ECLI:NL:TNORAMS:2022:2 Kamer voor het notariaat Amsterdam 702596 / NT 21-31

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2022:2
Datum uitspraak: 01-03-2022
Datum publicatie: 01-03-2022
Zaaknummer(s): 702596 / NT 21-31
Onderwerp: Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Het derde klachtonderdeel dat de notaris ten onrechte heeft geweigerd met mr. Zevenbergen te communiceren, vormt in feite de kern van de onderhavige klacht.Mr. Zevenbergen heeft in hoedanigheid van advocaat van klaagster de notaris verzocht om aan de gesprekken tussen de notaris en executeur met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap deel te nemen en zich daarbij op het standpunt gesteld dat de vrije advocaatkeuze van zijn cliënte centraal staat. De notaris heeft – gelet op de specifieke testamentaire making met betrekking tot mr. Zevenbergen – mr. Zevenbergen op zijn positie gewezen en zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een niet aanvaardbaar gebrek aan onafhankelijkheid van mr. Zevenbergen in verhouding tot zijn opdrachtgeefster/echtgenote. Daarnaast heeft de notaris zich afgevraagd of mr. Zevenbergen ook voldoende onafhankelijkheid heeft ten opzichte van de zaak waarin hij als advocaat optreedt. De notaris heeft haar bezwaren hieromtrent geuit aan mr. Zevenbergen en vervolgens nader advies ingewonnen en – nadat mr. Zevenbergen zijn standpunt niet wijzigde – op 26 mei 2021 een klacht jegens mr. Zevenbergen bij de Raad van Discipline te Amsterdam ingediend, waarin de notaris de Raad verzoekt een oordeel te geven over de handelwijze en positie van mr. Zevenbergen. De mondelinge behandeling hiervan is vastgesteld op 1 april 2022.De kamer overweegt dat - gelet op de bepaling in het testament - het de notaris vrij stond om niet via mr. Zevenbergen, maar rechtstreeks met klaagster te willen communiceren. De notaris heeft dan ook niet onzorgvuldig gehandeld door daaromtrent advies in te winnen van de KNB en een advocaat en het oordeel van de Raad van Discipline af te wachten. De notaris heeft geen inbreuk gemaakt op het recht van vrije advocaatkeuze van klaagster, al was het alleen al omdat het laatstgenoemde te allen tijde vrijstond mr. Zevenbergen te blijven raadplegen. De kamer acht dit klachtonderdeel dus ongegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 15 februari 2022 in de klacht met nummer 702596 / NT 21-31 van:

[Klaagster],

wonende te [woonplaats],

hierna te noemen: klaagster,

gemachtigde: mr. B.A. Zevenbergen, advocaat te Amsterdam,

tegen:

[notaris],                                                                                                                

notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna te noemen: de notaris,

gemachtigde: mr. R. Kingma, advocaat te Haarlem.

1.          Verloop van de procedure

1.1.      Bij brief van 26 mei 2021 heeft klaagster een klaagschrift met bijlagen ingediend.

1.2.      Bij e-mail van 22 juli 2021 heeft de notaris een verweerschrift met bijlagen ingediend.        

1.3.      Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 14 december 2021 zijn partijen, vergezeld van hun raadslieden, verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, klaagster aan de hand van pleitaantekeningen. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de behandeling aangehouden en partijen in de gelegenheid gesteld een schikking te beproeven en hen verzocht de kamer uiterlijk diezelfde dag daarover te berichten. De gemachtigden van partijen hebben bij e-mail van 14 december 2021 de kamer bericht dat zij geen schikking hebben bereikt. Uitspraak is derhalve bepaald op heden.

2.          De feiten

2.1.      Bij akte van 19 januari 2018 heeft de vader van klaagster, de heer [A] (hierna te noemen: erflater), toen 89 jaar oud, ten overstaan van de notaris zijn uiterste wilsbeschikking laten opmaken, onder herroeping van eerder gemaakte wilsbeschikkingen. Op dezelfde dag heeft de notaris ook het testament gepasseerd van de echtgenote van erflater, de moeder van klaagster, mevrouw [B] (hierna te noemen: erflaatster), toen bijna 89 jaar oud.

