ECLI:NL:TNORARL:2022:11 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/398346 / KL RK 22-3

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2022:11
Datum uitspraak: 26-04-2022
Datum publicatie: 14-06-2022
Zaaknummer(s): C/05/398346 / KL RK 22-3
Onderwerp: Registergoed, subonderwerp: leveringsakte
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De kamer overweegt dat voldoende is gebleken dat klagers met de koop van een recreatiewoning van derden een civielrechtelijke koopovereenkomst hebben gesloten en dat op basis daarvan het kettingbeding is opgenomen in de leveringsakte. Er is dus geen sprake van een verplicht lidmaatschap zoals door klagers is gesteld. De kamer gaat voorbij aan de stelling van klagers dat het beding nietig is en niet door de notaris in de leveringsakte had mogen worden opgenomen. Ongegrond op alle onderdelen.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:         C/05/398346 / KL RK 22-3

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

1. [naam],

wonende te [woonplaats],

2. [naam],

wonende te [woonplaats]

,

klagers,

tegen

mr. [notaris] ,

notaris te [vestigingsplaats].

Partijen worden hierna respectievelijk klagers en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

  • de klacht, met bijlagen, van 2 januari 2022;
  • het verweer van de notaris van 11 februari 2022.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 28 maart 2022 behandeld, waarbij zijn verschenen klagers enerzijds en de notaris, door middel van beeldbellen, anderzijds.

2. De feiten

2.1 Op 16 oktober 2019 hebben klagers een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een recreatiewoning gelegen in het villapark [naam] te [woonplaats].

2.2 Op 11 december 2019 heeft de notaris de leveringsakte gepasseerd.

2.3 In voormelde akte is een kettingbeding opgenomen, waarin is bepaald dat kopers (klagers) bij de levering van de recreatiewoning lid worden van de vereniging van eigenaren “[naam vereniging]”, dat zij gebonden zijn aan de regels van [naam bedrijf] (beheerder van het park) inzake verhuur van de recreatiewoning en dat zij verplicht meebetalen aan het onderhoud van het park en de infrastructuur van het park.

2.4 Op 25 april 2021 hebben klagers over de inhoud van het kettingbeding geklaagd bij de notaris. Op 26 april 2021 heeft de notaris hierop schriftelijk gereageerd.

2.5 Op 3 juni 2021 heeft mr. [naam], als kandidaat-notaris verbonden aan het kantoor van de notaris, contact gehad met klagers, waarna zij contact heeft opgenomen met [naam bedrijf] en er een conceptakte van rectificatie is opgesteld. In die concept rectificatieakte is opgenomen dat het bestuur van [naam bedrijf] en klagers zijn overeengekomen dat klagers niet langer meer verplicht lid van voormelde vereniging zijn en niet meer gebonden zijn aan de financiële verplichtingen wat betreft de contributie, maar wel gebonden zijn aan de overige (financiële) verplichtingen die in het kettingbeding zijn opgenomen.

2.6 Op 8 september 2021 hebben klagers de notaris schriftelijk laten weten dat het gehele kettingbeding uiteindelijk niet meer van toepassing zou moeten zijn en daarmee ook alle overige financiële verplichtingen niet.

2.7 Op 12 oktober 2021 heeft de adviseur van [naam bedrijf] de notaris bij e-mail laten weten dat het bestuur van [naam bedrijf] geen medewerking wenst te verlenen aan het wijzigen van de overdrachtsakte.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klagers verwijten de notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld. Klagers stellen dat de notaris het kettingbeding niet in de leveringsakte had mogen opnemen. De notaris had de inhoud van het kettingbeding moeten controleren op juistheid en rechtsgeldigheid en had klagers moeten informeren dat zij niet verplicht waren om lid te worden van voormelde vereniging. Dit heeft de notaris ten onrechte niet gedaan. Klagers wensen dat het kettingbeding uit de leveringsakte wordt verwijderd.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Vast staat dat klagers op 16 oktober 2019 een koopovereenkomst hebben gesloten waarin zij tot koop van een recreatiewoning gelegen in het villapark [naam] zijn overgegaan. De leveringsakte van de vorige eigenaren is als bijlage bij deze koopovereenkomst gevoegd. Als niet weersproken is komen vast te staan dat het kettingbeding reeds onderdeel uitmaakte van de vorige leveringsakte.

4.3 Klagers stellen dat de notaris het kettingbeding niet in hun leveringsakte had mogen opnemen en dat zij had moeten weten dat een gedwongen lidmaatschap van de vereniging op grond van artikel 5:124 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek in hun situatie nietig is. De notaris heeft naar voren gebracht dat een reeds vastgesteld kettingbeding niet zomaar door een notaris kan worden verbroken, aangezien dat beding destijds ten behoeve van een derde is opgenomen.

4.4. Uit de inhoud van de overgelegde stukken en het besprokene ter zitting is de kamer voldoende gebleken dat klagers met de koop van een recreatiewoning van derden een civielrechtelijke koopovereenkomst hebben gesloten en dat op basis daarvan het kettingbeding is opgenomen in de leveringsakte. Er is dus geen sprake van een verplicht lidmaatschap op grond van artikel 5:124 lid 2 BW zoals door klagers is gesteld. De kamer gaat derhalve voorbij aan de stelling van klagers dat het beding nietig is en niet door de notaris in de leveringsakte had mogen worden opgenomen.

4.5 De kamer begrijpt verder uit de stellingen van klagers dat zij de notaris verwijten dat zij vooraf niet op de hoogte zijn gebracht van (de inhoud en de gevolgen van) het kettingbeding.

Nu de vorige leveringsakte, waarin het kettingbeding reeds was opgenomen, aan de koopovereenkomst was gehecht, klagers vooraf de concept leveringsakte hebben ontvangen en de notaris bij het passeren van de leveringsakte het kettingbeding heeft besproken, hadden klagers redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van (de inhoud en de gevolgen van) het kettingbeding. Naar het oordeel van de kamer kan de notaris daarom niet worden verweten dat zij klagers op dit punt onvoldoende heeft geïnformeerd.

4.6 Gelet op het vorenstaande zal de kamer de klacht van klagers ongegrond verklaren.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.L. Braaksma, voorzitter, mr. M.R.H. Goossens en

mr. A.J.H.M. Janssen, leden, en in tegenwoordigheid van A. de Wijse-Hageman LLB, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 26 april 2022.

De secretaris

 

De voorzitter

     
 

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.