ECLI:NL:TNORAMS:2022:17 Kamer voor het notariaat Amsterdam 712693 / NT 22-2

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2022:17
Datum uitspraak: 09-06-2022
Datum publicatie: 01-09-2022
Zaaknummer(s): 712693 / NT 22-2
Onderwerp: Overig, subonderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: De notaris heeft in zijn verweerschrift en ook ter zitting erkend dat hij met [de advocaat] over klaagster heeft gesproken. Het ging daarbij volgens de notaris over ‘het patroon bij klaagster van het indienen van tuchtklachten’.Vast staat dat de echtscheidingsprocedure tussen klaagster en haar ex-echtgenoot niet is afgewikkeld en dat in verband daarmee nog een depotbedrag op de derdenrekening van de notaris staat. Dit bedrag moet nog tussen klaagster en haar ex-echtgenoot worden verdeeld. Klaagster heeft ter zitting verklaard dat [de advocaat] in de echtscheidingsprocedure aanvankelijk mede namens haar en vervolgens alleen voor haar ex-echtgenoot optreedt. Wat verder ook zij van de inhoud van het gesprek tussen de notaris en [de advocaat], deze omstandigheid had de notaris ervan moeten weerhouden zich tegenover [de advocaat] over klaagster uit te laten. De notaris heeft daarom niet gehandeld zoals het een behoorlijk notaris betaamt. In zoverre is de klacht gegrond. De notaris heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel leiden.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 9 juni 2022 in de klacht met nummer 712693 / NT 22-2 van:

[naam klaagster],

wonende te [woonplaats],

hierna: klaagster,

tegen:

[naam notaris],

notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna: de notaris.

1.          Verloop van de procedure

1.1.      Bij e-mail van 16 januari 2022 heeft klaagster bij de kamer voor het notariaat (de kamer) een klaagschrift met bijlagen ingediend.

1.2.      De notaris heeft bij brief van 7 maart 2022, ontvangen 10 maart 2022, een verweerschrift met bijlagen ingediend.

1.3.      Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 21 april 2022 zijn klaagster, vergezeld van haar partner, en de notaris verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, klaagster aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. Uitspraak is bepaald op heden.

2.          De feiten

2.1.      Klaagster en haar ex-echtgenoot zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. In februari 2018 hebben klaagster en haar ex-echtgenoot hun woning aan [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) verkocht.

2.2.      Op 21 februari 2018 is de koopovereenkomst ondertekend. Op 3 september 2018 heeft de overdracht van de woning plaatsgevonden ten overstaan van de notaris.

2.3.      Op 5 september 2018 is aan de notaris verzocht om de overwaarde van de woning in depot te houden op zijn derdenrekening. Tot op heden is het depotbedrag niet uitgekeerd.

2.4.      Klaagster heeft op 20 december 2019 een klacht - bestaande uit vier klachtonderdelen - jegens de notaris ingediend. De klacht is bij beslissing van 7 januari 2021 door de kamer deels gegrond verklaard. Aan de notaris is de maatregel van waarschuwing opgelegd. In de beslissing heeft de kamer ten aanzien van het klachtonderdeel schending van de geheimhoudingsplicht het volgende overwogen:

“5.6     Op de notaris rust op grond van artikel 22 Wna een geheimhoudingsplicht ten aanzien van informatie die door klaagster aan hem is toevertrouwd.

Ter zitting heeft klaagster verklaard dat zij op 7 september 2018 telefonisch contact heeft gehad met de advocaat van de beslaglegger, die haar meedeelde dat hij beschikte over de vaststellingsovereenkomst. Deze had klaagster met haar ex-echtgenoot  gesloten en zag op de scheiding en deling tussen hen beiden. Klaagster heeft toen begrepen dat deze overeenkomst door de notaris of een van zijn medewerkers was verzonden aan de advocaat van de beslaglegger. De notaris heeft dat ter zitting bevestigd. De kamer is van oordeel dat de notaris met het versturen van deze persoonlijke informatie zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

In die zin is het klachtonderdeel dus gegrond.

De notaris heeft zijn geheimhoudingsplicht echter niet geschonden door op 5 september 2018 aan de advocaat van de beslaglegger te laten weten dat sprake was van overwaarde en/of door op 25 april 2019 aan de advocaat te bevestigen dat de gelden nog steeds in depot waren. Deze uitlatingen hangen immers nauw samen met de verklaringen die hij in verband met beslaglegging moet doen.”

