ECLI:NL:TNORAMS:2022:12 Kamer voor het notariaat Amsterdam 709157 / NT 21-55

ECLI: ECLI:NL:TNORAMS:2022:12
Datum uitspraak: 04-05-2022
Datum publicatie: 28-06-2022
Zaaknummer(s): 709157 / NT 21-55
Onderwerp: Registergoed, subonderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Met betrekking tot het klachtonderdeel dat de notaris onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van de leveringsakte overweegt de kamer het volgende.De klacht van klager richt zich er met name op dat de notaris onvoldoende heeft geverifieerd of de vader van klager de inhoud en de gevolgen van de akte voldoende begreep. Klager wijst er in dit verband op dat tijdens het passeren geen tolk aanwezig is geweest terwijl zijn vader volgens hem niet kan lezen of schrijven en gebrekkig Nederlands spreekt.De notaris heeft ter zitting verklaard dat zij geen specifieke herinnering aan de akte meer heeft maar dat zij wel het dossier naar aanleiding van de klacht erbij heeft gepakt. Uit het dossier heeft de notaris kunnen opmaken dat de bespreking met de vader en broer D voorafgaand aan de overdracht op het notariskantoor 40 minuten heeft geduurd, wat betekent dat zij ruim de tijd voor het passeren heeft genomen, aangezien de akte maar drieënhalve pagina besloeg. Daarnaast heeft zij haar standaard werkwijze bij het passeren van een akte nader toegelicht. De notaris heeft tevoren een concept van de leveringsakte naar het adres van de vader van klager toegestuurd en het bedrag van de koopsom is, zoals uit een door haar overgelegd rekeningafschrift blijkt, overgemaakt aan de vader van klager. Verder heeft de notaris toegelicht dat voor haar geen aanleiding bestond om aan de voor het pand betaalde prijs te twijfelen.  De kamer heeft tijdens de mondelinge behandeling kunnen constateren dat de vader van klager de Nederlandse taal in de basis beheerst. De notaris heeft ter zitting verklaard dat zij de belangrijke punten uit een leveringsakte altijd helemaal met partijen doorneemt en aan het einde altijd vraagt of zij de akte goed hebben begrepen. Aan onderhavige akte heeft de notaris bovendien ook extra tijd besteed. Verder is de kamer gebleken dat bij de eerdere overdracht van het pand aan de vader van klager (in 1974) ook geen tolk aanwezig is geweest ten tijde van het passeren van de desbetreffende akte.Gelet op het voorgaande kan de kamer niet aannemen dat, zoals klager stelt, de notaris onvoldoende heeft geverifieerd of het de vader duidelijk was wat de inhoud van de leveringsakte was en welke gevolgen dit voor hem had. Niet is gebleken dat de bijstand van een tolk gewenst was en dat de vader van erflater – in verband met de afwezigheid van een tolk – niet heeft geweten waarvoor hij tekende. De kamer acht dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM

Beslissing van 4 mei 2022 in de zaak met nummer 709157 / NT 21-55 van:

[klager],

wonende te [woonplaats],

hierna: klager,

tegen:

[notaris],

notaris, gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna: de notaris,

gemachtigde: mr. L.C. Dufour.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Bij beslissing van 7 maart 2022 heeft de kamer het verzet van klager in de klacht met nummer 709157 / NT 21-55 gegrond verklaard en bepaald dat de behandeling van de klacht zal worden behandeld op de zitting van 24 maart 2022.

1.2.      De raadsvrouw van de notaris heeft bij e-mail van 17 maart 2022 nadere producties ingediend. Aan klager is daarvan ter zitting van 24 maart 2022 een kopie gegeven.

1.3.      Bij de mondelinge behandeling van de klacht zijn klager, de vader en de zuster van klager, [A], verschenen. De notaris is tevens verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Partijen hebben het woord gevoerd, de notaris aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. Uitspraak is bepaald op heden.

2.         De feiten

2.1.      De kamer gaat uit van de voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden zoals deze zijn vermeld in de beslissing van de voorzitter van 14 oktober 2021 en in de beslissing van de kamer van 7 maart 2022. Daaraan worden de volgende feiten en omstandigheden toegevoegd.

2.2.      Op 29 december 2008 heeft een bespreking plaatsgevonden op het notariskantoor tussen een medewerker van de notaris en de vader van klager en broer D over het opstellen van een verklaring van erfrecht en een boedelvolmacht.

2.3.      De vader van klager heeft een door de notaris opgestelde verklaring van zuivere aanvaarding met boedelvolmacht van januari 2009, die per post aan hem was toegestuurd, ondertekend en daarna aan de notaris toegestuurd.

2.4.      De notaris heeft op 9 maart 2009 een verklaring van erfrecht opgesteld in verband met het overlijden van de moeder van klager, waarin wordt verwezen naar de onder 2.3 bedoelde verklaring met boedelvolmacht.

