ECLI:NL:TGZRZWO:2022:70 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3577

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:70
Datum uitspraak: 24-05-2022
Datum publicatie: 31-05-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3577
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht over een onder supervisie van een bedrijfsarts werkende arts die via een videoverbinding een spreekuurcontact had om te beoordelen of er bij klaagster sprake was van ziekte en of zij in staat was een gesprek met haar werkgever aan te gaan.Kennelijk ongegrond. De door klaagster en beklaagde gestelde feiten ten aanzien van het spreekuurcontact verschillen. Daardoor kan het college niet vaststellen hoe het spreekuurcontact is verlopen. In ieder geval is op geen enkele wijze gebleken dat beklaagde zijn conclusie over de gezondheid van klaagster heeft gebaseerd op haar huidskleur.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 24 mei 2022 naar aanleiding van de op 1 november 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , arts, (destijds) werkzaam te D,

bijgestaan door mr. A.W. Hielkema, verbonden aan de VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek, gehouden op 1 februari 2022.

De bevoegdheid tot behandeling van deze zaak, die op 18 oktober 2021 bij het regionaal tuchtcollege te Den Haag was ingekomen, ligt vanwege de woonplaats van beklaagde, bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle. De zaak is daarom aan dit college overgedragen.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

2.1

Klaagster was vanaf januari 2008 als leraar ondersteuner werkzaam bij E. Zij heeft zich op 11 oktober 2021 ziekgemeld en is voor een digitaal spreekuur bij beklaagde op

13 oktober 2021 opgeroepen. Beklaagde was een arts arbeid en gezondheid – bedrijfsgeneeskunde en werkt na zijn pensionering onder supervisie van een bedrijfsarts bij F.

2.2

Op 12 oktober 2021 heeft een verzuimconsultant van F contact met de werkgever van klaagster gehad. In het dossieroverzicht staat daarover: “G licht toe wat de reden is van verzuim”. De verzuimconsultant heeft in een interne toelichting beschreven dat de werkgever en klaagster voor de zomervakantie hadden besproken dat zij niet goed functioneerde en zij na de vakantie in een verbetertraject zou komen. Dit leek goed te gaan maar omdat klaagster zei dat zij geen coach wilde en zij het verbetertraject saboteerde, was er een vaststellingovereenkomst opgesteld, die op 13 oktober 2021 met haar zou worden besproken. Op 11 oktober 2021 meldde klaagster zich ziek. Het spreekuur was bedoeld om te beoordelen of er sprake was van ziekte en of klaagster in staat was een gesprek met de werkgever aan te gaan. De werkgever heeft aangemoedigd dat klaagster iemand tijdens het gesprek zou meenemen omdat zij helemaal dicht zou kunnen klappen.

2.3

Beklaagde heeft klaagster voor het spreekuur van 13 oktober 2021 in eerste instantie gebeld, maar op haar verzoek heeft hij alsnog een videoverbinding tot stand gebracht. De rapportage van beklaagde, d.d. 13 oktober 2021 luidt:

“A is op 11-10 jl voor haar werk uitgevallen met een divers klachtenpatroon. De oorzaak is arbeidsgerelateerd van aard: problemen rondom het functioneren, verbetertrajecten, problemen in arbeidsverhoudingen. Veel onbegrip bij A over de ontstane situatie.”

“Medisch gezien bestaan er geen beperkingen in functioneren waarmee uitval voor werk gerechtvaardigd zou kunnen zijn. Een afsluiten van de ziektewet per heden (13-10-2021).”

Er ligt nog wel een arbeidsgerelateerd probleem. In hoeverre zou dit opgelost kunnen worden middels inzet van een 3-gesprek?