2.5.      Klaagster heeft op 13 februari 2021 een klacht tegen [naam advocaat], advocaat te [vestigingsplaats] (hierna: [de advocaat]), bij de Raad van Discipline te Arnhem (hierna: de Raad van Discipline) ingediend. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 14 januari 2022. Bij uitspraak van 19 april 2022 is de klacht gegrond verklaard en is aan [de advocaat] de maatregel van schorsing in de uitoefening van zijn ambt voor de duur van vier weken opgelegd.

2.6.      Bij brief van 24 november 2021 heeft [de advocaat] aan de notaris geschreven, voor zover van belang: “Hierbij de bevestiging van de opdracht.
U heeft aan mij gevraagd u te begeleiden voor als u andermaal geconfronteerd wordt met een klacht of bezwaar; u haalde de kwestie [naam klaagster] aan.
U wilt u veiliger voelen en als nodig bijgestaan worden in woord en daad. Ik ben daartoe bereid. (..).”

2.7.      Bij e-mail van 8 december 2021 heeft [de advocaat] aan de notaris gevraagd of hij in een tuchtzaak mag refereren aan diens problemen met klaagster ‘om het patroon te duiden’. Daarop heeft de notaris bij e-mail van diezelfde dag geantwoord: “Zeker [voornaam advocaat]!”

2.8.      Bij brief van 30 december 2021 heeft [de advocaat] aan de Raad van Discipline geschreven, voor zover van belang: “(..) Op 24 november 2021 had ik een zakelijk gesprek met notaris [de notaris]. Ik had nog niet plaatsgenomen of [de notaris] zei ‘Jij kent [klaagster], uit [woonplaats], toch’ en begon uit te varen over [klaagster].
Aangedaan was hij over hoe [klaagster] met hem was omgegaan, van de ene op de andere dag was [de notaris] van een goede – privé en zakelijk (financieel) ondersteunende- relatie en medestander van [klaagster], vijand en tegenstander geworden; klachten en kwaadsprekerij volgden. Ik mag van [de notaris] zijn ervaringen met [klaagster] bij u aanhalen (bijlage 2). (..).”

3.          De klacht

3.1.      Klaagster verwijt de notaris schending van zijn geheimhoudingsplicht omdat hij met [de advocaat] heeft gesproken over klaagster en hem toestemming heeft gegeven zijn ervaringen met klaagster ‘aan te halen’ in een tegen de advocaat  aangespannen tuchtzaak bij de Raad van Discipline. Klaagster is daar achter gekomen tijdens de zitting van de Raad van Discipline van 14 januari 2022. 

3.2.      Klaagster is dan ook verbijsterd, boos en teleurgesteld. Klaagster vraagt zich af met wie de notaris nog meer het afgelopen jaar over haar heeft gesproken en acht het handelen van de notaris dan ook onzorgvuldig. Van een notaris mag je een professioneel, onberispelijk en integer gedrag verwachten, aldus klaagster.

4.         Het verweer

De notaris heeft als verweer aangevoerd dat de geheimhoudingsplicht niet absoluut is en dat uitzonderingen mogelijk zijn. Eén van de uitzonderingen is volgens de notaris dat de geheimhoudingsplicht niet geldt als een (voormalig) cliënt een procedure tegen de advocaat instelt. De advocaat moet zich namelijk wel kunnen verweren in een procedure. Hierbij geldt wel dat de advocaat de belangen van de (voormalig) cliënt niet onnodig of onevenredig mag schaden, aldus de notaris.

Zowel de advocaat als de notaris hebben een geheimhoudingsplicht en zijn zich daar terdege van bewust en handelen daar ook naar.

Binnen deze ‘cirkel van geheimhouding’, is door de notaris met [de advocaat] – intercollegiaal – gesproken over de tuchtklacht die klaagster tegen de notaris (destijds) heeft ingesteld, maar die klaagster ook tegen [de advocaat] zelf (op 13 februari 2021) heeft ingesteld. Juist deze samenloop maakte dat – nogmaals in intercollegiaal overleg – [de advocaat] en de notaris hebben gesproken over het patroon in de gedragingen van klaagster, aldus de notaris.

De notaris verklaart dat hij met niemand anders over [klaagster] heeft gesproken.