2.2.      Erflater heeft bij voornoemd testament zijn echtgenote tot enig erfgenaam van de nalatenschap benoemd. Op grond van de in het testament opgenomen “tweetrapsmaking” is bepaald dat het restant van de nalatenschap bij overlijden van erflaatster toekomt aan de broer van klaagster, [C] (hierna: [C]). Aan klaagster heeft erflater een geldvordering ter hoogte van de legitieme portie gelegateerd; dat legaat is niet eerder opeisbaar dan na het overlijden van erflaatster “doch niet eerder dan na verkoop en levering van het door de moeder van klaagster bewoonde appartement.”

2.3.      Als gemachtigde voor klaagster in deze klachtprocedure treedt op de echtgenoot van klaagster, mr. B.A. Zevenbergen (hierna: mr. Zevenbergen). Een van de wensen die erflater in het testament heeft laten opnemen is de volgende: “Het is mijn uitdrukkelijke wens dat bij de gesprekken welke benodigd zijn tussen de notaris, welke is betrokken bij afwikkeling van mijn nalatenschap, en/of de executeur(s) de echtgenoot van mijn voornoemde dochter [voornaam klaagster] niet aanwezig zal zijn.”

2.4.      Erflater is op 20 juli 2020 overleden.

2.5.      De bevoegde executeurs-afwikkelingsbewindvoerders van de nalatenschap van erflater zijn [C] en de notaris.

2.6.      Erflaatster is op 9 december 2020 overleden.

2.7.      Uit het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland van 22 december 2020 blijkt dat haar moeder klaagster eveneens heeft onterfd: “Blijkens het testament van de moeder heeft [voornaam klaagster] een legaat gekregen, bestaande uit een bedrag in contanten.”

2.8.      De notaris heeft in beide nalatenschappen de kantonrechter om haar ontslag als executeur verzocht.

3.          De klacht

3.1.      Samengevat luidt de klacht dat de notaris zich niet heeft gedragen zoals van een goed notaris mag worden verwacht. Klaagster vindt het handelen van de notaris ‘een notaris onwaardig’; haars inziens is geen sprake van een integere beroepsuitoefening. Ook beklaagt klaagster zich erover dat de notaris haar echtgenoot niet wil accepteren als de advocaat die haar belangen behartigt.

3.2.      In het klaagschrift vermeldt klaagster vervolgens negen klachtonderdelen. Deze zouden niet limitatief zijn en betreffen voornamelijk onjuiste e-mailadressering, niet en niet juist beantwoorden van vragen, het (meewerken aan) het drukken van de legitimaire massa en het passeren van een testament van een wilsonbekwame (erflaatster):

  1. Volgens klaagster heeft de notaris de kernwaarde van vertrouwelijkheid geschonden door een e-mail aan mr. Zevenbergen te sturen, terwijl deze bedoeld was voor klaagster en door op een e-mail van mr. Zevenbergen te reageren op het e-mailadres van klaagster.
     
  2. In een door klaagster overgelegde e-mail van 14 september 2020 schrijft de notaris dat zij bereid is met mr. Zevenbergen te communiceren indien klaagster een volmacht heeft afgegeven. Later schrijft zij dat zij niet van klaagster heeft vernomen dat mr. Zevenbergen haar vertegenwoordigt en dat zij geen daaraan ten grondslag liggende volmacht in haar bezit heeft. De uitleg van mr. Zevenbergen dat een volmacht niet nodig is bij optreden van een advocaat, blijkt aan dovemans oren gericht, aldus klaagster.
     
  3. In tegenstelling tot haar aanvankelijke bericht heeft de notaris vervolgens geweigerd met mr. Zevenbergen te communiceren. Er is de notaris kennelijk alles aan gelegen om hem buiten de deur te houden, zelfs het inschakelen van een advocaat die eerst aan de deken van de Amsterdamse orde van advocaten advies vraagt over het optreden van mr. Zevenbergen en daarna ook een klacht tegen hem indient, terwijl de KNB mr. Zevenbergen heeft meegedeeld dat hij op grond van een wens in het testament, zowel als privépersoon en als advocaat niet kan worden buitengesloten.
     
  4. Met het onnodig inschakelen van een advocaat en het ten laste brengen van die kosten op de nalatenschap verkleint de notaris de legitimaire massa. 
     