2.4

Op 2 december 2021 heeft de verzuimconsultant aan beklaagde bericht dat klaagster via een vaststellingovereenkomst per 1 april 2022 uit dienst gaat en op dit moment op non-actief is gesteld.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat hij haar klachten niet serieus heeft genomen. Het spreekuurcontact duurde maar 15 minuten en daarin heeft beklaagde niet naar de gezondheidsklachten van klaagster gevraagd, haar niet de kans gegeven haar verhaal te doen en is direct van een arbeidsconflict uitgegaan. Hij heeft zijn werk niet objectief en onpartijdig gedaan, want anders had hij gehoord dat klaagster aan carpaal tunnelsyndroom (hierna: CTS) en hereditaire motorische en sensorische neuropathie (HMSN) lijdt, dat zij aangepast schoeisel draagt en met om beide polsen een brace slaapt. Beklaagde heeft het gesprek afgekapt in verband met een volgend gesprek maar hij heeft geen vervolgafspraak met haar gemaakt. Klaagster vermoedt dat beklaagde zijn conclusie over haar gezondheid op basis van haar huidskleur heeft getrokken, omdat hij tijdens het consult alleen haar gezicht heeft gezien.

Klaagster heeft geen second opinion gevraagd omdat dit te duur voor haar was. Wat zij met haar klacht wilde bereiken is inmiddels achterhaald omdat zij psychische klachten heeft gekregen en nu is ontslagen.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij voorafgaand aan het gesprek kennis had genomen van de gegevens van klaagster, haar functie en het feit dat zij geen verzuimhistorie had. Het spreekuur duurde 30 minuten en daarin heeft klaagster op de vraag wat er aan de hand was, verteld dat zij stressklachten ervoer die te wijten waren aan het onrecht dat de werkgever haar had aangedaan en dat zij geen begrip vanuit de school kreeg. Beklaagde had niet het idee dat er nog andere (medische) zaken speelden. De ziekmelding bevatte geen indicatie voor een lichamelijke klacht en klaagster heeft daar evenmin over verteld, niet dat zij in het ziekenhuis onder behandeling is, en ook niet dat zij aan CTS en HMSN lijdt en daarvoor gebruik maakt van aangepast schoeisel en braces. Beklaagde heeft voor de werksituatie een drie-gesprek voorgesteld tussen klaagster en de werkgever in aanwezigheid van iemand vanuit de arbodienst. Hij heeft klaagster gezegd de ziekmelding per 13 oktober 2021 te sluiten. De suggestie dat zijn oordeel is ingegeven door discriminatie raakt beklaagde zeer en verwerpt hij ten sterkste.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Vast is komen te staan dat beklaagde op 13 oktober 2021 via een videoverbinding een spreekuurcontact met klaagster heeft gehad. Over de duur en inhoud van het contact hebben klaagster en beklaagde verschillende lezingen. Klaagster stelt dat het contact slechts vijftien minuten heeft geduurd en dat beklaagde niet naar haar gezondheidsklachten heeft gevraagd. Volgens klaagster heeft zij niet de kans gehad haar verhaal te doen en is beklaagde direct van een arbeidsconflict uitgegaan. Beklaagde stelt daarentegen dat het spreekuurcontact dertig minuten heeft geduurd en dat hij klaagster heeft gevraagd wat er aan de hand was. Klaagster heeft volgens beklaagde daarop alleen gesproken over stressklachten die te wijten waren aan de werkgever. Zij heeft geen lichamelijke klachten gemeld.

5.3

De door klaagster en beklaagde gestelde feiten ten aanzien van het spreekuurcontact verschillen en er zijn geen andere bewijsbronnen die duidelijkheid kunnen geven over wat zich precies heeft afgespeeld. Dat betekent dat het college simpelweg niet kan vaststellen hoe het spreekuurcontact op 13 oktober 2021 is verlopen. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van beklaagde, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat bepaalde gedragingen van de arts hem tuchtrechtelijk kunnen worden verweten, eerst moet worden vastgesteld dat de feitelijke grondslag voor dat oordeel aanwezig is. Dat wil zeggen dat aannemelijk moet zijn geworden dat feitelijk sprake is van zodanige gedragingen. Dat is hier niet het geval.

Ten aanzien van de stelling van klaagster dat beklaagde zijn conclusie over haar gezondheid op basis van haar huidskleur heeft getrokken, oordeelt het college dat hiervan op geen enkele wijze is gebleken.

5.4

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven door J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, H.A.M. Veneman en C.W.M. Hosmus, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van Y.M.C. Bouman.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.