ECLI:NL:TGZRZWO:2022:96 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3163

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:96
Datum uitspraak: 01-07-2022
Datum publicatie: 07-07-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3163
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een ouderengeneeskundige. Klagers zijn de broer en zus van de patiënte over wie de klacht gaat. De ouderengeneeskundige wordt diverse verwijten gemaakt over hoe zij patiënte en klagers zou hebben behandeld. Het is tijdens deze procedure niet duidelijk geworden hoe patiënte zelf over de klacht denkt en in hoeverre zij wel of niet bekwaam is ter zake van het (laten) indienen van een klacht. Daarnaast geldt dat er een professionele curator is aangesteld voor patiënte en (ook) niet is gebleken dat deze de klacht ondersteunt. De betreffende curator is aangesteld, nadat een van de klagers als curator werd ontslagen door de kantonrechter wegens onvoldoende functioneren. Al met al is niet gebleken dat klagers klachtgerechtigd zijn. Het college verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 1 juli 2022 naar aanleiding van de op 27 mei 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen ingekomen klacht van

A , wonende te B,

en

C , wonende te D,

k l a g e r s

-tegen-

E , specialist ouderengeneeskunde, (destijds) werkzaam te D,

bijgestaan door mr. G. Kooijman, advocaat te Utrecht,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek met de bijlagen;

- de dupliek met de bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 20 mei 2022, waar partijen zijn verschenen. Beklaagde werd bijgestaan door haar advocaat.

Met ingang van 1 april 2022 zijn de regionale tuchtcolleges te Groningen en Zwolle samengevoegd tot één regionaal tuchtcollege te Zwolle. De bevoegdheid tot behandeling van deze zaak, die aanhangig was bij het regionaal tuchtcollege te Groningen, is per deze datum overgegaan op het regionaal tuchtcollege te Zwolle.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klagers zijn de broer en zus van F (geboren in 1933 en hierna te noemen: patiënte). De zus was ten tijde van het indienen van de klacht de curator van patiënte. Zij is bij beschikking van 9 juli 2021 van de Rechtbank Noord-Nederland ontslagen als curator en met ingang van voornoemde datum is G tot curator benoemd.

Op 16 juli 2019 is patiënte komen te wonen in een woonzorgcentrum van H, te weten de I te D. Beklaagde is daar werkzaam als specialist ouderengeneeskunde en vanaf bovengenoemde datum betrokken bij de behandeling van patiënte. Het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) heeft voor de periode 10 mei 2019 tot 31 maart 2021 een ZZP-4 indicatie afgegeven, te weten beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging.

Op 16 juli 2019 heeft er een kennismakingsgesprek plaatsgevonden met patiënte, klagers, de zorgcoördinator en beklaagde. Het dossier vermeldt het volgende:

“We hebben uitgebreid gesproken.

Mw en fam. vinden goede communicatie erg belangrijk. Zowel mw als haar zus zijn hardhorend waardoor een duidelijke articulatie en een rustig spreektempo extra belangrijk is.

Eerder is niet alles naar volledige tevredenheid gegaan. We hebben afgesproken dat familie zich zal melden wanneer ze vragen hebben of wanneer ze vinden dat iets niet naar wens verloopt.

[…]

Het eerste multidisciplinaire overleg (hierna: MDO) zou plaatsvinden op 29 augustus 2019. In het medisch dossier staat hierover het volgende:

“Zus van mevrouw geeft duidelijk aan dat zij niet wenst dat F zelf bij het gesprek aanwezig is. F heeft zelf gevraagd aanwezig te willen zijn bij het gesprek. Op grond van goed hulpverlenerschap heeft F het recht zelf aanwezig te zijn bij het gesprek, dus hebben we besloten het MDO-gesprek niet door te laten gaan. Deze casus ook besproken met clusterhoofd J, medisch directeur K en directeur L, zij staan achter deze beslissing om het gesprek niet door te laten gaan.”

Op 16 januari 2020 is er een MDO geweest met patiënte en de familie. Tijdens dit MDO is het curatorschap in relatie tot de wilsbekwaamheid van patiënte besproken. Het dossier geeft het volgende weer:

“[…]

Curatorschap betreffende F

M [andere broer patiënte, RTG] is op dit moment nog curator, hij heeft een verzoek ingediend om het curatorschap te beëindigen. Deze aanvraag is nog in behandeling, tot die tijd loopt het curatorschap nog en neemt M ook de verantwoordelijkheid over zijn taken.