  5. Op 12 oktober 2020 heeft een taxatie plaatsgevonden van de aanwezige inboedel van de woning van erflater waarbij de notaris aanwezig was. Dat is ruim 10 weken na het overlijden van erflater. Klaagster vindt dat onbegrijpelijk, omdat [C] de woning intussen heeft (kunnen) betreden met alle risico’s van verkleining van de legitimaire massa. Daarin is de notaris dus tekortgeschoten, aldus klaagster.
     
  6.  De notaris heeft geen, ontwijkende, halve, onjuiste of tegenstrijdige antwoorden gegeven op vragen in de e-mails van klaagster. Als een van de voorbeelden noemt klaagster een e-mail van 9 september 2020 van de notaris waarin zij schrijft dat het legaat van klaagster pas opeisbaar is na overlijden van haar moeder en wel na verkoop van het appartement, terwijl zij in een e-mail van 9 april 2021 heeft meegedeeld dat de erfgenaam ervoor zou kunnen kiezen het appartement in eigendom te behouden.
     
  7. De notaris heeft aan klaagster, die haar om inzage had verzocht, geen bankafschriften afgegeven, terwijl zij daarover wel beschikt.
     
  8. Erflaatster was wilsonbekwaam ten tijde van het passeren van het testament op 19 januari 2018. Zij was dat ook al toen de voorganger van de notaris de algehele notariële volmacht passeerde, op 26 juli 2017.
    De notaris heeft nagelaten het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid (hierna: het Stappenplan) te doorlopen. Ter voorbereiding op een procedure tot nietigverklaring van het testament van moeder heeft klaagster het CIZ verzocht om toezending van twee indicatiebesluiten van respectievelijk 2016 en 2019. Klaagster weet dat in het indicatiebesluit van 2016 sprake is van “beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide zorg”. Die indicatie duidt op een aangepaste woonvorm gericht op personen die vanwege psychiatrische problemen in nood zijn en behoefte hebben aan intensieve hulp.
     
  9. Op meerdere verzoeken van klaagster aan de notaris heeft de notaris verklaard zich te beraden over het aanvaarden van de benoeming tot
    (mede-)executeur van de nalatenschap van erflaatster. Klaagster begrijpt dat niet, gelet op de samenhang van beide nalatenschappen en heeft daarom de kantonrechter op 18 mei 2021 verzocht om een termijn te stellen waarbinnen zij zich moet uitspreken over de aanvaarding van de benoeming.

4.          Het verweer

4.1.      De notaris merkt op dat de situatie gecompliceerder ligt dan klaagster doet voorkomen. Klaagster is legataris/legitimaris in de nalatenschap van erflater en heeft daardoor juridisch geen stem bij de afwikkeling van die nalatenschap. Daarbij heeft erflater de uitdrukkelijke wens opgenomen dat bij de gesprekken die nodig zijn tussen de notaris, betrokken bij de afwikkeling van zijn nalatenschap, en/of de executeur(s), de echtgenoot van klaagster niet aanwezig zou zijn.

Het was voor [C] belangrijk om deze uitdrukkelijke wens van zijn vader te respecteren. Dat was in eerste instantie geen probleem voor de executeurs, omdat mr. Zevenbergen als echtgenoot van een legataris/legitimaris geen partij is bij de afwikkeling. Maar dat werd lastiger toen mr. Zevenbergen zich expliciet in de gesprekken ging melden als advocaat van zijn echtgenote.

4.2.      De notaris reageert als volgt op de negen klachtonderdelen:
 

  1. De notaris heeft daarvoor haar excuses gemaakt, het was per abuis. De notaris merkt op dat e-mailadressen van privé en zakelijk nogal op elkaar lijken, zodat een vergissing niet is uitgesloten, maar dat van een schending van vertrouwelijkheid geen sprake is, omdat de e-mails niet bij een derde terecht zijn gekomen.
     
