ECLI:NL:TNORAMS:2022:4 Kamer voor het notariaat Amsterdam 703502 / NT 21-35

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2022:4
Datum uitspraak: 22-02-2022
Datum publicatie: 02-03-2022
Zaaknummer(s): 703502 / NT 21-35
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: De kamer acht de verweten gedraging onzorgvuldig en ernstig verwijtbaar.De nalatenschap is nu, bijna twee jaar later, nog steeds niet afgewikkeld. De kandidaat-notaris heeft ondanks zijn beloftes aan klager en ter zitting aan de kamer niet de documenten opgesteld waarom klagers hebben verzocht. Dat de kandidaat-notaris niet tot nauwelijks regie heeft gevoerd door steeds een afwachtende houding in te nemen en niet zelf getracht heeft de afwikkeling van de nalatenschap tot een goed einde te brengen, acht de kamer ernstig nalatig. Aldus heeft de kandidaat-notaris de belangen van klagers ernstig veronachtzaamd. De kamer rekent het de kandidaat-notaris voorts aan dat hij geen antwoord geeft op het verzoek van de kamer om te worden geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap, terwijl de mondelinge behandeling van de klacht is aangehouden in afwachting van de door de kandidaat-notaris op te stellen documenten. Klagers zijn hierdoor nog meer benadeeld. De kamer acht daarom de maatregel van berisping passend en geboden. 

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 22 februari 2022 in de klacht met nummer 703502 / NT 21-35  van:

1. [Klager],

wonende te [woonplaats],

hierna: klager sub 1,

2. [klaagster],

wonende te [woonplaats],

hierna: klaagster sub 2,

3. [klaagster],

wonende te [woonplaats],

hierna: klaagster sub 3,

hierna tezamen: klagers,

tegen:

[kandidaat-notaris],

kandidaat-notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna: de kandidaat-notaris.

1.          Het verloop van de procedure

1.1.      De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- klaagschrift met bijlagen van 10 juni 2021, ingekomen op 15 juni 2021.

1.2.      In het klaagschrift hebben klagers zowel jegens de kandidaat-notaris als jegens mr. [A], sinds 30 september 2020 gedefungeerd (hierna te noemen: de oud-notaris), een klacht ingediend.

1.3.      Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 9 november 2021 zijn klaagsters sub 2 en 3 en de kandidaat-notaris verschenen. De oud-notaris is langs digitale weg verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, klagers aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen.

1.4.      Aan het einde van de mondelinge behandeling hebben klagers de klacht jegens de oud-notaris ingetrokken.

1.5.      Na sluiting van de mondelinge behandeling heeft de voorzitter bepaald dat de klacht jegens de kandidaat-notaris wordt aangehouden tot 11 januari 2022, teneinde de kandidaat-notaris in de gelegenheid te stellen om voor 1 januari 2022 de boedelbeschrijving, de gecorrigeerde aangifte erfbelasting en het overzicht vermogensverloop (vanaf het overlijden van vader) op te stellen. Tevens is besproken dat de kandidaat-notaris zich ook zal toeleggen op het verder in kaart brengen van het vermogensverloop voor datum overlijden.

1.6.      De kamer heeft bij brief van 13 januari 2022 aan klagers verzocht de kamer te berichten of zij hun klacht jegens de kandidaat-notaris intrekken dan wel handhaven.

1.7.      Bij brief van 13 januari 2022 heeft de kamer de kandidaat-notaris verzocht de stand van zaken door te geven. De kandidaat-notaris heeft daarop niet heeft gereageerd.

1.8.      Bij e-mailbericht van 20 januari 2022 heeft klaagster sub 2 de kamer bericht dat klagers op het kantoor van de kandidaat-notaris zijn geweest om een en ander te bespreken, maar dat zij tot op heden niets meer van hem hebben vernomen en dat de kandidaat-notaris niet heeft gereageerd op e-mails van klagers.

1.9.      Bij e-mailbericht van 1 februari 2022 heeft de kamer partijen bericht dat uitspraak is bepaald op 22 februari 2022.

