ECLI:NL:TNORAMS:2022:3 Kamer voor het notariaat Amsterdam 705601 / NT 21-43

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2022:3
Datum uitspraak: 15-02-2022
Datum publicatie: 01-03-2022
Zaaknummer(s): 705601 / NT 21-43
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Testamenten
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: De kamer is van oordeel dat de notaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten tijde van het passeren alert is geweest op de mate van wilsbekwaamheid van erflater en dat zij onvoldoende aanleiding had om aan deze wilsbekwaamheid te twijfelen. Dat oordeel vindt mede steun in het feit dat de kamer van de notaris ter zitting heeft begrepen dat zij tijdens de bespreking diverse vragen aan erflater heeft gesteld die adequaat zijn beantwoord en dat zij daarbij geen twijfel heeft gehad over de wilsbekwaamheid van erflater. De notaris heeft verklaard dat zij niets heeft gemerkt van enige laaggeletterdheid bij erflater, maar ook indien daar wel sprake van zou zijn, wijst dat enkele feit niet op wilsonbekwaamheid. De notaris heeft bewust de bespreking aan het einde van de ochtend ingepland omdat dit het beste tijdstip van de dag is voor personen op hogere leeftijd. Daarnaast heeft de notaris verklaard dat de tweede bespreking – in tegenstelling tot de bewering van klaagsters dat dit slechts tien minuten duurde – zeker een uur heeft geduurd en dat het ook gebruikelijk is dat het kantoor een uur inplant voor een dergelijke bespreking. De notaris heeft verklaard dat de aktes integraal, van voor naar achter, met erflater zijn doorgenomen.Voorts hebben klaagsters niet geconcretiseerd hoe de volgens klaagsters verslechterende gezondheid van erflater was - meer specifiek het nierfalen dat volgens klaagsters tot forse warrigheid zou leiden -, terwijl door de notaris is aangevoerd dat erflater tijdens de bespreking geheel helder en stellig was over de reden van de aanpassing van de testamenten. Het testament en het levenstestament zijn bovendien, na inhoudelijke voorbespreking, eerst in concept aan erflater toegezonden, en vervolgens na twee weken gepasseerd.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 15 februari 2022 in de klacht met nummer 705601 / NT 21-43 van:

1. [Klaagster], wonende te [woonplaats],

hierna: klaagster sub 1,

2. [Klaagster], wonende te [woonplaats],

hierna: klaagster sub 2,

gemachtigde voor beiden: mr. M.H. Vaandrager,

hierna tezamen: klaagsters,

tegen:

[notaris],

notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna: de notaris.

1.          Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- klaagschrift met bijlagen van 22 juli 2021, ingekomen op 23 juli 2021;

- verweerschrift van 31 augustus 2021, ingekomen op 1 september 2021.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 14 december 2021 zijn klaagsters, bijgestaan door hun raadsman, en de notaris, vergezeld van mr. [A],  verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd. Uitspraak is bepaald op heden.

2.          De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

2.1.      Op 4 november 2018 is overleden de heer [B] (hierna: erflater), broer van klaagster sub 1 en (stief)oom van klaagster sub 2.

Erflater had één zus (klaagster sub 1) en nog drie broers, [C] (hierna: broer [C]), [D] (hierna: broer [D]) en [E] (hierna: broer [E]). Broers [D] en [E] zijn inmiddels overleden. Klaagster sub 2 is de stiefdochter van broer [D].

2.2.      Op 16 november 2011 heeft oud-notaris mr. [F] een testament en een algemene notariële volmacht met beperkt levenstestament verleden voor erflater. In dit testament zijn (ieder voor één derde gedeelte) tot enig erfgenaam benoemd broer [C], broer [D] en klaagster sub 1. Daarnaast zijn in het testament tot gezamenlijk executeur benoemd broer [C] en broer [C]. In het (beperkt) levenstestament is volmacht verleend aan broer [D] en zijn schoonzuster, mevrouw [G] (hierna: de schoonzuster).

2.3.      In juli 2018 heeft de schoonzuster contact met het kantoor van de notaris opgenomen en heeft zij meegedeeld dat zij in opdracht van erflater een afspraak wilde maken voor het wijzigen van het testament en het levenstestament.

2.4.      Erflater heeft vervolgens in een persoonlijk gesprek met de kandidaat-notaris, mr. [H] (hierna: de kandidaat-notaris), de inhoud van het testament en het levenstestament besproken. In dit gesprek heeft hij meegedeeld het bestaande testament en het levenstestament te willen wijzigen.

2.5.      Op 18 juli 2018 is een concept testament en een concept levenstestament naar het privé adres van erflater toegezonden.

2.6.      Op 31 juli 2018 heeft de notaris het nieuwe testament en levenstestament gepasseerd. In het testament is de eerdere erfstelling herroepen en is alleen broer [C] tot enig erfgenaam benoemd.

2.7.      Volgens de verklaring van erfrecht, opgesteld door de notaris op 3 december 2018, heeft erflater in zijn testament tot executeur/afwikkelingsbewindvoerder benoemd broer [C] en de schoonzuster.