  2. De aanvankelijke e-mail had de notaris aan mr. Zevenbergen gestuurd met het idee dat hij als echtgenoot optrad en de belangen van zijn echtgenote wilde behartigen. Vóór 22 oktober 2020 heeft de notaris niet begrepen dat klaagster zich door haar echtgenoot als advocaat wilde laten vertegenwoordigen.
    Ook dacht de notaris aanvankelijk vanuit een rol als bemiddelaar nog tot oplossingen te kunnen komen, maar heeft [C] haar erop gewezen dat er geen contact met mr. Zevenbergen diende plaats te vinden omdat hij haar anders tuchtrechtelijk zou aanspreken.
     
  3. De notaris hoopte met een persoonlijk gesprek met klaagster haar onvrede en onbegrip weg te nemen. Gezien de uitdrukkelijke wens van erflater kon de notaris niet akkoord gaan met de aanwezigheid van mr. Zevenbergen bij dat gesprek.
    De notaris heeft bij verscheidene personen en instanties advies ingewonnen over haar positie. Het was haar duidelijk dat ze linksom of rechtsom voor de tuchtrechter zou eindigen. Maar de notaris was uiteindelijk van mening dat zij niet gebruikt wilde worden bij het schenden van een uitdrukkelijke wens van erflater en dat de handelwijze van mr. Zevenbergen niet integer en klachtwaardig is, om inmenging bij de gesprekken over de afwikkeling van de nalatenschap af te dwingen.
    In zijn advies heeft de deken van de Amsterdamse orde van advocaten mr. Zevenbergen aangeraden niet langer voor zijn echtgenote op te treden. Mr. Zevenbergen heeft zich vervolgens begin mei 2020 toch weer als advocaat van klaagster gemeld. Na vergeefse sommatie om zich terug te trekken heeft de notaris bij de deken een klacht tegen mr. Zevenbergen ingediend.
    De door mr. Zevenbergen geschetste situatie in het derde klachtonderdeel is onjuist; bovendien is niet helder wat dit klachtonderdeel inhoudt, aldus de notaris.
     
  4. De notaris heeft de betreffende kosten nog niet ten laste van de nalatenschap gebracht, maar daarvan enkel nog opgave gedaan. Het betrekken van die kosten in de berekening van de legitieme portie zou echter, gelet op de jurisprudentie, juridisch correct zijn (het zijn ‘informele vereffeningskosten’)
    Daarbij zijn deze kosten voornamelijk veroorzaakt door de houding van klaagster en haar echtgenoot.
     
  5. Het laten taxeren van de inboedel na tien weken is geen buitensporige termijn; het vindt vaak veel later plaats. Bovendien bevat dit klachtonderdeel een ongefundeerde beschuldiging aan het adres van [C]. Daarbij heeft hij als executeur rechtmatig toegang tot de woning. De notaris en [C] hadden bij voorhand een taakverdeling afgesproken; de notaris had aangenomen dat [C]  de taxatie zou afhandelen, maar toen bleek dat hij daarover met klaagster niet kon communiceren heeft de notaris die taak opgepakt.
     
  6. Veel van de eisen van klaagster betroffen wensen waarop een legataris/legitimaris geen recht heeft, zoals bijvoorbeeld het eisen van een eerste recht van koop van de inboedelgoederen. De notaris heeft steeds correct antwoord gegeven op de vragen van klaagster. Ook het voorbeeld dat klaagster aanhaalt over de opeisbaarheid van het legaat vindt de notaris onjuist. Het testament vermeldt dat het geldlegaat opeisbaar is na de verkoop van het appartement, maar vermeldt niet dat het appartement na overlijden verkocht moet worden. Op 9 september 2020 had de situatie nog zo kunnen zijn dat de toekomstig erfgenaam van erflaatster zou besluiten het appartement te verkopen ter voldoening van de geldlegaten. Dat dit na overlijden van erflaatster niet is gebeurd en dat door de erfgenaam is besloten op andere wijze aan de geldlegaten te voldoen is aan de erfgenaam. Klaagster accepteert haar hoedanigheid van legataris/legitimaris niet, aldus de notaris.
     
