ECLI:NL:TNORARL:2022:12 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/391370 / KL RK 21-123

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2022:12
Datum uitspraak: 30-06-2022
Datum publicatie: 07-07-2022
Zaaknummer(s): C/05/391370 / KL RK 21-123
Onderwerp: Overig, subonderwerp: Algemeen/tuchtrechtelijk toezicht voorzitter Kamer van Toezicht
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Tussenbeslissing: De kamer acht zich onvoldoende geïnformeerd om te kunnen beslissen op de klacht. Beslissing is aangehouden in afwachting van aanvullende stukken.Beslissing: Klager klaagt dat notaris zich niet onpartijdig en onafhankelijk heeft opgesteld en zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Volgens klager heeft de notaris informatie, waaronder een uitspraak, uit de klachtenprocedure tussen de klager en de notaris gedeeld met de kopers van een door klager verkocht perceel grond. Klager en kopers zijn verwikkeld in een civiele procedure. De kamer is van oordeel dat de notaris, hoewel hij feitelijk geen documenten aan kopers heeft verstrekt, door het delen van de vindplaats van de uitspraak met kopers de schijn van partijdigheid heeft gewekt. Het feit dat de uitspraak in het openbaar is gedaan en voor kopers redelijk gemakkelijk te vinden is, maakt niet dat de notaris actief deze informatie met hen had mogen delen, nu niet is uitgesloten dat er op enig moment voordeel bestaat of ontstaat. Nu er voor de notaris geen enkele noodzaak bestond om kopers van de vindplaats van de uitspraak op de hoogte te stellen, had de notaris zich daarvan dienen te onthouden. De kamer verklaart daarom de klacht gegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/391370 / KL RK 21-123

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[naam],

in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [naam],

wonende te [woonplaats]

,

klager,

gemachtigde: mr. [naam] te [vestigingsplaats],

tegen

mr. [naam] ,

notaris te [vestigingsplaats],

gemachtigden: mr. [ naam] en mr. [naam] te [vestigingsplaats].

Partijen worden hierna respectievelijk klager ([naam]) en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

  • de klacht, met bijlagen, van 23 juli 2021;
  • het verweer van de notaris van 30 september 2021;
  • de brief van de gemachtigde van klager van 17 maart 2022;
  • de brief van de gemachtigde van de notaris van 17 maart 2022;
  • de brief van de gemachtigde van klager van 25 maart 2022.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 28 maart 2022 behandeld, waarbij zijn verschenen [naam] met de gemachtigde [naam] enerzijds en de notaris met de gemachtigde [naam] anderzijds.

2. De feiten

2.1 Op 5 maart 2018 hebben klager en zijn broer, [naam], een koopovereenkomst gesloten met [naam] en [naam], de kopers, waarbij een gedeelte van het perceel [nummer] werd verkocht tegen een koopsom van [bedrag].

2.2. Op 5 april 2018 heeft de notaris de akte van levering gepasseerd.

2.3 Op 1 mei 2018 heeft mr. [naam], de toenmalige gemachtigde van klager, de notaris aangeschreven met de vraag of voorafgaand aan het passeren van de leveringsakte de wilsbekwaamheid van klager en zijn broer is onderzocht, nu voor zo’n onderzoek voldoende indicatoren aanwezig waren.

2.4 De notaris heeft bij schrijven van 18 mei 2018 inhoudelijk gereageerd.

2.5 Op 23 mei 2018 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de broer van klager, de toenmalige gemachtigde en de notaris. Deze bespreking heeft niet geleid tot een oplossing.

2.6 Bij beschikking van 19 oktober 2018 zijn de goederen van klager en zijn broer onder bewind gesteld, met benoeming van [naam] en [naam] als gezamenlijke bewindvoerders over het vermogen van klager en zijn broer.

2.7 Namens klager en zijn broer hebben de bewindvoerders op 21 november 2018 een klaagschrift tegen de notaris ingediend.

2.8 Bij beslissing van 25 september 2019 heeft deze kamer de bewindvoerders in hun klacht niet-ontvankelijk verklaard, omdat de bewindvoerders naar het oordeel van de kamer op grond van het bepaalde in artikel 99 lid 1 Wna geen rechtstreeks belang hebben bij het indienen van de klacht tegen de notaris. Evenmin zouden zij een indirect of afgeleid belang hebben bij het indienen van de klacht tegen de notaris.

2.9 Op 17 oktober 2019 is de broer van klager overleden.

2.10 Namens klager is op 23 oktober 2019 beroep ingesteld tegen de beslissing van deze kamer van 25 september 2019. In de beroepsprocedure is bepaald dat de bewindvoerders wel ontvankelijk zijn in hun klacht tegen de notaris.