3.          De klacht

3.1.      Klaagsters verwijten de notaris dat zij onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij het opmaken van de uiterste wil van erflater en dat zij daarbij ten onrechte het Stappenplan wilsbekwaamheid van de KNB niet heeft gevolgd.

3.2.      Klaagsters leggen aan hun klacht ten grondslag dat erflater in 2018 niet goed in staat was zijn wil te bepalen. Klaagsters stellen dat de notaris het Stappenplan wilsbekwaamheid had moeten volgen op grond van de volgende indicatoren:

  1. erflater was 82 jaar oud;
  2. erflater was laaggeletterd;
  3. erflater was niet heel gezond meer na een ongeval in 2000, waarbij hij nierschade opliep. In het ziekenhuis stond hij bekend als zorgmijder;
  4. medio 2018 heeft erflater een aantal bloedtransfusies gekregen;
  5. erflater voerde al jaren niet zijn eigen administratie;
  6. erflater woonde nog wel zelfstandig, maar kon niet voor zichzelf of voor zijn huishouden zorgen;
  7. de erfstelling in het nieuwe testament hield een drastische wijziging in van het voorgaande testament, dat bovendien nog redelijk recent was opgemaakt, namelijk in 2011;
  8. in het levenstestament uit 2011 had erflater nog een volmacht aan broer [D]  en de schoonzuster gezamenlijk gegeven, terwijl in het nieuwe levenstestament broer [D] niet meer betrokken is;
  9. broer [D] en klaagster sub 1 zijn niet over de wijziging van het testament en het levenstestament geïnformeerd, niet vooraf en niet achteraf;
  10. de afspraak bij de notaris is niet door erflater maar door de schoonzuster gemaakt; er kunnen vraagtekens worden gezet of het initiatief wel van hem afkomstig was;
  11. erflater was de laatste paar jaren voor zijn overlijden afhankelijk van de zorg van broer [C] en de schoonzuster. Klaagster sub 1 kon niet meer zo makkelijk naar hem toekomen wegens privéomstandigheden en broer [D] evenmin;
  12. erflater kon niet zelfstandig naar het kantoor van de notaris komen, hij had geen rijbewijs en kon niet zelfstandig ergens heen. Hij is dus bij de afspraak begeleid;
  13. volgens de notaris zou erflater twee keer bij haar op kantoor zijn geweest. Klaagsters weten niet wanneer deze afspraken zijn geweest. Zat daar veel tijd tussen of waren de afspraken kort na elkaar?
  14. volgens de notaris zijn er eerst ontwerpstukken gemaakt en zijn deze eerst ter beoordeling naar erflater toegezonden. Niet duidelijk is naar welk adres die stukken zijn toegestuurd, het adres van erflater, of het adres van de schoonzuster?
  15. niet duidelijk is op welke wijze de notaris heeft geverifieerd of erflater zijn nieuwe testament en levenstestament begreep en kon overzien. Klaagsters stellen dat erflater de stukken niet zelf kan hebben gelezen, omdat hij dat niet kon vanwege zijn laaggeletterdheid.

Genoemde indicatoren in onderlinge samenhang bezien hadden voor de notaris aanleiding moeten zijn om de eventuele wilsonbekwaamheid van erflater door een onafhankelijke arts te laten beoordelen.

3.3.      De voormalige woning van erflater is inmiddels verkocht voor een bedrag van € 700.000,-- en erflater had daarnaast een aanzienlijk saldo op zijn bankrekening.

4.          Het verweer

4.1.      Erflater kon in het gesprek met de kandidaat-notaris op 16 juli 2018 goed verwoorden wat hij in 2011 had geregeld en waarom hij zijn testament en levenstestament wilde wijzigen. Hij gaf aan zijn testament uit 2011 te willen wijzigen wegens gewijzigde familieomstandigheden. Al langere tijd had hij geen contact meer met broer [D] en klaagster sub 1 en om die reden wilde hij hen uit het testament verwijderen. Hij vertelde dat alleen broer [C] nog naar hem omkeek en daarom zijn enig erfgenaam moest worden. Om diezelfde reden gaf hij aan dat ook zijn levenstestament moest worden aangepast.

4.2.      Bij de bespreking van 16 juli 2018 is niet gebleken dat erflater niet in staat was zijn wil te bepalen. Gelet op de stelligheid van zijn wensen en de duidelijke wijze van communiceren, waren er bij de kandidaat-notaris geen twijfels met betrekking tot de wilsbekwaamheid. Voor de vaststelling van de wilsbekwaamheid is het stappenplan wel uitgangspunt geweest bij de beoordeling van erflater maar omdat er geen twijfel was aan de wilsbekwaamheid is het Stappenplan van de KNB niet verder gevolgd. Tijdens de bespreking bevonden broer [C] en de schoonzuster zich in de wachtkamer. Alleen bij het laatste gedeelte van de bespreking, toen uitsluitend in algemene bewoordingen werd uitgelegd wat een levenstestament inhield, heeft de kandidaat-notaris de broer en schoonzuster erbij gehaald; het was immers de bedoeling dat zij de gevolmachtigden zouden worden.