5.         De beoordeling

5.1.      Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2.      Ingevolge artikel 22 Wna is de notaris verplicht, voor zover niet bij wet anders is bepaald, geheimhouding te betrachten ten aanzien van alles wat hem in het kader van zijn werkzaamheden is toevertrouwd. In dit geval is niet gebleken dat de notaris informatie van of over klaagster met [de advocaat] heeft gedeeld die hem in het kader van zijn werkzaamheden voor klaagster is toevertrouwd. Van schending van de geheimhoudingsplicht van artikel 22 Wna is daarom geen sprake.

5.3.      De notaris heeft in zijn verweerschrift en ook ter zitting erkend dat hij met [de advocaat] over klaagster heeft gesproken. Het ging daarbij volgens de notaris over ‘het patroon bij klaagster van het indienen van tuchtklachten’.

Vast staat dat de echtscheidingsprocedure tussen klaagster en haar ex-echtgenoot niet is afgewikkeld en dat in verband daarmee nog een depotbedrag op de derdenrekening van de notaris staat. Dit bedrag moet nog tussen klaagster en haar ex-echtgenoot worden verdeeld. Klaagster heeft ter zitting verklaard dat [de advocaat] in de echtscheidingsprocedure aanvankelijk mede namens haar en vervolgens alleen voor haar ex-echtgenoot optreedt. Wat verder ook zij van de inhoud van het gesprek tussen de notaris en [de advocaat], deze omstandigheid had de notaris ervan moeten weerhouden zich tegenover [de advocaat] over klaagster uit te laten. De notaris heeft daarom niet gehandeld zoals het een behoorlijk notaris betaamt. In zoverre is de klacht gegrond. De notaris heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel leiden.

Maatregel

5.4.      De notaris heeft met zijn handelen het vertrouwen in het notarisambt geschonden. Van een notaris mag worden verwacht dat hij zijn eigen ervaringen met cliënten in de regel niet met derden deelt. Dat geldt eens te meer in het geval dat die derde, zoals in dit geval, de advocaat is van de wederpartij van de desbetreffende cliënt in een nog lopende procedure. Door op deze wijze informatie te delen met de advocaat van de ex-echtgenoot van klaagster heeft de notaris het vertrouwen in zijn eigen onpartijdigheid op het spel gezet. Dat geldt des te meer omdat de notaris ook nog toestemming heeft gegeven aan de advocaat om deze informatie te gebruiken in de tuchtrechtprocedure die klaagster tegen de advocaat had aangespannen. Dat de notaris dit niet heeft ingezien, brengt de kamer tot het opleggen van een maatregel. Omdat niet is gebleken dat de notaris vertrouwelijke informatie met [de advocaat] heeft gedeeld, acht de kamer de maatregel van waarschuwing passend.

Vergoeding griffierecht aan klager

5.5.      Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, moet de notaris het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- op grond van artikel 99 lid 5 Wna aan klaagster vergoeden.

Kostenveroordeling

5.6.      Nu de kamer de klacht gegrond verklaart en de notaris tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de notaris op grond van artikel 103b lid 1 Wna jo. de richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67893) veroordelen in de volgende kosten:

a. € 50,- forfaitaire vergoeding van kosten van klaagster;

b. € 2.000,- kosten van behandeling van de klacht door de kamer.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een andere beslissing.

5.7.      De notaris dient de kosten van klaagster en het griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster te voldoen. Klaagster dient daartoe tijdig schriftelijk haar rekeningnummer aan de notaris door te geven.

5.8.      De notaris dient de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer na het onherroepelijk worden van deze beslissing te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), waarbij de in de artikelen 103b lid 3 Wna bepaalde termijn en de wijze waarop de kosten moeten worden voldaan door het LDCR per brief aan de notaris zullen worden meegedeeld.

5.9.      Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

  • verklaart de klacht gegrond;
  • legt de notaris een waarschuwing op;
  • veroordeelt de notaris tot betaling aan klaagster van de kosten van klaagster van € 50,- en het griffierecht van € 50,- op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.7 bepaald;
  • veroordeelt de notaris tot betaling van € 2.000,- in de kosten van behandeling van de klacht door de kamer, op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder 5.8 bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mrs. W.S.J. Thijs,, voorzitter, C. Holdinga, en O. Schlaman, leden en uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2022, in aanwezigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).