2.11 Klager is op 7 december 2021 overleden.

2.12 Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij beslissing van 25 januari 2022 de klacht ten aanzien van klager gegrond verklaard en ten aanzien van zijn broer ongegrond. Daarnaast is aan de notaris de maatregel van schorsing in de uitoefening van zijn ambt opgelegd voor de duur van twee weken.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klager, althans de bewindvoerder, verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door zich niet onpartijdig en onafhankelijk op te stellen en zijn geheimhoudingsplicht te schenden. De notaris heeft informatie uit de klachtenprocedure, waaronder de hiervoor onder 2.8 vermelde uitspraak van deze kamer, gedeeld met de kopers. De kopers waren geen partij in deze procedure, zodat de notaris informatie heeft gedeeld met een derde. De door de notaris gedeelde informatie verstrekt de kopers voordeel in de thans lopende procedure tussen klager en de kopers. Aangezien de notaris er was voor beide partijen, stelt klager zich op het standpunt dat de notaris heeft gehandeld in strijd met artikel 17 Wna. Klager verzoekt de kamer de klacht gegrond te verklaren en de notaris de maatregel van berisping op te leggen.

3.2 De notaris heeft verweer gevoerd.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Uit de inhoud van de overgelegde stukken en het besprokene ter zitting is de kamer gebleken dat klager op 7 december 2021 is overleden en dat [naam] de klacht van klager wil voortzetten. De notaris betwist dat [naam] hierin ontvankelijk is.

4.3 De kamer acht zich thans onvoldoende geïnformeerd om te kunnen beslissen ten aanzien van de ontvankelijkheid en de klacht. De kamer stelt [naam] en de gemachtigde in de gelegenheid nadere stukken in te dienen. Daartoe verzoekt de kamer hen binnen vier weken de navolgende stukken over te leggen, voorzien van een onderbouwing:

-           de toestemming van de kantonrechter waaruit blijkt dat deze klacht aanhangig gemaakt mocht worden;

-           de beschikking ten aanzien van de onderbewindstelling;

-           een toelichting waaruit blijkt namens wie [naam] optreedt;

-           de juridische grond om deze klacht na het overlijden van klager voort te kunnen zetten;

-           een toelichting (met stukken) wie de erfgenamen van klager zijn;

-           de machtigingen van die erfgenamen waaruit blijkt dat [naam] deze klacht mag voortzetten.

De kamer zal in afwachting hiervan iedere verdere beslissing aanhouden voor de duur van vier weken.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

houdt de beslissing aan voor de duur van vier weken;

stelt [naam] en de gemachtigde in de gelegenheid om binnen deze termijn de stukken over te leggen, die hiervoor onder punt 4.3 zijn vermeld.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L. Braaksma, voorzitter, mr. M.R.H. Goossens en  mr. A.J.H.M. Janssen, leden, en in tegenwoordigheid van A. de Wijse-Hageman LLB, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 26 april 2022.

De secretaris

 

De voorzitter

     
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

     

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/391370 / KL RK 21-123

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[naam],

in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [naam],

wonende te [woonplaats],

klager,

gemachtigde: mr. [naam] te [vestigingsplaats],

tegen

[naam],

notaris te [vestigingsplaats],

gemachtigden: mr. [naam] en mr. [naam] te [vestigingsplaats].

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de notaris genoemd.

1. Het verdere verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

  • de beslissing van de kamer van 26 april 2022;
  • de brief van de gemachtigde van klager van 8 juni 2022.

2. De verdere beoordeling

2.1 De kamer neemt over hetgeen in voormelde beslissing is overwogen en beslist en volhardt daarin.

2.2. Bij voormelde beslissing heeft de kamer de beslissing aangehouden en de bewindvoerder en de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om aanvullende stukken over te leggen, te weten:

-           de toestemming van de kantonrechter waaruit blijkt dat deze klacht aanhangig gemaakt mocht worden;

-           de beschikking ten aanzien van de onderbewindstelling;

-           een toelichting waaruit blijkt namens wie klager optreedt;

-           de juridische grond om deze klacht na het overlijden van klager voort te kunnen zetten;

-           een toelichting (met stukken) wie de erfgenamen van klager zijn;

-           de machtigingen van die erfgenamen waaruit blijkt dat klager deze klacht mag voortzetten.

2.3 Bij brief met bijlagen van 8 juni 2022 heeft de gemachtigde, namens de bewindvoerder, aanvullende stukken ingediend.

Ontvankelijkheid

2.4 Gelet op de inhoud van de bij brief van 8 juni 2022 overgelegde stukken, met name de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 3 november 2020, is de kamer van oordeel dat de bewindvoerder bevoegd is de onderhavige klacht van klager voort te zetten.