4.3.      Het feit dat de afspraken voor de bespreking en het passeren gemaakt werden door de schoonzuster alsmede dat erflater een hoge leeftijd had en de inhoud van het testament ingrijpend afwijkt van het testament uit 2011, maakte dat de notaris extra alert was tijdens het passeren van de akten. De schoonzuster en de broer bevonden zich tijdens het bespreken en passeren van de akten op 31 juli 2018 de gehele tijd in de wachtkamer. Voorafgaand aan het passeren heeft de notaris, in het bijzijn van de kandidaat-notaris, met erflater de inhoud van het testament en het levenstestament besproken. Hierbij kon hij geheel in overeenstemming met zijn wensen van 16 juli 2018 goed verwoorden wat zijn bedoeling was. Op open vragen die de notaris aan erflater stelde, kon hij duidelijk, logisch en beargumenteerd antwoord geven. Bij de notaris waren er geen indicaties of omstandigheden die er toe zouden moeten leiden haar diensten op dat moment te weigeren dan wel een medische verklaring te verlangen. Dat erflater onder druk stond van broer [C] of zijn schoonzuster of derden om zijn testament en levenstestament te wijzigen, is noch de notaris noch de kandidaat-notaris gebleken.

De notaris concludeert dat gelet op de geschetste waarnemingen door de kandidaat-notaris en haarzelf alsmede de omstandigheden waaronder het testament tot stand is gekomen, in dit geval voldoende controle naar de wilsbekwaamheid van erflater heeft plaatsgevonden.

5.         De beoordeling

5.1.      Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2.      De kamer neemt tot uitgangspunt dat een cliënt die handelingsbekwaam is, moet worden geacht zijn belangen te kunnen behartigen. Dit is een wettelijk uitgangspunt. Volgens vaste jurisprudentie van de notariskamer van het Gerechtshof te Amsterdam moet de notaris, zoals bij elke akte, de wilsbekwaamheid van de betrokkene beoordelen. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris, die daarbij een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen en biedt het Stappenplan daarvoor een handreiking. De kamer dient dus te beoordelen of de notaris ten tijde van het passeren van de testamenten op 31 juli 2018 voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het vaststellen van de wilsbekwaamheid van erflater.

5.3.      De kamer is van oordeel dat de notaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten tijde van het passeren alert is geweest op de mate van wilsbekwaamheid van erflater en dat zij onvoldoende aanleiding had om aan deze wilsbekwaamheid te twijfelen. Dat oordeel vindt mede steun in het feit dat de kamer van de notaris ter zitting heeft begrepen dat zij tijdens de bespreking diverse vragen aan erflater heeft gesteld die adequaat zijn beantwoord en dat zij daarbij geen twijfel heeft gehad over de wilsbekwaamheid van erflater. De notaris heeft verklaard dat zij niets heeft gemerkt van enige laaggeletterdheid bij erflater, maar ook indien daar wel sprake van zou zijn, wijst dat enkele feit niet op wilsonbekwaamheid. De notaris heeft bewust de bespreking aan het einde van de ochtend ingepland omdat dit het beste tijdstip van de dag is voor personen op hogere leeftijd. Daarnaast heeft de notaris verklaard dat de tweede bespreking – in tegenstelling tot de bewering van klaagsters dat dit slechts tien minuten duurde – zeker een uur heeft geduurd en dat het ook gebruikelijk is dat het kantoor een uur inplant voor een dergelijke bespreking. De notaris heeft verklaard dat de aktes integraal, van voor naar achter, met erflater zijn doorgenomen.

Voorts hebben klaagsters niet geconcretiseerd hoe de volgens klaagsters verslechterende gezondheid van erflater was - meer specifiek het nierfalen dat volgens klaagsters tot forse warrigheid zou leiden -, terwijl door de notaris is aangevoerd dat erflater tijdens de bespreking geheel helder en stellig was over de reden van de aanpassing van de testamenten.

Het testament en het levenstestament zijn bovendien, na inhoudelijke voorbespreking, eerst in concept aan erflater toegezonden, en vervolgens na twee weken gepasseerd.

Klaagsters hebben ter zitting verklaard dat zij vermoeden dat broer [C] en de schoonzuster erflater hebben beïnvloed bij de totstandkoming van de testamenten. Of sprake is geweest van (ongeoorloofde) beïnvloeding zal door de burgerlijke rechter moeten worden vastgesteld en niet door de kamer. Er is niet gebleken dat de notaris had moeten opmerken dat sprake was van een dergelijke beïnvloeding; de voorbespreking met de kandidaat notaris en het passeren van het testament vonden beide plaats buiten aanwezigheid van zowel broer [C] als de schoonzuster.

5.4.      Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.C. Stroeve en O. Schlaman, leden.

Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2022 door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, in aanwezigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).