ECLI:NL:TGZRZWO:2022:88 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3053

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:88
Datum uitspraak: 24-06-2022
Datum publicatie: 27-06-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3053
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht tegen bedrijfsarts. Klager is eenmaal bij de betreffende bedrijfsarts op consult geweest. Over beklaagdes handelen met betrekking tot dit consult heeft klager eerder een klacht ingediend bij het regionaal tuchtcollege. Deze klacht is ongegrond verklaard, waarna klager beroep heeft ingesteld. Hangende deze beroepsprocedure heeft hij bij het regionaal tuchtcollege opnieuw een klacht ingediend. Vanwege de verwevenheid van beide procedures heeft het tuchtcollege de behandeling van de nieuwe klacht aangehouden in afwachting van de beslissing van het CTG in de lopende beroepsprocedure. Het CTG heeft vervolgens beslist en in de beoordeling ook het nieuwe klachtonderdeel betrokken. Naar het oordeel van het college betreft de onderhavige klacht hetzelfde handelen als het handelen waarover het CTG onherroepelijk heeft beslist. Klacht niet-ontvankelijk wegens ne bis in idem.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG  ZWOLLE

Beslissing d.d. 24 juni 2022 naar aanleiding van de op 19 april 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , bedrijfsarts, (destijds) werkzaam te D,

bijgestaan door mr. R.J. Peet, advocaat bij VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • het klaagschrift met de bijlagen;
  • het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
  • het verweerschrift;
  • de aanvullende stukken van klager, ontvangen op 17 november 2021;
  • het proces-verbaal van het op 23 november 2021 gehouden gehoor in het kader van het vooronderzoek;
  • het proces-verbaal van de openbare zitting van 4 februari 2022;
  • de beslissing van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) van

13 april 2022 (ECLI:NL:TGZCTG:2022:83);

  • de schriftelijke reactie hierop van partijen.

2. DE FEITEN EN DE KLACHT

2.1

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1960, was werkzaam als maintenance manager in de luchtvaart en is sinds 31 juli 2019 ziekgemeld. Per 1 januari 2020 is de werkgever van klager veranderd van arbodienst. Eerst was de arbodienst E en dat is overgegaan naar F.

F schakelt zelfstandig gevestigde bedrijfsartsen in.

Eén van die bedrijfsartsen is beklaagde. Hij heeft op verzoek van F klager gezien op

6 februari 2020 omstreeks 11:00 uur.

2.2

Klager heeft eerder, op 28 februari 2020, bij dit tuchtcollege een klacht ingediend tegen beklaagde over zijn handelen met betrekking tot het consult van 6 februari 2020. Deze klacht is geregistreerd onder zaaknummer 034/2020. Het tuchtcollege heeft die klacht bij beslissing van 15 december 2020 (ECLI:NL:TGZRZWO:2020:132) ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing heeft klager beroep ingesteld bij het CTG.

2.3

Vervolgens heeft klager de onderhavige klacht ingediend. Klager verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven - dat hij:

2. valsheid in geschrifte heeft gepleegd door op 6 februari 2020 om 14:15 uur en op

29 april 2020 om 12:39 uur, het medisch dossier van klager aan te passen en daarbij de indruk te wekken dat het ging om een aanpassing op de dag van het consult;

2. niet (ook) de eerste upload van de aantekeningen van het spreekuur van 6 februari 2020 in heeft gestuurd in de zaak 034/2020;

3. heeft gelogen vóór en tijdens de zitting van de zaak met zaaknummer 034/2020, onder meer door:

  • te stellen dat hij voor het consult van 6 februari 2020 geen inzage heeft gehad in het dossier van klager, terwijl het dossier op 3 januari 2020 al bij F lag en uit de eerste upload van het gesprek (6 februari 2020, 14.08 uur) blijkt dat hij dingen wist die hij niet kon weten zonder het dossier te kennen;
  • op 30 april 2020 aan het college te laten weten dat hij niet langer inzage had in het dossier van klager en dat dus niet aan het college kon verstrekken terwijl hij het medisch dossier op 29 april 2020 nog had aangepast;
  • te stellen dat hij het medisch dossier na 6 februari 2020 niet meer had aangepast;

4. heeft geknoeid met de probleemanalyse van klager, zo staat daarin niets over de ziekte van klager en is ook overigens alles gelogen;

5. ten onrechte de richtlijnen van de NVAB niet heeft gevolgd, bijvoorbeeld door zonder nadere motivering af te wijken van het oordeel van de vorige bedrijfsarts;

7. heeft geconspireerd met de arbodienst, F;

10. heeft geconspireerd met werkgever G, wat de gezondheid van klager heeft geschaad en ertoe heeft geleid dat klager niet langer vertrouwen heeft in andere bedrijfsartsen.

2.4

Vanwege de verwevenheid van deze procedure met de lopende beroepsprocedure bij het CTG heeft het college het onderzoek ter zitting van 4 februari 2022 aangehouden, in afwachting van de beslissing van het CTG. Met partijen is afgesproken dat zij hierna in de gelegenheid zouden worden gesteld een schriftelijke reactie te geven op de beslissing van het CTG in het licht van het ne bis in idem-beginsel.