Curatorschap binnen H

Wilsbekwaamheid is geen kwestie van alles of niets. Als voorbeeld: dat iemand niet in staat is om goed geïnformeerd te beslissen over ingewikkelde financiële en/of medische kwesties, wil nog niet zeggen dat hij niet kan beslissen welke pillen zij wil slikken.

De curator kan geen zorg of behandeling afdwingen. De wilsuiting van de cliënt en het oordeel van de arts gaan voor. Doorslaggevend is of er ernstige schade ontstaat zonder de zorg of behandeling waar de cliënt zich tegen verzet. De behandelaar beoordeelt dit.

E geeft duidelijk aan dat zij altijd in gesprek zal blijven met haar patiënt. F kan in veel individuele gevallen en kleine beslissingen wel wilsbekwaam zijn. De arts kan uit medisch oogpunt beslissingen maken is dus eindverantwoordelijke voor medische beslissingen. E geeft aan dat zij altijd in gesprek blijft met curator en familie, om beslissingen samen te maken.

Conclusie

  • Tot nader orde is zowel C als M curator van F.
  • E en N [verpleegkundig specialist H, RTG] zullen hun medische beslissingen altijd proberen in samenspraak met curatoren te doen, maar hierin blijft F ook een partij.”

Op 16 januari 2020 is gesproken over de pijnmedicatie vanwege de chronische rug- en heupklachten van patiënte (Tramadol).

Op 2 maart 2020 heeft er weer een MDO plaatsgevonden, ditmaal in aanwezigheid van klagers. Het medisch dossier vermeldt hierover het volgende:

“[…]

Actuele punten in de gezondheid:

-        Pijnmedicatie wordt afgebouwd ivm afnemen van pijn door injectie met pijnblokkade.

 […]

Betreffende communicatie met familie

- Er staat een vervolgafspraak met A en C gepland voor 23 maart om 11.30.

- C heeft verder aangegeven niet alles over de mail te willen ontvangen. Ze komt op deze afspraak terug, zij wil voortaan graag de informatie over de mail ontvangen.”

De verpleegkundig specialist heeft op 19 maart 2020 contact gehad met de pijnpoli van het O te D over de pijnmedicatie en het inzetten van Tramadol. De zorgcoördinator heeft de uitkomst van dit contact gemaild aan klagers.

Op 4 mei 2020 schreef de zorgcoördinator aan klager de volgende e-mail:

“Vandaag tijdens de artsen visite hebben de ars en ik de pijnklachten en tramadol druppels geëvalueerd.

Conclusie hieruit is:

  • U zus is goed ingesteld met de pijn medicatie.

Het gaat goed met u zus en met de huidige hoeveelheid tramadol druppels. Het gaat overwegend heel goed. Ze heeft af en toe uitstraling naar het been. Maar u zus geeft ook aan dat het snel weer weg gaat. Ze geeft aan dat het acceptabel is. Lastig in te schatten hoeveel pijn ze echt heeft. Maar u zus geeft een ontspannen indruk. Is actief met creatieve dingen, gaat onder begeleiding naar buiten om te wandelen in de binnen tuin. Zit dan lekker in het zonnetje, indien dat mogelijk is. U zus is gemoedelijk en rustig aanwezig.”

In verband met de pijnklachten heeft beklaagde op 2 juni 2020 telefonisch overleg gehad met de pijnpoli.

Beklaagde heeft op 23 december 2020 een zwelling op de linkerwang van patiënte vastgesteld. Op 30 december 2020 heeft een collega-arts geconstateerd dat de zwelling weer was afgenomen. Er was geen roodheid meer, maar de wang en kaak bleken bij palpatie wel gevoelig en pijnlijk. Beklaagde heeft patiënte in verband met de zwelling aan de wang op 4 januari 2020 weer bezocht.

Op 7 april 2020 is patiënte – in gezelschap van haar zus – door de tandarts gezien. Deze heeft geadviseerd om de vier voorste ondertanden te laten verwijderen. Aan de zus van patiënte heeft beklaagde gevraagd of er op basis van het advies van de tandarts een afspraak ingepland moest worden bij de kaakchirurg. Klagers hebben beklaagde vervolgens bericht dat de curator akkoord was met het advies van de tandarts.