  7. De notaris heeft niet meegedeeld dat zij over bankafschriften zou beschikken, maar vermeldt in haar e-mail van 3 december 2020 dat uit de bankinzage die zij heeft (van na het overlijden) haar niet blijkt van afschrijving van kosten voor een externe kluis. Om volledig inzicht te geven aan klaagster is bij de nalatenschapsdesk van de betreffende banken een verzoek gedaan om alle bankafschriften van de voorgaande vijf jaren te verkrijgen. Ten tijde van het verzoek van klaagster in haar e-mail van 24 februari 2021 waren deze bankafschriften nog niet verstrekt. Vervolgens verzocht klaagster om de afschriften van de afgelopen zeven jaren en heeft de notaris een nieuw verzoek ingediend en daarvan klaagster bij e-mail van 21 april 2021 op de hoogte gesteld. Inmiddels zijn de afschriften van een van de drie banken, de Rabobank, ontvangen en verzonden aan klaagster.
     
  8. De notaris heeft wel degelijk een nauwkeurig proces doorlopen bij het passeren van het testament van erflaatster. Naast het doorlopen van het Stappenplan heeft de notaris langer de tijd genomen (vanaf april 2017) om tot het betreffende testament te komen. Zo is zij tweemaal bij de moeder van klaagster thuis geweest. Ook de voorganger van de notaris heeft ruim de tijd genomen met de ouders van klaagster, om zich ervan te vergewissen dat zij begrepen wat zij met de testamenten deden.
    Hoewel zij een hoge leeftijd hadden, woonden zij nog zelfstandig. De notaris begreep dat ze niet onder behandeling waren; alleen erflater kreeg thuiszorg in verband met slechte fysieke gesteldheid en insuline spuiten. De notaris heeft bij verweerschrift haar aantekeningen overgelegd, waaruit volgens de notaris blijkt dat de moeder van klaagster goed besefte wat het testament inhield. Van de CIZ-indicaties van de moeder van klaagster had de notaris geen wetenschap en kon de notaris ook geen wetenschap hebben.
     

De notaris moest enige tijd nadenken of zij de benoeming tot executeur van de nalatenschap van de moeder van klaagster wel wilde aanvaarden. Ook in het testament van de moeder van klaagster was de uitdrukkelijke wens ten aanzien van mr. Zevenbergen opgenomen en was klaagster door een geldlegaat in de legitieme gesteld (en dus onterfd). De notaris zou door aanvaarding van de benoeming in dezelfde situatie c.q. dilemma komen als in de nalatenschap van erflater en weer stuiten op de weerstand en conflictueuze houding van klaagster.
Daarom heeft de notaris besloten om bij de kantonrechter te verzoeken haar te ontslaan als executeur in beide nalatenschappen, hoewel zij het onbevredigend vindt dat deze problematiek nu naar een collega wordt verschoven.
 

5.         De beoordeling

5.1.      Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2.      Desgevraagd heeft klaagster ter zitting de kamer bevestigd dat zij geen andere klachten jegens de notaris heeft dan de negen klachten welke reeds zijn vermeld in het klaagschrift. De kamer zal dan ook bij beoordeling van de klacht uitgaan van deze negen klachtonderdelen.

Klachtonderdeel 1

5.3.      Ten aanzien van het eerste verwijt dat de notaris abusievelijk een e-mail  bestemd voor mr. Zevenbergen aan klaagster heeft verzonden en vice versa, overweegt de kamer dat de notaris deze e-mails weliswaar aan een onjuist adres heeft verzonden, maar dat dit klachtonderdeel van onvoldoende gewicht is nu van enige schending van vertrouwelijkheid niet is gebleken en de notaris tevens hiervoor haar excuses heeft gemaakt. De kamer acht dit klachtonderdeel derhalve van onvoldoende gewicht. 

Klachtonderdeel 2

5.4.      Het tweede klachtonderdeel dat de notaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat mr. Zevenbergen een volmacht diende te verstrekken, oordeelt de kamer ongegrond daar geen rechtsregel de notaris verbiedt om naar een volmacht van een advocaat te vragen.

Klachtonderdeel 3

5.5.      Het derde klachtonderdeel dat de notaris ten onrechte heeft geweigerd met mr. Zevenbergen te communiceren, vormt in feite de kern van de onderhavige klacht.