2.5

Het CTG heeft in de beroepsprocedure beslist bij eerdergenoemde beslissing van 13 april 2022. Hierin is onder meer het volgende overwogen:

“4.3    Het Centraal Tuchtcollege stelt vast dat klager in het beroepschrift een nieuw klachtonderdeel naar voren heeft gebracht, namelijk de klacht dat de bedrijfsarts op 29 april 2020 het medisch dossier heeft aangepast in het belang van zijn eigen verweer en daardoor heeft gefraudeerd.

4.4     Het Centraal Tuchtcollege stelt verder vast dat klager bij het Regionaal Tuchtcollege Zwolle hierover een nieuwe klacht tegen de bedrijfsarts heeft ingediend. De mondelinge behandeling van die zaak heeft plaatsgevonden op 4 februari 2022. Partijen hebben ter zitting bij het Centraal Tuchtcollege verklaard dat de behandeling van de nieuwe klacht is aangehouden in afwachting van de mondelinge behandeling van het beroep in onderhavige zaak.

4.5     De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft bij aanvang van de mondelinge behandeling van het beroep aan partijen gevraagd of zij er mee instemmen om het nieuwe klachtonderdeel bij de behandeling van dit beroep te betrekken. Dit zou met zich meebrengen dat klager nadat het Centraal Tuchtcollege daarover een oordeel heeft gegeven de nieuwe klacht bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle intrekt. Partijen gaven aan hiermee in te stemmen. Het Centraal Tuchtcollege zal daarom bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep tevens beslissen op de klacht van klager dat de bedrijfsarts het medisch dossier heeft aangepast.”

Het CTG heeft vervolgens in de overwegingen 4.9 en 4.10 dit klachtonderdeel inhoudelijk beoordeeld en geoordeeld dat beklaagde tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het CTG heeft het beroep in zoverre dan ook gegrond verklaard, zonder oplegging van een maatregel.

2.6

Klager heeft bij brief van 1 mei 2022 aan het regionaal tuchtcollege – samengevat – meegedeeld dat hij het niet eens is met de beslissing van het CTG. Volgens hem kende het CTG het dossier in de onderhavige zaak niet en heeft het CTG niet beslist op wat ook in deze zaak speelt. Klager is dan ook van mening dat de gemaakte afspraak tijdens de zitting van het CTG ongeldig is. Hij heeft zijn klacht niet ingetrokken.

3. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

3.1  

Het college stelt voorop dat in artikel 51 van de Wet BIG is bepaald dat niemand andermaal tuchtrechtelijk kan worden berecht ter zake van enig handelen of nalaten waarover te zijnen aanzien een onherroepelijk geworden eindbeslissing is genomen. Dit is het zogeheten ‘ne bis in idem’-beginsel, dat meebrengt dat niet nog eens over hetzelfde handelen kan worden geklaagd als daarover al een onherroepelijke uitspraak is gedaan door de tuchtrechter.

Het CTG heeft in de uitspraak van 13 april 2022 het nieuwe klachtonderdeel in de beoordeling in beroep betrokken en daarover een oordeel gegeven. Dit is voor het regionaal tuchtcollege een vaststaand gegeven en het uitgangspunt voor de beoordeling in deze zaak. Met de uitspraak van het CTG is dan ook onherroepelijk beslist over hetzelfde handelen als waarover klager in deze procedure klaagt. Klager stelt dat zijn klacht in deze zaak (Z2021/3053) gaat over het verwijt dat beklaagde valsheid in geschrifte heeft gepleegd door ten onrechte te stellen dat hij het medisch dossier op

6 februari 2020 heeft geschreven. In zaak 034/2020 ging het erom dat het regionaal tuchtcollege een beslissing heeft genomen op basis van het pas op 29 april 2020 geschreven medisch dossier. Het college merkt hierover op dat dit hetzelfde handelen betreft (namelijk het later opmaken of aanvullen van het dossier), waaraan klager in deze zaak (Z2021/3053) de kwalificatie valsheid in geschrifte geeft. Dat maakt het handelen echter als zodanig niet anders. De consequentie van dat handelen was immers dat het college in die zaak recht deed op een aangepast of althans aangevuld dossier. Uit rechtsoverweging 4.10 van de uitspraak van het CTG d.d. 13 april 2022 blijkt verder dat het CTG eveneens heeft geoordeeld over klagers stelling dat beklaagde zich aan valsheid in geschrifte schuldig zou hebben gemaakt. Het oordeel van het CTG luidt immers dat er geen sprake is van valsheid in geschrifte of frauduleus handelen. Omdat klager zijn klacht niet heeft ingetrokken, rest er voor het college geen andere mogelijkheid dan klager op grond van het ‘ne bis in idem’-beginsel niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht.

4. DE BESLISSING

Het college verklaart klager niet-ontvankelijk.
 

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, H.C.B. van der Meer, lid-jurist,

H.A.M. Veneman, H. Donkers, A. Hondius in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

3. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
 

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.