ECLI:NL:TGZRZWO:2022:86 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle gp2020/26

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:86
Datum uitspraak: 21-06-2022
Datum publicatie: 24-06-2022
Zaaknummer(s): gp2020/26
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een gezondheidszorgpsycholoog. Klager verblijft al langere tijd in opeenvolgende tbs-klinieken. De gezondheidszorgpsycholoog is betrokken geweest bij zijn behandeling in een van de klinieken. Klager verwijt de gezondheidszorgpsycholoog dat zij klager zou hebben gedwongen een document te ondertekenen om gedwongen therapie te volgen en dat zij klager onheus zou hebben bejegend door te zeggen dat hij een drugsdealer is. De klacht wordt in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 21 juni 2022 naar aanleiding van de op 19 november 2020 bij het regionaal tuchtcollege te Den Haag ingekomen en naar het regionaal tuchtcollege te Groningen doorgezonden klacht van

klacht van
 

A , verblijvende te B,

k l a g e r

-tegen-

E, gz-psycholoog, (destijds) werkzaam te D,

bijgestaan door mr. D. Zwartjens, advocaat te Utrecht,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het verweerschrift met bijlagen;

- het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek.

Deze klacht hangt samen met andere klachten, bekend onder de nummers GP2020/14, GP2020/18, GP2020/24, GP2020/25, G2020/45 en G2020/55.

Met ingang van 1 april 2022 zijn de regionale tuchtcolleges te Groningen en Zwolle samengevoegd tot één regionaal tuchtcollege te Zwolle. De bevoegdheid tot behandeling van deze zaak, die aanhangig was bij het regionaal tuchtcollege te Groningen, is per deze datum overgegaan op het regionaal tuchtcollege te Zwolle.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager – geboren in 1987 – is in 2005 veroordeeld en heeft een PIJ-maatregel opgelegd gekregen, inhoudende een plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen. Op 3 juli 2006 heeft klager zich tijdens een begeleid verlof onttrokken aan de begeleiding, waarna hij de volgende dag een poging tot moord heeft gepleegd op zijn ex-vriendin. Daarnaast heeft hij tweemaal een poging tot doodslag gepleegd op de vader en de vriend van zijn ex-vriendin. Tevens heeft hij een vriendin van zijn ex-vriendin meerdere malen bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Klager heeft voor deze geweldsplegingen een gevangenisstraf opgelegd gekregen van vijf jaren en een terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met bevel tot dwangverpleging.

Klager is in 2010 begonnen aan zijn tbs-behandeling en verbleef sindsdien in verschillende forensisch psychiatrische centra. Vanaf september 2019 is klager opgenomen bij G, locatie H, afdeling I. Dit is een gesloten observatieafdeling en onderdeel van Forensisch Psychiatrische Kliniek J in D. Beklaagde was van 9 september 2019 tot januari 2020 de waarnemend regiebehandelaar van klager.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde – zakelijk weergegeven – dat:

3. zij klager op 9 september 2019 heeft gedwongen een document te ondertekenen om gedwongen therapie te volgen;

4. zij klager onheus heeft bejegend door te zeggen dat hij een drugsdealer is.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert – zakelijk weergegeven en op gronden genoemd in het verweerschrift – aan dat zij binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening heeft gehandeld. Beklaagde betwist hetgeen haar door klager wordt verweten en stelt dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op de klacht ingegaan.  

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1 Klachtonderdeel 1

Dat beklaagde klager heeft gedwongen iets te ondertekenen om hem zo te dwingen een bepaalde therapie te ondergaan, is door beklaagde weersproken. Zij heeft op

9 september 2020, de dag waarop klager opgenomen werd op de afdeling waar beklaagde werkte, wel een zorgplan aan hem gegeven dat hij kon tekenen. Van dwang is geen sprake geweest. Nu de aanwezigheid van dwang ook niet blijkt uit het dossier, acht het college dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

5.2     Klachtonderdeel 2

Wat betreft het verwijt dat beklaagde klager voor drugsdealer zou uitmaken, geldt dat beklaagde dit betwist en het verwijt ook niet kan plaatsen. De partijen verschillen hierover dus van mening. Nu het dossier ook geen uitsluitsel biedt, geldt dat het college niet kan vaststellen dat beklaagde klager daadwerkelijk voor drugsdealer heeft uitgemaakt. Alleen hierdoor al kan dit klachtonderdeel niet slagen. Dit betekent niet dat aan het woord van de één meer geloof wordt gehecht dan aan het woord van de ander. Het betekent enkel dat bij deze stand van zaken niet kan worden vastgesteld dat datgene waarover wordt geklaagd feitelijk ook heeft plaatsgevonden. Daardoor kan klacht niet gegrond worden verklaard. Het tweede klachtonderdeel is derhalve ook kennelijk ongegrond.

5.3

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, Th.A.M. Deenen en S.M. Pol, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van L.C. Commandeur, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.