ECLI:NL:TGZRZWO:2022:97 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3588

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:97
Datum uitspraak: 12-07-2022
Datum publicatie: 14-07-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3588
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager verwijt psychiater dat zij ten onrechte Abilify heeft voorgeschreven en contact heeft afgehouden. Deze klachtenonderdelen zijn kennelijk ongegrond. Het klachtonderdeel dat de psychiater onvoldoende uitleg heeft gegeven over het fenomeen achterwacht en het klachtonderdeel dat rapportages ontbreken zijn kennelijk niet-ontvankelijk. Ook na een verzoek om aanvulling is onduidelijk gebleven op welke feiten en omstandigheden deze klachtonderdelen berusten.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 12 juli 2022 naar aanleiding van de op 29 oktober 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
 

A , te B,

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door M.M.A. Janssen, advocaat te Nijmegen,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • het klaagschrift met de bijlagen;
  • de brief van de secretaris van 15 december 2021 met het verzoek om aanvulling van de klacht;
  • het verweerschrift.

Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om gehoord te worden in het kader van het vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager was in behandeling bij het team Psychotische Stoornissen van D. Beklaagde werkte destijds bij het Specialistisch Centrum Bipolaire Stoornissen van D (hierna: SCBS).

Na een verzoek van zijn behandelend psychiater om te onderzoeken of er sprake was van een schizo-affectieve stoornis en de behandeling over te nemen, werd klager in maart 2011 voor de eerste maal door beklaagde gezien. Er leek sprake te zijn van een schizo-affectieve stoornis en de behandeling van klager werd overgenomen. De behandeling zou worden uitgevoerd met de verpleegkundig specialist GGZ bij het SCBS. Op 17 maart 2011 werd het behandelplan besproken.

Op 1 november 2011 zag beklaagde, klager opnieuw. Beklaagde stelde voor Abilify voor te schrijven. Klager ging hiermee akkoord. Klager meldde zich de volgende dag bij D vanwege bijwerkingen van de medicatie. Beklaagde was die dag afwezig. Klager meldde dat hij maagverklevingen had van de Abilify. Omdat de dienstdoend psychiater concludeerde dat er qua toestandsbeeld geen crisis aanwezig was, verwees hij klager naar beklaagde om het vervolg van zijn behandeling te bespreken.

Klager en beklaagde spraken elkaar weer op 8 november 2011. Klager benoemde tijdens dit gesprek dat hij zich na het nemen van de Abilify meteen slecht voelde en last kreeg van maagverklevingen. Hij gaf ook aan geen medicatie meer te willen. Vervolgcontacten vonden plaats bij de verpleegkundig specialist. Op 29 november 2011 verscheen klager niet op een geplande afspraak bij beklaagde. Hij had zich niet vooraf afgemeld en was telefonisch niet te bereiken.  

In de periode na het innemen van de Abilify kreeg klager problemen met zijn gebit. Beklaagde noteerde tijdens het eerstvolgende consult op 22 januari 2012 dat klager een relatie legde tussen zijn gebitsproblemen en de door beklaagde voorgeschreven Abilify.    

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat

3. zij hem ten onrechte Abilify heeft voorgeschreven met schade aan het gebit tot gevolg;

4. zij contact heeft afgehouden;

6. zij onvoldoende uitleg heeft gegeven over het fenomeen achterwacht;

9. rapportages ontbreken.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert -zakelijk weergegeven- aan dat de klachten onvoldoende bepaald en gesubstantieerd zijn en dat het handelen zich te lang geleden heeft voorgedaan, terwijl klager al eerder over ditzelfde handelen heeft geklaagd. Voor het overige is beklaagde van mening dat zij heeft gehandeld zoals van haar mocht worden verwacht.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klager heeft eerder een klacht ingediend tegen beklaagde. Deze klacht ging voor een deel over hetzelfde. Klager heeft deze klacht ingetrokken voordat het college op deze klachten beslist had. Dat betekent dat er nog geen (onherroepelijke) eindbeslissing is genomen. Een beroep op artikel 51 van de Wet BIG, waarin is bepaald dat iemand – kort gezegd – niet nogmaals kan worden berecht voor handelen waarover al een tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen, slaagt daarom niet.

Het voorschrijven van Abilify op 1 november 2011

5.3

In het tuchtrecht bestaat een vervaltermijn van tien jaren. Dat betekent dat niet kan worden geklaagd over handelen dat langer dan tien jaren voor het indienen van de klacht heeft plaatsgevonden. Beklaagde schreef de Abilify voor op 1 november 2011. Dat is minder dan tien jaar voor het indienen van de klacht op 29 oktober 2021. Dat betekent dat de vervaltermijn in ieder geval ten aanzien van dit handelen nog niet was verstreken.

Het klachtonderdeel is ook voldoende helder. Klager meent dat beklaagde ten onrechte Abilify heeft voorgeschreven. Beklaagde heeft uiteengezet waarom zij deze medicatie heeft voorgesteld. Gelet op de aantekeningen in het dossier, zijn de overwegingen die hebben geleid tot het voorstel Abilify voor te schrijven helder en inzichtelijk. Er was geen enkele aanleiding te veronderstellen dat het voorschrijven van Abilify voor klager zou leiden tot ernstige gebitschade. Gebitschade hoort niet bij de bekende bijwerkingen van dit medicijn. Dit hoefde voor beklaagde dan ook geen reden te zijn genoemde medicatie niet voor te schrijven. Overigens blijkt ook uit de door klager overgelegde stukken niet dat de door hem gestelde gebitschade het gevolg is van de voorgeschreven Abilify. Het klachtonderdeel is daarmee ongegrond.

Het afhouden van contact

5.4

Het college gaat ervan uit dat klager hiermee doelt op de omstandigheid dat hij beklaagde zelf niet gesproken heeft toen hij zich bij de balie meldde met bijwerkingen. Ook dit gestelde handelen vond minder dan tien jaar voor het indienen van de klacht plaats. Dat betekent dat de vervaltermijn ook ten aanzien van dit handelen nog niet was verstreken. De klacht is wel ongegrond. Uit de stukken blijkt dat klager zich niet op

1 november 2011 bij de balie heeft gemeld, maar op 2 november 2011. Dit was een dag waarop beklaagde niet aanwezig was. Beklaagde kan dan ook niet worden verweten dat zij klager die dag niet te woord heeft gestaan.

Uitleg over het begrip achterwacht/ontbreken rapportages

5.5

Klager heeft in het klaagschrift onvoldoende de gronden beschreven waarop deze klachtonderdelen tegen beklaagde rusten. Zo maakt klager niet duidelijk wat hij dan miste aan uitleg van het begrip achterwacht. Ook is in het geheel niet duidelijk geworden wat klager bedoelt met de klacht over de ontbrekende rapportages. De secretaris van het college heeft klager bij brief van 15 december 2021 onder meer gevraagd uit te leggen wat hij precies bedoelde met de klacht over de uitleg van het begrip achterwacht en het ontbreken van rapportages. Klager heeft dat, ook na een schriftelijke herinnering, niet gedaan. Het is daarom tot op heden onduidelijk gebleven op welke feiten en gronden deze klachtonderdelen berusten. Deze klachtonderdelen zijn daarom niet-ontvankelijk.  

5.6

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart:

  • de klachtonderdelen a en b kennelijk ongegrond;
  • de klachtonderdelen c en d kennelijk niet-ontvankelijk.  
     

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, T.S. van der Veer en J.M.C. van Dam, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M. Keukenmeester, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.