Naar aanleiding van het verzoek van klagers tot ophoging van de zorgindicatie ZZP-4 naar ZZP-5 (beschermd wonen met intensieve dementiezorg) heeft de clustermanager klagers uitgenodigd om dit verzoek te bespreken. Klagers waren bezorgd over het feit dat patiënte was gaan wandelen en de weg terug naar het wooncentrum niet meer kon vinden. In een brief d.d. 29 juli 2020 van de clustermanager gericht aan klagers heeft hij uiteengezet dat het zorgpersoneel van het wooncentrum van oordeel was dat wandelen en bewegingsvrijheid veel kunnen betekenen voor patiënte. Tevens was er al een GPS-tracker ingezet zodat patiënte niet langer kon verdwalen. Uit voornoemde brief volgt dat de clustermanager meerdere malen klagers heeft uitgenodigd om gezamenlijk een zorgvuldige afweging te maken omtrent de bewegingsvrijheid van patiënte en de ophoging van de zorgindicatie.

Op 31 maart 2021 heeft het CIZ een ZZP-5 indicatie afgegeven voor patiënte.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGERS EN DE KLACHT

Klagers verwijten beklaagde - zakelijk weergegeven – dat:

3. onvoldoende pijnbestrijding is toegepast;

4. onvoldoende algemene zorg is verleend volgens indicatie van het CIZ;

6. onvoldoende is gecommuniceerd met de curator en de contactpersoon;

9. onvoldoende inzage/kopie van het medisch patiëntendossier is geboden;

13. adviezen van beroepsgenoten zijn genegeerd;

18. algemene fouten en slordigheden zijn gemaakt, met name op het gebied van de controle.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert primair aan dat klagers niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in hun klacht, aangezien zij geen rechtstreeks belanghebbenden zijn in de zin van artikel 65 lid 1 sub a Wet BIG. Voorts hebben klagers geen, dan wel onvoldoende, belang bij de klacht.

Subsidiair voert beklaagde aan dat zij binnen de grenzen van een redelijk bekwame en behoorlijke beroepsuitoefening heeft gehandeld. Beklaagde betwist hetgeen haar door klagers wordt verweten en stelt dat de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Ten aanzien van de vraag of klagers kunnen worden ontvangen in hun klacht, overweegt het college als volgt. In het tuchtrecht kan op grond van artikel 65 lid 1 en sub a Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden geklaagd door de rechtstreeks belanghebbende, dat is in beginsel de patiënte, over wier behandeling en verzorging deze klacht gaat. Dat zij onder curatele is gesteld, betekent nog niet dat zij niet in staat zou zijn zich uit te laten over het indienen van een klacht bij de tuchtrechter. Zou zij daartoe in staat zijn en zou aannemelijk zijn dat zij niet zou hebben gewild dat er geklaagd werd over haar behandeling en verzorging, dan ontbreekt in beginsel voldoende belang voor klagers bij het indienen van deze klacht. Het tuchtcollege heeft echter, ook ter zitting, onvoldoende duidelijkheid gekregen over de wilsbekwaamheid van patiënte ter zake. Evenmin is duidelijk geworden wat zij van deze klacht vindt.

5.2

Maar zelfs als het college, veronderstellenderwijs, ervan uit zou gaan dat patiënte niet bekwaam is ter zake van het indienen van een klacht, kunnen klagers niet als rechtstreeks belanghebbenden worden aangemerkt. Klager is niet de wettelijke vertegenwoordiger van patiënte en klaagster is dat niet meer. Toen klaagster nog curator was, heeft zij zich, in een schriftelijke verklaring d.d. 19 februari 2021, aangesloten bij de klacht van klager. Enkele maanden later echter is zij, bij beschikking van de kantonrechter van 9 juli 2021, ontslagen als curator vanwege onvoldoende functioneren. Het college stelt vast dat ten tijde van het opstellen van de schriftelijke verklaring de ontslagprocedure al enkele maanden liep. In dezelfde beschikking van de kantonrechter is het verzoek van klager om te worden benoemd tot medecurator afgewezen. Van de wel benoemde (professionele) curator is het college niet gebleken dat deze de klacht ondersteunt. Onder deze omstandigheden kunnen naar het oordeel van het college klagers niet als klachtgerechtigd worden beschouwd.

5.3

De conclusie is dat klagers niet kunnen worden ontvangen in hun klacht.

6. DE BESLISSING

Het college verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht.

Aldus gegeven door W.P. Claus, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist, E. Linthorst, A.G.M. Beckers en B.R. Schudel, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van V.R. Knopper, secretaris                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

6. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
 

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.