2.          De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

2.1.      Op 15 april 2013 heeft de oud-notaris een testament opgesteld en gepasseerd voor de vader van klagers, waarbij ten aanzien van de erfstelling is bepaald dat het wettelijke versterferfrecht van toepassing zou zijn, met dien verstande dat zijn echtgenote (mevrouw [B] (hierna: de echtgenote)) voor 1/100e deel erfgenaam zou worden. Verder is in het testament een renteclausule met handmatige ventiel en een afvullegaat opgenomen, alsmede een keuzelegaat ten behoeve van de echtgenote.

2.2.      Vervolgens heeft de oud-notaris op 14 augustus 2013 voor de vader van klagers (hierna: erflater) een aanvullend testament gepasseerd, waarbij het perceel grasland, kadastraal bekend gemeente [gemeente], sectie X nummer 283, groot zes en tachtig are en zeventig centiare, is gelegateerd aan de oudste broer van klagers, [C] (hierna: [C]). 

2.3.      Erflater is op 30 maart 2020 overleden.

2.4.      De kandidaat-notaris is in het testament benoemd tot executeur-testamentair en heeft deze benoeming aanvaard.

2.5.      Bij brief van 10 september 2020 heeft de kandidaat-notaris klaagster sub 3 geschreven: “In verband met het overlijden van uw vader, (..), is ons door zijn bewindvoerder, mevrouw [D] verzocht om een verklaring van erfrecht op te stellen. Derhalve heb ik het gebruikelijke onderzoek gestart. (..)

In voormeld testament van 15 april 2013 heeft de overledene alle eerdere testamenten herroepen. In het testament dat op 14 augustus 2013 is verleden, is het vorige testament in stand gehouden maar aangevuld met een legaat. (..)

In gemeld testament is de overledene niet afgeweken van de wettelijke regels van erfopvolging bij versterf. (..) de eerste kring van erfgenamen zijn de echtgenote en kinderen. Indien een van hen is vooroverleden, erven zijn/haar afstammelingen in zijn/haar plaats.

Op de nalatenschap van de overledenen is de wettelijke verdeling van toepassing. Dit betekent dat alle goederen door langstlevende, worden verkregen onder de verplichting om alle schulden voor haar rekening te nemen. De kinderen verkrijgen hun erfdeel in de vorm van een vordering op u, welke vordering opeisbaar is in de in het testament onder C.1 genoemde gevallen en bij uw eigen overlijden.
(..)

In de aanvulling op het testament is nog een legaat op genomen dat niet van toepassing is omdat de langstlevende nog in leven is.

Erfgenaamschap  

Op grond van het testament en de tot nu toe bij mij bekende gegevens zijn de enige erfgenamen van de overledene:

  • zijn echtgenote, mevrouw [B];
  • zijn kinderen:
  1. [klaagster sub 3];
  2. [klaagster sub 2];
  3. [klager sub 1];
  4. [C];
  5. mevrouw [E]; en
  • omdat zijn zoon, de heer [F] eerder is overleden, de kinderen van de heer [F]:
  1. mevrouw [G]’
  2. mevrouw [H];
  3. mevrouw [I].

(thans zijn mij geen andere kinderen bekend).

De wet geeft een aantal keuze-mogelijkheden aan een erfgenaam; de erfgenaam kan de nalatenschap:

  • zuiver aanvaarden;
  • beneficiair aanvaarden;
  • verwerpen. (..)

Uit de beschikking van de rechtbank die ik van de bewindvoerder heb ontvangen blijkt dat ook mevrouw [B] onder bewind staat. (..)”

2.6.      Bij e-mail van 21 september 2020 heeft klaagster sub 3 de kandidaat-notaris verzocht een verklaring beneficiaire aanvaarding op te stellen en daarbij nog een aantal vragen gesteld.

2.7.      Daarop heeft de kandidaat-notaris per (ongedateerde) e-mail geantwoord: “Ik ga dit gelijk oppakken. Uiterlijk maandag heeft u de nieuwe verklaring”.