3.         De klacht

3.1.      Klager verwijt de notaris – kort samengevat – een valse boedelvolmacht en daarmee samenhangend een onjuiste aangifte erfbelasting te hebben opgesteld. Daarnaast verwijt klager de notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot (het passeren van) de leveringsakte van 10 februari 2011 vanwege het ontbreken van een tolk voor de vader van klager.  

4.         Het verweer

4.1.      De notaris heeft ter zitting aangevoerd dat klager onvoldoende belang in de zin van artikel 99 lid 1 Wna bij zijn klacht heeft en dat klager daarom niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Voor het geval dat de kamer klager wel als belanghebbende aanmerkt, heeft de notaris een beroep gedaan op verval van de termijn om te klagen op grond van artikel 99 lid 21 Wna.


4.2.      Daarnaast heeft de notaris de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2.      Allereerst dient de kamer te onderzoeken of klager voldoende belang heeft bij zijn klacht jegens de notaris.

De notaris stelt zich op het standpunt dat klager voldoende belang in de zin van artikel 99 lid 1 Wna bij zijn klacht ontbeert. Dat de geheimhoudingsplicht van de notaris in de weg staat aan het geven van informatie over de levering, laat volgens de notaris al zien dat klager buiten de kring van belanghebbenden staat. Een familielid van de bij een transactie betrokken partij valt niet onder het belanghebbende begrip, aldus de notaris.

De voorzitter heeft in zijn beslissing van 14 oktober 2021 geoordeeld dat klager voldoende indirect belang bij zijn klacht heeft omdat de transactie tussen de vader van klager en broer D van invloed zou kunnen zijn op toekomstige (erfrechtelijke) vorderingen van klager. 

De kamer ziet geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de voorzitter en voegt daar nog het volgende aan toe. Ingevolge artikel 99 lid 1 Wna kan ieder die daar enig redelijk belang bij heeft een klacht indienen. Het begrip ‘enig belang’ moet ruim worden opgevat. Broer D heeft namens alle erfgenamen – waaronder klager zelf – de aangifte erfbelasting op 8 mei 2009 ingediend. Klager heeft daarom reeds belang bij zijn klacht betreffende de successieaangifte.

Met betrekking tot het verweer van de notaris dat klager geen belang heeft bij zijn klacht over de levering van het pand, is van belang dat klager zelf woonachtig is in een deel van het overgedragen pand en dat hij als gevolg van de overdracht van het pand geconfronteerd is met een nieuwe eigenaar, zijn broer D. Klager heeft bovendien verklaard dat zijn vader hem heeft toegezegd dat hij de door hem bewoonde verdieping zelf in eigendom zou verkrijgen. In die zin heeft klager ook voldoende belang bij dit klachtonderdeel.

5.3.      De notaris heeft ter onderbouwing van haar betoog dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht onder meer aangevoerd dat zijn recht op klagen, gelet op het bepaalde in artikel 99 lid 21 Wna, is komen te vervallen. Ingevolge dit artikellid kan een klacht over het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris slechts worden ingediend binnen drie jaar waarop de tot klacht gerechtigde van dat handelen of nalaten dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen. Indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaar nadat klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft, wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

De beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

5.4.      De voorzitter heeft in zijn beslissing van 14 oktober 2021 overwogen dat klager pas sinds juni 2021 op de hoogte is van de successieaangifte en medio 2020 kennis nam van de koopovereenkomst van het pand, hetgeen strookt met hetgeen de notaris daarover in haar verweerschrift van 9 september 2021 heeft gesteld. Op grond daarvan heeft de voorzitter geoordeeld dat klager binnen de vervaltermijn van drie jaar heeft geklaagd en dus ontvankelijk is in zijn klacht.

De kamer sluit zich daar bij aan. Klager heeft in zijn e-mail van 20 december 2021 aan de kamer geschreven dat hij, nadat hij in 2012 of 2013 er achter was gekomen dat broer D het appartement van klager op zijn naam had gezet, zijn vader daarop heeft aangesproken en deze hem toen heeft meegedeeld dat hij (vader) nog steeds de helft van de woning in eigendom had. Tot het moment dat klager een kopie van de koopovereenkomst/leveringsakte medio 2020 ontving, was hij in de veronderstelling dat broer D slechts een deel van de woning in eigendom had verkregen. Daaruit kan naar het oordeel van de kamer echter niet worden afgeleid dat klager al vóór medio 2020 kennis had of kennis had kunnen nemen van het handelen van de notaris.  

Niet is immers gebleken dat klager al eerder bekend was met het feit dat broer D door de levering op 10 februari 2011 eigenaar van het gehele pand was geworden.

De kamer ziet ook in de overige door de notaris aangevoerde verweren met betrekking tot de vervaltermijn geen aanleiding om te oordelen dat klager op deze grond niet-ontvankelijk zou zijn. Sinds de datum waarop klager kennis heeft genomen van het passeren van de akte, medio 2020, tot aan het indienen van de klacht door klager bij de kamer bij e-mail van 2 juli 2021 zijn minder dan drie jaren verstreken. Klager is dan ook ontvankelijk in zijn klacht.

