ECLI:NL:TNORAMS:2022:27 Kamer voor het notariaat Amsterdam 721346 / NT 22-28

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2022:27
Datum uitspraak: 06-12-2022
Datum publicatie: 01-02-2023
Zaaknummer(s): 721346 / NT 22-28
Onderwerp: Overig, subonderwerp: Kwaliteitstoezicht/-bevordering KNB
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Gelet op het belang van de permanente educatie moet een notaris voldoende prioriteit geven aan de opleidingsverplichtingen. Nu de notaris ondanks de waarschuwingen van het BFT, voor de derde keer in voornoemde tijdvakken te weinig opleidingspunten heeft gehaald, acht de kamer het opleggen van de maatregel van waarschuwing passend en geboden. 

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 6 december 2022 in de klacht met nummer 721346 / NT 22-28 van:

het Bureau Financieel Toezicht (BFT),

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigde: mr. R. Wisse,

tegen:

[de notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

de notaris.

1.         Het verloop van de procedure

De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:

- klaagschrift met bijlagen van 29 juli 2022, ingekomen op 1 augustus 2022;

- de reactie van de notaris van 13 september 2022.

Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 11 oktober 2022 zijn de notaris en de gemachtigde van klager verschenen.  Partijen hebben het woord gevoerd.  Uitspraak is bepaald op heden.

2.         De feiten

De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:

2.1.      Bij brief van 19 juli 2018 heeft het BFT de notaris voor de eerste maal gewaarschuwd omdat de notaris in het tijdvak 2016-2017 niet aan zijn opleidingsverplichtingen heeft voldaan. Het BFT heeft daarin toegelicht dat de notaris heeft gehandeld in strijd met artikel 1 jo. artikel 2 lid 1 Verordening bevordering vakbekwaamheid (hierna: de Verordening) jo. artikel 5 lid 1 Reglement bevordering vakbekwaamheid (hierna: het Reglement) en de notaris gelegenheid tot herstel gegeven tot uiterlijk 31 december 2019. De notaris heeft binnen deze termijn het tekort aan  opleidingspunten niet hersteld.

2.2.      Bij brief van 26 augustus 2020 heeft het BFT de notaris voor de tweede maal gewaarschuwd omdat de notaris in het tijdvak 2018-2019 niet aan zijn opleidingsverplichtingen heeft voldaan. Het BFT heeft de notaris gelegenheid tot herstel gegeven tot uiterlijk 31 december 2021. De notaris heeft binnen deze termijn het tekort aan opleidingspunten niet hersteld.

2.3.      In 2022 heeft het BFT geconstateerd dat de notaris in het tijdvak 2020-2021 opnieuw niet aan zijn opleidingsverplichtingen heeft voldaan, aangezien hij ook in dit tijdvak opleidingspunten tekort kwam. In totaal is er sprake van een tekort van 36 opleidingspunten, gerekend over de drie hiervoor genoemde tijdvakken.

3.         De klacht en het verweer

3.1.      Het BFT verwijt de notaris klachtwaardig handelen door in drie opvolgende tijdvakken (2016-2017, 2018-2019 en 2020-2021) niet, althans niet volledig, aan de opleidingsverplichtingen te voldoen.

3.2.      De notaris heeft geen verweer gevoerd.

4.         De beoordeling

4.1.      Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2.      De notaris is gehouden, gelet op de artikelen 1 en 2 lid 1 van de Verordening en artikel 5 lid 1 van het Reglement, om voldoende opleidingspunten te behalen. Per twee kalenderjaren dient een notaris 40 opleidingspunten te behalen.

4.3.      De notaris heeft erkend dat hij in de afgelopen drie tijdvakken onvoldoende opleidingspunten heeft gehaald en wenst ook geen verweer te voeren.

Ter zitting heeft de notaris nog wel verklaard dat hij in het verleden jarenlang als docent bij de beroepsopleiding voor notarissen heeft gefungeerd en daarvoor (destijds) een volledige vrijstelling van de opleidingsverplichting genoot, waardoor de opleidingsverplichting misschien minder scherp op zijn netvlies stond. De gemachtigde van klager heeft ter zitting verklaard dat van de notaris geen enkele reactie op de communicatie van het BFT wat betreft de opleidingsverplichting is ontvangen.

4.4.      De kamer overweegt dat de notaris over meerdere jaren in strijd heeft gehandeld met zijn verplichting om voldoende opleidingspunten te behalen. De kamer acht de klacht daarom gegrond.

Maatregel

4.5.      Gelet op het belang van de permanente educatie moet een notaris voldoende prioriteit geven aan de opleidingsverplichtingen. Nu de notaris ondanks de waarschuwingen van het BFT, voor de derde keer in voornoemde tijdvakken te weinig opleidingspunten heeft gehaald, acht de kamer het opleggen van de maatregel van waarschuwing passend en geboden. 

Kostenveroordeling

4.6.      Nu de kamer de klacht gegrond verklaart en de notaris tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de notaris op grond van artikel 103b lid 1 Wna jo. de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67893) veroordelen in de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 2.000,-.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een andere beslissing.

4.7.      De notaris dient de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer na het onherroepelijk worden van deze beslissing te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), waarbij de in de artikelen 103b lid 3 Wna bepaalde termijn en de wijze waarop de kosten moeten worden voldaan door het LDCR per brief aan de notaris zullen worden meegedeeld.

4.8.      Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de notaris een waarschuwing op;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer, vastgesteld op € 2.000,-, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 4.7 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mrs. S.P. Pompe, voorzitter, T.H. van Voorst Vader en C. Holdinga, leden.

Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2022 door mr. S.P. Pompe, voorzitter, in aanwezigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).