2.8.      Op 20 oktober 2020 heeft de kandidaat-notaris per e-mailbericht aan klaagster sub 2 meegedeeld dat een aantal documenten in het Online Dossier is gezet, waaronder een verklaring aanvaarding wettelijke verdeling voor klaagster sub 2.

Op diezelfde dag heeft klaagster sub 2 aan de kandidaat-notaris verzocht om de verklaring aanvaarding wettelijke verdeling op haar eigen naam te stellen in plaats van op naam van haar zuster. Verder heeft zij voor de tweede keer verzocht om een verklaring voor beneficiaire aanvaarding in plaats van een verklaring zuivere aanvaarding naar haar te sturen.

2.9.      Bij e-mail van 30 oktober 2020 heeft klaagster sub 2 de kandidaat-notaris nogmaals verzocht om een verklaring van beneficiaire aanvaarding aan haar te sturen.

2.10.    Bij e-mail van 18 februari 2021 heeft klaagster sub 2 aan de kandidaat-notaris  en mr. [J], kantoorgenoot van de kandidaat-notaris (hierna te noemen: mr. [J]), en mevrouw [K] (medewerkster van Stichting CAV) geschreven: “Inmiddels is het bijna een jaar later en nog steeds is er naar mijn weten niets gebeurd met de erfenis afwikkeling van mijn vader.

Dit betekent dat mijn broer [C] ook dit jaar weer een fiks geld bedrag heeft kunnen pikken door een exorbitante huur te innen bij mijn moeder. De bewindvoerders (CAV) hebben als taak het vermogen te beschermen en diefstal tegen te houden maar helaas doen zij hier niks aan en gaat hij vrolijk door met de rekening plunderen.

Een andere manier om hem te stoppen zou zijn om de erfenis af te wikkelen maar dit duurt blijkbaar lang.

Aanvaarden jullie deze zaak wel of niet?

Zo ja, zijn jullie al begonnen met de boedelbeschrijving ed? Zijn de vermogens verklaringen al opgevraagd bij CAV? Of heb jij de vermogensverklaringen al opgestuurd naar de notaris, Denise?

Gaarne zsm een antwoord alstublieft.”

2.11.    Bij e-mail van 20 februari 2021 heeft mr. [J] aan de kandidaat-notaris geschreven: “Beste [kandidaat-notaris],

Kan jij een status report geven.”

2.12.    Bij e-mail van 31 maart 2021 heeft klaagster sub 2 de kandidaat-notaris geschreven dat zij nog steeds wacht op de boedelbeschrijving en de vermogensverantwoordingen inclusief eindverantwoording.

2.13.    Bij brief van 28 september 2021 heeft de kandidaat-notaris klagers toegezegd aangifte erfbelasting te zullen doen en hen de volgende documenten toegestuurd:

  • de beslissing tot benoeming van de huidige bewindvoerder;
  • een kopie aangifte Inkomstenbelasting 2020, opgesteld door de bewindvoerder;
  • het vermogensoverzicht per 30-03-2020, opgesteld door de bewindvoerder;
  • de rekening en verantwoording over 2020, door de bewindvoerder op 25 augustus 2020 bij de rechtbank ingediend;
  • een concept verklaring van erfrecht en
  • een kopie van het testament en de aanvulling daarop.

3.          De klacht jegens de kandidaat-notaris

Klagers verwijten de kandidaat-notaris dat hij geen inzage verschaft in de afhandeling van de nalatenschap en deze niet voortvarend afhandelt.

Klagers verwijten de kandidaat-notaris verder:

  • moeizame communicatie;
  • de vermogensverantwoordingen van de bewindvoerder van erflater worden niet ter inzage gegeven, terwijl de kandidaat-notaris herhaaldelijk heeft beloofd deze overzichten op te vragen bij de rechtbank;
  • de boedelbeschrijving op moment van overlijden is niet gemaakt.