5.5.      Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel, inhoudende dat de notaris assistentie heeft verleend bij het opstellen van een onjuiste successieaangifte op basis van een door de vader verstrekte niet gelegaliseerde boedelvolmacht aan broer D, overweegt de kamer het volgende.

Klager verwijt de (medewerker van de) notaris dat zij dingen, namen en bedragen op de aangifte heeft ingevuld die niet kloppen maar specificeert deze verwijten naar het oordeel van de kamer niet. Voor zover de klacht zich ertegen richt dat de notaris klager onvoldoende heeft geïnformeerd, is het de kamer onduidelijk wat de concrete bezwaren van klager zijn, zodat de kamer deze bezwaren dan ook onvoldoende onderbouwd acht.

Voor zover de klacht van klager zich verder richt op het ontbreken van een legalisatie van de boedelvolmacht, overweegt de kamer dat de notaris ter zitting voldoende heeft toegelicht dat legalisatie van een boedelvolmacht niet verplicht is.

Daarnaast heeft de notaris toegelicht dat zij tijdens de bijeenkomst op haar kantoor op 29 december 2008 met de vader heeft doorgenomen wat de boedelvolmacht zou inhouden. De - niet nader onderbouwde - klacht dat de vader van klager door broer D slechts ‘drie blanco vellen’ ter ondertekening voorgelegd heeft gekregen, is tegenover de door de notaris overgelegde ‘verklaring van zuivere aanvaarding met boedelvolmacht’ die door de vader van klager is ondertekend onvoldoende onderbouwd. Ook al zou het zo zijn dat de vader van klager, zoals klager veronderstelt, door broer D is opgelicht, leidt dat nog niet zonder meer tot een terecht verwijt aan de notaris. Het gaat in deze tuchtprocedure slechts om de vraag of aan de notaris in verband hiermee enig tuchtrechtelijk verwijt is te maken en daarvan is onvoldoende gebleken.  

Daarmee is dit klachtonderdeel naar het oordeel van de kamer ongegrond.

5.6.      Met betrekking tot het klachtonderdeel dat de notaris onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van de leveringsakte overweegt de kamer het volgende.

De klacht van klager richt zich er met name op dat de notaris onvoldoende heeft geverifieerd of de vader van klager de inhoud en de gevolgen van de akte voldoende begreep. Klager wijst er in dit verband op dat tijdens het passeren geen tolk aanwezig is geweest terwijl zijn vader volgens hem niet kan lezen of schrijven en gebrekkig Nederlands spreekt.

De notaris heeft ter zitting verklaard dat zij geen specifieke herinnering aan de akte meer heeft maar dat zij wel het dossier naar aanleiding van de klacht erbij heeft gepakt. Uit het dossier heeft de notaris kunnen opmaken dat de bespreking met de vader en broer D voorafgaand aan de overdracht op het notariskantoor 40 minuten heeft geduurd, wat betekent dat zij ruim de tijd voor het passeren heeft genomen, aangezien de akte maar drieënhalve pagina besloeg. Daarnaast heeft zij haar standaard werkwijze bij het passeren van een akte nader toegelicht. De notaris heeft tevoren een concept van de leveringsakte naar het adres van de vader van klager toegestuurd en het bedrag van de koopsom is, zoals uit een door haar overgelegd rekeningafschrift blijkt, overgemaakt aan de vader van klager. Verder heeft de notaris toegelicht dat voor haar geen aanleiding bestond om aan de voor het pand betaalde prijs te twijfelen.  

De kamer heeft tijdens de mondelinge behandeling kunnen constateren dat de vader van klager de Nederlandse taal in de basis beheerst. De notaris heeft ter zitting verklaard dat zij de belangrijke punten uit een leveringsakte altijd helemaal met partijen doorneemt en aan het einde altijd vraagt of zij de akte goed hebben begrepen. Aan onderhavige akte heeft de notaris bovendien ook extra tijd besteed. Verder is de kamer gebleken dat bij de eerdere overdracht van het pand aan de vader van klager (in 1974) ook geen tolk aanwezig is geweest ten tijde van het passeren van de desbetreffende akte.

Gelet op het voorgaande kan de kamer niet aannemen dat, zoals klager stelt, de notaris onvoldoende heeft geverifieerd of het de vader duidelijk was wat de inhoud van de leveringsakte was en welke gevolgen dit voor hem had. Niet is gebleken dat de bijstand van een tolk gewenst was en dat de vader van erflater – in verband met de afwezigheid van een tolk – niet heeft geweten waarvoor hij tekende. De kamer acht dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.   

5.7.      Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor het notariaat:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. S.P. Pompe, voorzitter,  E.W. Oosterbaan en O. Schlaman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Land-Smorenburg, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam).