  • de reactie van repliek, van 20 maart 2022;
  • de reactie van dupliek, van 11 april 2022.

1.2.      Partijen hebben ingestemd met een schriftelijke afdoening van de zaak.

2.         De feiten

2.1.      Klaagster is met haar zus, erfgenaam van haar moeder die op 7 september 2017 is overleden. Klaagster heeft de notaris gevraagd om haar bij te staan in de afwikkeling van de nalatenschap en zij heeft aan hem een machtiging verleend.

2.2.      Tussen klaagster en haar zus stond een schuldbekentenis van klaagster aan erflaatster en een (notariële) schenking op papier aan de zus van klaagster ter discussie. De juistheid van beide stukken werd door klaagster betwist. Klaagster heeft de notaris verzocht om voor haar op te treden als partijnotaris, zij heeft hem een volmacht verstrekt om namens haar ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap handelingen te verrichten.

2.3.      In maart 2018 is door tussenkomst van de notaris tussen de erfgenamen overeengekomen dat de nalatenschap zou worden afgewikkeld als volgt: er werd van uitgegaan dat er geen geldlening bestond en dat de schenking op papier wel was gedaan. Het resterende saldo van de nalatenschap werd aan beide zussen toegedeeld, ieder voor de helft. Beide zussen zagen af van het voeren van procedures over de nalatenschap. Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.

2.4.      De notaris heeft klaagster op 15 november 2018 bericht dat de schenking aan de zus zonder machtiging van de rechtbank was gedaan. Hij heeft klaagster geschreven dat zij een beroep kan doen op vernietiging van de schenking.

2.5.      Klaagster is daarna in 2020 een procedure gestart bij de rechtbank Gelderland om de nietigheid van de schenking in te roepen. Deze procedure heeft zij uiteindelijk, na het tussenvonnis van 11 november 2020, ingetrokken.

2.6.      Klaagster heeft op 16 februari 2021 een klacht ingediend bij de notaris over de gang van zaken. Op 18 november 2021 dient zij haar klacht in bij de kamer.

3.         De klacht en het verweer

3.1.      Klaagster verwijt de notaris partijdigheid. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

- de notaris heeft belangrijke beslissingen genomen zonder de toestemming van klaagster;

- de notaris heeft klaagster verkeerd geïnformeerd;

- de notaris heeft klaagster niet geprobeerd te helpen.

3.2.      Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.         De beoordeling

4.1.      Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2.      De kamer overweegt als volgt. Volgens artikel 99 lid 21 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klachtgerechtigde van het handelen of nalaten van de notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding geven, kennis heeft genomen. Uit vaste jurisprudentie volgt dat voor aanvang van de vervaltermijn bepalend is de objectieve kennis van het handelen of nalaten van de notaris en niet de subjectieve kennis dat dit handelen of nalaten mogelijk tuchtrechtelijk onjuist zou kunnen zijn. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan deze termijn verlengd worden.

4.3.      De beslissing tot niet-ontvankelijkheid blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas later bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.4.      In dit geval is het beginpunt van de vervaltermijn in maart 2018 als de afspraken met de zus zijn gemaakt en klaagster daarvan op de hoogte is. Klaagster heeft toen redelijkerwijs kennis kunnen nemen van de inhoud van de afspraken. Dit betekent dat de driejaarstermijn in maart 2021 is geëindigd en de klacht te laat is ingediend. Dat klaagster de civiele procedure met vertrouwen tegemoet zag maakt dat niet anders. Het gaat namelijk om het moment dat zij objectieve kennis had en niet om het moment dat zij wist dat het handelen mogelijk tuchtrechtelijk onjuist zou zijn, wat volgens klaagster pas in november 2020 was.

4.5.      Verder voert klaagster aan dat zij in februari 2021 al een klacht heeft ingediend bij de notaris zelf en daarna in maart 2021 bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. De kamer overweegt dat het volgen van een interne klachtprocedure en de bemiddelingsprocedure bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie de vervaltermijn niet stuit. Tot slot overweegt de kamer dat klaagster niet gemotiveerd heeft aangevoerd dat de éénjaarstermijn van toepassing is. Dit had gezien het verweerschrift van de notaris wel op haar weg gelegen.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

- verklaart de klacht niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door mr. D. Vergunst, voorzitter, mr. C.J.M. Hendriks en mr. C.G. Zijerveld, leden, en in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Gerwen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022.

De secretaris

 

De voorzitter

     
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.