Verder vallen klagers kleine onzorgvuldigheden op: onduidelijkheid over het juiste postadres van het kantoor; er niet van op de hoogte zijn dat klagers volgens afspraak op het kantoor zijn; tot drie maal toe een document met zuivere aanvaarding geven terwijl klagers beneficiaire aanvaarding aanvragen; de betreffende verklaring wordt ter plekke met pen veranderd; het digitale dossier is niet actueel; op het kantoor worden klagers aangezien voor andere cliënten en tijdens het gesprek met de kandidaat-notaris heeft de kandidaat-notaris gezegd dat hij nog niet naar deze zaak heeft gekeken. 

4.          Verweer van de kandidaat-notaris

Er is geen verweerschrift van de kandidaat-notaris ontvangen.

5.         De beoordeling

5.1.      Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de kandidaat-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2.      Ter zitting heeft de kandidaat-notaris als reden voor het niet indienen van een verweerschrift aangevoerd dat hij het klaagschrift niet had ontvangen. Uit het procesdossier blijkt dat de kamer het klaagschrift op 25 juni 2021 aan het kantooradres van de kandidaat-notaris heeft verzonden, als ook de daaropvolgende brieven, waaronder de per aangetekende post verzonden oproepbrief d.d. 3 september 2021 voor de mondelinge behandeling van 9 november 2021. Deze poststukken zijn niet als onbestelbaar geretourneerd; voorts is de kandidaat-notaris in persoon op de mondelinge behandeling verschenen, zodat niet aannemelijk is dat de kandidaat-notaris de oproepbrief of het klaagschrift niet zou hebben ontvangen. Nu de kandidaat-notaris ter zitting mondeling verweer heeft kunnen voeren, acht de kamer de kandidaat-notaris overigens ook niet in zijn procesvoering geschaad.

5.3.      De kamer acht de klacht gegrond.

Vast is komen te staan dat de kandidaat-notaris de nalatenschap van erflater niet voortvarend afhandelt en klagers geen althans onvoldoende inzage heeft verschaft en ook thans verschaft in de afwikkeling van deze nalatenschap. Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de kandidaat-notaris vanaf de datum van overlijden van erflater - 30 maart 2020 - tot eind september 2021 klagers slechts twee maal inhoudelijk heeft geïnformeerd over de afwikkeling van de nalatenschap, te weten op 10 september 2020 en, ruim een jaar later, op 28 september 2021. Klaagster sub 2 heeft tot drie keer toe om de juiste verklaring van aanvaarding moeten verzoeken en ook na de betreffende e-mail van mr. [J] heeft de kandidaat-notaris niet, althans onvoldoende actie ondernomen. Klagers hebben de kandidaat-notaris meerdere keren vergeefs gevraagd om een boedelbeschrijving op te stellen.

5.4.      Het verweer ter zitting van de kandidaat-notaris dat ten tijde van de aanvaarding van de benoeming tot executeur het notariskantoor in een roerige periode zat en ook de omstandigheden rondom het Covid-19 virus voor vertraging in de werkzaamheden zorgden, slaagt niet. Naar het oordeel van de kamer kunnen deze omstandigheden in voorkomend geval weliswaar aanleiding vormen voor enige - kortdurende - vertraging in de afhandeling van werkzaamheden, maar in dit geval heeft de kandidaat-notaris onvoldoende aangetoond dat hem deze vertraging niet te verwijten valt. Bovendien ontslaat een mogelijke vertraging in de werkzaamheden  de kandidaat-notaris niet van zijn verplichting jegens klagers hen te informeren over het verloop en de afwikkeling van de nalatenschap. Hierin is de kandidaat-notaris dan ook te kort geschoten. Niet gebleken is dat de kandidaat-notaris, anders dan in zijn hiervoor vermelde brieven, enige toelichting over de afhandeling van de nalatenschap aan klagers heeft gegeven, hetgeen wel op zijn plaats was en nog steeds is. Het verweer van de kandidaat-notaris dat het communiceren met de bewindvoerder en de bank lastig was, kan evenmin een grond zijn om dan maar af te wachten en klagers hierover niet te informeren. Het gebrek aan regie over en toezicht op de onder de verantwoordelijkheid van de kandidaat-notaris vallende werkzaamheden acht de kamer dan ook tuchtrechtelijk verwijtbaar. 