Mr. Zevenbergen heeft in hoedanigheid van advocaat van klaagster de notaris verzocht om aan de gesprekken tussen de notaris en executeur met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap deel te nemen en zich daarbij op het standpunt gesteld dat de vrije advocaatkeuze van zijn cliënte centraal staat. De notaris heeft – gelet op de specifieke testamentaire making met betrekking tot mr. Zevenbergen – mr. Zevenbergen op zijn positie gewezen en zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een niet aanvaardbaar gebrek aan onafhankelijkheid van mr. Zevenbergen in verhouding tot zijn opdrachtgeefster/echtgenote. Daarnaast heeft de notaris zich afgevraagd of mr. Zevenbergen ook voldoende onafhankelijkheid heeft ten opzichte van de zaak waarin hij als advocaat optreedt. De notaris heeft haar bezwaren hieromtrent geuit aan mr. Zevenbergen en vervolgens nader advies ingewonnen en – nadat mr. Zevenbergen zijn standpunt niet wijzigde – op 26 mei 2021 een klacht jegens mr. Zevenbergen bij de Raad van Discipline te Amsterdam ingediend, waarin de notaris de Raad verzoekt een oordeel te geven over de handelwijze en positie van mr. Zevenbergen. De mondelinge behandeling hiervan is vastgesteld op 1 april 2022.

De kamer overweegt dat - gelet op de bepaling in het testament - het de notaris vrij stond om niet via mr. Zevenbergen, maar rechtstreeks met klaagster te willen communiceren. De notaris heeft dan ook niet onzorgvuldig gehandeld door daaromtrent advies in te winnen van de KNB en een advocaat en het oordeel van de Raad van Discipline af te wachten. De notaris heeft geen inbreuk gemaakt op het recht van vrije advocaatkeuze van klaagster, al was het alleen al omdat het laatstgenoemde te allen tijde vrijstond mr. Zevenbergen te blijven raadplegen. De kamer acht dit klachtonderdeel dus ongegrond.

Klachtonderdeel 4

5.6.      Met betrekking tot het vierde klachtonderdeel betreffende het in rekening brengen van informele vereffeningskosten, stelt de kamer vast dat de notaris deze kosten nog niet ten laste van de nalatenschap heeft gebracht maar daarvan slechts een opgave heeft gedaan, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is. Ook in het geval dat de notaris deze kosten in rekening brengt, oordeelt de kamer dat deze kosten in beginsel ten laste van de nalatenschap mogen worden gebracht conform artikel 4:7 lid 1 sub c BW, zodat ook om die reden dit klachtonderdeel ongegrond is.

Klachtonderdeel 5

5.7.      Het vijfde verwijt dat de periode tussen het overlijden van erflater en de taxatie van de inboedel van de woning volgens klaagster te lang heeft geduurd, oordeelt de kamer eveneens ongegrond. De kamer is het eens met de notaris dat in het onderhavige geval – mede gegeven de onderlinge verhouding tussen klaagster en [C] en de rolverdeling tussen de executeur en de notaris – deze termijn niet buitensporig lang is geweest.

Klachtonderdeel 6

5.8.      Het zesde klachtonderdeel dat de notaris ten onrechte geen, onvolledige dan wel tegenstrijdige antwoorden heeft gegeven op vragen in de e-mails van klaagster, oordeelt de kamer eveneens ongegrond. Uit de processtukken van het dossier en het verhandelde ter zitting is de kamer voldoende gebleken dat de notaris steeds op correcte en zorgvuldige wijze antwoord heeft gegeven op de vele vragen van klaagster en mr. Zevenbergen. Dat de notaris klaagster eerst heeft aangeraden - gezien haar erfrechtelijke positie als legataris - om voor overleg in contact te treden met [C] en toen dit overleg vruchteloos bleek, nogmaals klaagsters positie als zijnde niet-erfgenaam heeft uitgelegd, acht de kamer evenmin onzorgvuldig. Het door klaagster aangehaalde voorbeeld dat de notaris in haar e-mails van 9 september 2020 en 9 april 2021 een tegenstrijdig antwoord op de vraag van mr. Zevenbergen en klaagster met betrekking tot de opeisbaarheid van het legaat heeft gegeven, miskent naar het oordeel van de kamer dat laatstgenoemde e-mail slechts als een toelichting op de eerste e-mail - waarin de notaris onder meer de letterlijke tekst van het testament herhaalt - kan worden beschouwd. Immers de notaris verduidelijkt in haar tweede e-mail slechts de positie van [C] ten opzichte van klaagster met betrekking tot de mogelijkheden voor uitbetaling van het legaat. 