Daarnaast is de kamer gebleken wie de erfgenamen zijn en welk belang zij hebben bij voortzetting van de onderhavige klacht en heeft de bewindvoerder de benodigde machtigingen van de erfgenamen overgelegd.

Inhoudelijke beoordeling

2.5 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

2.6 De onderhavige klacht luidt aldus dat de notaris onzorgvuldig jegens klager heeft gehandeld door zich niet onpartijdig en onafhankelijk op te stellen en zijn geheimhoudingsplicht te schenden. Volgens klager heeft de notaris informatie uit de klachtenprocedure tussen de klager en de notaris, waaronder de uitspraak van deze kamer van 25 september 2019, gedeeld met de kopers van een door klager verkocht perceel grond. Deze kopers waren geen partij in deze procedure en de door de notaris gedeelde informatie verstrekt de kopers voordeel in de thans lopende civiele procedure tussen klager en de kopers met betrekking tot ontbinding van de koopovereenkomst van het perceel.

2.7 De notaris betwist dat er sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen aan zijn kant. Ter zitting heeft de notaris - kort samengevat - gesteld dat hij geen vertrouwelijke informatie heeft gedeeld, maar dat hij kopers enkel heeft gewezen op een in het openbaar uitgesproken uitspraak die bovendien gepubliceerd is. Naar de mening van de notaris is er geen sprake van bevoordeling van kopers in de lopende procedure tussen kopers en klager althans dit voordeel is niet komen vast te staan. Het effect is volgens de notaris feitelijk dat partijen op gelijke informatiepositie zijn gekomen.

2.8 De kamer is van oordeel dat de notaris, hoewel hij feitelijk geen documenten aan derden heeft verstrekt, door het delen van de vindplaats van de uitspraak met kopers de schijn van partijdigheid heeft gewekt. Het feit dat de uitspraak in het openbaar is gedaan en voor kopers redelijk gemakkelijk te vinden is, maakt niet dat de notaris actief deze informatie met kopers had mogen delen. Dat kopers daar naar de mening van de notaris geen voordeel bij hebben gehad, maakt dit niet anders, nu niet is uitgesloten dat zo’n voordeel op enig moment wel bestaat of ontstaat. Naar het oordeel van de kamer dient een notaris daarom in het delen van dergelijke informatie zeer terughoudend te zijn. Immers, wanneer een notaris één van beide partijen actief op de vindplaats van een gepubliceerde uitspraak wijst, zal deze partij eerder kennis van die uitspraak nemen dan wanneer die partij de uitspraak zelf moet opzoeken. Nu er voor de notaris geen enkele noodzaak bestond om kopers van de vindplaats van de uitspraak op de hoogte te stellen, had de notaris zich daarvan dienen te onthouden. De kamer verklaart daarom de klacht gegrond. Gelet op het vorenstaande zal de kamer de notaris als tuchtrechtelijke maatregel een waarschuwing opleggen.  

2.9 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris op grond van artikel

99 lid 5 Wna het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 te vergoeden.

2.10 De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en sub a Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te

veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht

redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00.

2.11 De kamer ziet voorts gelet op bovengenoemde regelgeving aanleiding klager een

vergoeding toe te kennen in verband met door een derde beroepsmatig verleende

rechtsbijstand. Daarvoor wordt in dit geval 1 punt à € 525,00 met een wegingsfactor 1, derhalve een bedrag van € 525,00, toegekend.

2.12 De notaris moet het griffierecht en de kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager vergoeden. De bewindvoerder dient daarvoor tijdig schriftelijk het rekeningnummer aan de notaris door te geven.

2.13 Verder ziet de kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 aanhef en

sub b Wna en de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat per 1 januari 2021, te

veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze

kosten worden vastgesteld op € 2.000,00, met een wegingsfactor 1, derhalve € 2.000,00. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de kamer moeten worden betaald. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

2.14 Dit leidt tot de volgende beslissing.

3. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

  • verklaart de klacht gegrond;
  • bepaalt dat notaris bij wijze van tuchtmaatregel een waarschuwing krijgt opgelegd;
  • bepaalt dat de notaris gehouden is om aan klager het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 en de gemaakte forfaitaire kosten van € 50,00 alsmede de kosten van rechtsbijstand van € 525,00 te vergoeden op de wijze als bepaald onder 2.12;
  • bepaalt dat de notaris gehouden is de kosten voor behandeling van deze zaak van € 2.000,00 te betalen op de wijze als bepaald onder 2.13.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L. Braaksma, voorzitter, mr. M.R.H. Goossens en  mr. A.J.H.M. Janssen, leden, en in tegenwoordigheid van A. de Wijse-Hageman LLB, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2022.

De secretaris

 

De voorzitter

     
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.