5.5.      Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht op 9 november 2021 heeft de kandidaat-notaris de kamer toegezegd de boedelbeschrijving, de gecorrigeerde aangifte erfbelasting en de overzichten vermogensverloop vanaf datum overlijden erflater en voor datum overlijden erflater op te stellen voor het einde van het jaar 2021. Daarom is de behandeling van de klacht aangehouden tot 11 januari 2022. Klagers hebben in hun e-mailbericht van 20 januari 2022 de kamer bericht dat zij een bespreking met de kandidaat-notaris hebben gevoerd, maar dat zij daarna niets meer van hem hebben vernomen. De kandidaat-notaris laat klagers hiermee derhalve wederom in het ongewisse, hetgeen hem te verwijten valt.

Ook de kamer is niet door de kandidaat-notaris geïnformeerd over het verdere verloop van de afwikkeling van de nalatenschap. De kamer gaat er derhalve van uit dat de kandidaat-notaris de hiervoor genoemde documenten – ondanks zijn toezeggingen ter zitting – niet heeft opgemaakt.

5.6.      De overige klachtonderdelen behoeven gezien het vorenstaande geen nadere bespreking.

Maatregel

De kamer acht de verweten gedraging onzorgvuldig en ernstig verwijtbaar.

De nalatenschap is nu, bijna twee jaar later, nog steeds niet afgewikkeld. De kandidaat-notaris heeft ondanks zijn beloftes aan klager en ter zitting aan de kamer niet de documenten opgesteld waarom klagers hebben verzocht. Dat de kandidaat-notaris niet tot nauwelijks regie heeft gevoerd door steeds een afwachtende houding in te nemen en niet zelf getracht heeft de afwikkeling van de nalatenschap tot een goed einde te brengen, acht de kamer ernstig nalatig. Aldus heeft de kandidaat-notaris de belangen van klagers ernstig veronachtzaamd. De kamer rekent het de kandidaat-notaris voorts aan dat hij geen antwoord geeft op het verzoek van de kamer om te worden geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap, terwijl de mondelinge behandeling van de klacht is aangehouden in afwachting van de door de kandidaat-notaris op te stellen documenten. Klagers zijn hierdoor nog meer benadeeld. De kamer acht daarom de maatregel van berisping passend en geboden. 

Vergoeding griffierecht aan klager

5.7.      Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, dient de notaris het door klagers betaalde griffierecht van € 50,- op grond van artikel 99 lid 5 Wna aan klagers te vergoeden.

Kostenveroordeling

5.8.      Nu de kamer de klacht gegrond verklaart en de kandidaat-notaris tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de kandidaat-notaris op grond van artikel 103b lid 1 Wna jo. de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat (Staatscourant 2020, nr. 67893) veroordelen in de volgende kosten:

a. € 50,- forfaitaire vergoeding van kosten van klagers;

b. € 2.000,- kosten van behandeling van de klacht door de kamer.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een andere beslissing.

5.9.      De kandidaat-notaris dient de kosten van klagers en het griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klagers te voldoen. Klagers dienen daartoe tijdig schriftelijk hun rekeningnummer aan de kandidaat-notaris door te geven.

5.10.    De kandidaat-notaris dient de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer na het onherroepelijk worden van deze beslissing te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), waarbij de in de artikelen 103b lid 3 Wna bepaalde termijn en de wijze waarop de kosten moeten worden voldaan door het LDCR per brief aan de kandidaat-notaris zullen worden meegedeeld.

5.11.    Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

  • verklaart de klacht in al haar onderdelen gegrond;
  • legt de kandidaat-notaris een berisping op;
  • veroordeelt de kandidaat-notaris tot betaling aan klagers van de kosten van klagers van € 50,- en het griffierecht van € 50,- op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.9 bepaald;
  • veroordeelt de kandidaat-notaris tot betaling van € 2.000,- in de kosten van behandeling van de klacht door de kamer, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.10 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mrs. J.J. Dijk, voorzitter,  N.A.J. Purcell, C. Holdinga, leden.

Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2022 door mr. J.J. Dijk, voorzitter, in aanwezigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).