Klachtonderdeel 7 

5.9.      Ten aanzien van het zevende klachtonderdeel betreffende de bankafschriften van de Rabobank, ING-bank en ABN-AMRO, heeft de notaris ter zitting betwist dat zij bankafschriften in haar bezit heeft en heeft zij voorts verklaard dat zij deze heeft opgevraagd en dat deze waar mogelijk aan klaagster in bezit zijn gesteld. De ABN-AMRO heeft zich echter op het standpunt heeft gesteld niet alle bankafschriften te kunnen verstrekken als gevolg van de gewijzigde tenaamstelling van de en/of rekening van erflaters in het verleden, aldus de notaris in haar verklaring. Gelet hierop en de vele inspanningen van de notaris om de bankafschriften te achterhalen in aanmerking genomen, acht de kamer dit klachtonderdeel dan ook ongegrond. Voor zover mr. Zevenbergen ter zitting heeft willen betogen dat klaagster de notaris tevens verwijt onjuiste belastingaanslagen te hebben ontvangen, overweegt de kamer dat dit klachtonderdeel niet in het klaagschrift is vermeld en als zodanig ook geen onderdeel van de klacht uitmaakt.

Klachtonderdeel 8

5.10.    Het achtste klachtonderdeel dat de notaris onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het passeren van het testament van erflaatster met betrekking tot diens wilsbekwaamheid, oordeelt de kamer ook ongegrond. De notaris heeft verklaard dat zij - in tegenstelling tot hetgeen klaagster heeft gesteld - het Stappenplan heeft doorlopen en ook langer de tijd heeft genomen om tot het betreffende testament te komen. Van de door klaagster gestelde CIZ-indicaties (die niet met onderliggende bewijsstukken zijn onderbouwd en waarbij moet worden opgemerkt dat mr. Zevenbergen ter zitting heeft verklaard dat de eerste CIZ-indicatie vervolgens is ingetrokken) heeft de notaris geen wetenschap gehad, aldus de notaris ter zitting.

De kamer is van oordeel dat de notaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten tijde van het passeren alert is geweest op de mate van wilsbekwaamheid van erflaatster en dat zij onvoldoende aanleiding had om aan deze wilsbekwaamheid te twijfelen. Dat oordeel vindt mede steun in het feit dat de kamer van de notaris ter zitting heeft begrepen dat zij tijdens de bespreking diverse vragen aan erflaatster gesteld, dat zij daarbij ook heeft doorgevraagd, er geen anderen in dezelfde ruimte als erflaatster aanwezig waren en dat zij daarbij geen enkele twijfel heeft gehad over de wilsbekwaamheid van erflaatster.

Klachtonderdeel 9

5.11.    Ten aanzien van het laatste klachtonderdeel, het verwijt dat de notaris na meerdere verzoeken van klaagster heeft verklaard zich te beraden over het aanvaarden van de benoeming tot (mede-)executeur van de nalatenschap van erflaatster, overweegt de kamer het volgende. De notaris heeft de facto deze benoeming aanvaard door werkzaamheden te verrichten voor klaagster, zoals het beantwoorden van de e-mails van haar en mr. Zevenbergen. De omstandigheden van deze ongebruikelijke casus, te weten dezelfde testamentaire making in het tweede testament, de positie en handelwijze van mr. Zevenbergen waardoor zij genoodzaakt was tot het inwinnen van advies bij derden en het indienen van de klacht bij de Raad van Discipline, gecombineerd met de stroom aan en de toon van de e-mails van (de advocaat van) klaagster en de onderlinge moeizame verhouding tussen legataris en erfgenaam, maakten dat de notaris niet direct de benoeming tot (mede-)executeur heeft aanvaard maar dat zij klaagster heeft bericht dat zij tijd nodig had om hierover na te denken. Niet gebleken is dat de afwikkeling van de nalatenschap is vertraagd doordat de notaris zich aan het beraden was. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris dan ook een zorgvuldige afweging gemaakt om tot haar beslissing te komen en is dit klachtonderdeel derhalve ongegrond.

5.12.    Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

  • verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.C. Stroeve en O. Schlaman, leden.

Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2022 door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, in aanwezigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).