ECLI:NL:TGZRZWO:2022:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3500

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:67
Datum uitspraak: 24-05-2022
Datum publicatie: 31-05-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3500
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Klager verblijft in een tbs-kliniek. Beklaagde is directeur van deze kliniek. Klager verwijt beklaagde dat er geen zorg voor hem is en dat hij zich niet gerespecteerd voelt. Volgens klager is hij weggestuurd bij de medische dienst en was er geen vervoer geregeld toen hij vanwege lichamelijke klachten naar het ziekenhuis moest. Ook is klager door werknemers van de kliniek geweigerd te skypen met zijn familie. Daarnaast is klager een keer in zijn kamer opgesloten. Klager acht beklaagde als directeur eindverantwoordelijk voor alles wat er in de kliniek gebeurt.Vaststaat dat er geen behandelrelatie heeft bestaan tussen beklaagde in zijn hoedanigheid van psychiater en klager en dat beklaagde ook anderszins geen zorg heeft verleend aan klager. Dat betekent dat beklaagde alleen aan het tuchtrecht is onderworpen voor zover sprake is van enig ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt (de tweede tuchtnorm). De klacht van klager gaat niet over het handelen van beklaagde, maar over het handelen of nalaten van anderen die werkzaam zij binnen de kliniek. Dit is iets waarvoor beklaagde niet zonder meer tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden, omdat het  tuchtrecht in beginsel aangrijpt bij het individuele handelen van de zorgverlener. Feiten en omstandigheden die erop zouden wijzen dat beklaagde desalniettemin tuchtrechtelijk verantwoordelijk gehouden kan worden voor handelen ten opzichte van klager, zijn het college niet gebleken.Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 24 mei 2022 naar aanleiding van de op 27 september 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen ingekomen klacht van
 

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door mr. H. Vorsselman

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het aanvullend klaagschrift;

- het verweerschrift;

- het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek.

Met ingang van 1 april 2022 zijn de regionale tuchtcolleges te Groningen en Zwolle samengevoegd tot één regionaal tuchtcollege te Zwolle. De bevoegdheid tot behandeling van deze zaak, die aanhangig was bij het regionaal tuchtcollege te Groningen, is per deze datum overgegaan op het regionaal tuchtcollege te Zwolle.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager verblijft sinds 17 juli 2019 in D in het kader van de tenuitvoerlegging van een tbs-maatregel. Beklaagde is directeur van deze kliniek. Tussen klager en beklaagde bestaat geen behandelrelatie.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat er geen zorg voor hem is en dat hij zich niet gerespecteerd voelt. Volgens klager is hij op 19 februari 2020 weggestuurd bij de medische dienst nadat hij zich daar had gemeld met ernstige rug- en nekklachten. Op 4 januari 2021 had hij transport nodig om naar het ziekenhuis te gaan voor zijn aambeien. Dit vervoer was niet geregeld waardoor hij niet naar de afspraak kon. Ook wilde klager graag skypen met zijn familie en dit werd hem ontnomen door werknemers van de kliniek. In september 2021 is klager in zijn kamer opgesloten toen hij terugkwam van de kerk, hij kon nergens meer naar toe. Klager acht beklaagde als directeur eindverantwoordelijk voor alles wat er in de kliniek gebeurt.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Omdat er geen behandelrelatie bestaat tussen beklaagde en klager, stelt beklaagde zich op het standpunt dat zijn handelen niet kan worden getoetst aan de eerste tuchtnorm zoals neergelegd in artikel 47, eerste lid, onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Dit betekent dat alleen kan worden getoetst aan de tweede tuchtnorm van artikel 47, eerste lid, onder b, van de Wet BIG.

Aangezien niet duidelijk is welke persoonlijke verwijten klager beklaagde maakt, stelt beklaagde zich primair op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klacht. Subsidiair meent beklaagde dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Allereerst moet worden beoordeeld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Vast staat dat er geen behandelrelatie heeft bestaan tussen beklaagde in zijn hoedanigheid van psychiater en klager en dat beklaagde ook anderszins geen zorg heeft verleend aan klager. Dat betekent dat beklaagde alleen aan het tuchtrecht is onderworpen voor zover sprake is van enig ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt (de tweede tuchtnorm).

Het college stelt vast dat de klacht niet over het handelen van beklaagde gaat, maar over het handelen of nalaten van anderen die werkzaam zij binnen de kliniek. De Commissie van Toezicht houdt binnen D toezicht op de algemene gang van zaken rondom patiënten. Onderzoek door de Commissie van Toezicht kan leiden tot een oordeel en eventueel indien nodig tot kwaliteitsverbetering in de kliniek. Uit de brief van de Commissie van Toezicht van 19 augustus 2021 leidt het college af dat klager ook daar zijn beklag heeft gedaan over het niet mogen bellen via Skype. Dit is iets waarvoor beklaagde niet zonder meer tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden, omdat het tuchtrecht in beginsel aangrijpt bij het individuele handelen van de zorgverlener.

Feiten en omstandigheden die erop zouden wijzen dat beklaagde desalniettemin tuchtrechtelijk verantwoordelijk gehouden kan worden voor handelen ten opzichte van klager, zijn het college niet gebleken, ook niet tijdens het mondeling vooronderzoek op 11 januari 2022. Dit leidt tot de conclusie dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Dit betekent dat niet wordt toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht.

5.2

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, T.S. van der Veer en A.J.K. Hondius, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris.                                                                                                                                                                               

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 24 mei 2022 naar aanleiding van de op 27 september 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen ingekomen klacht van
 

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door mr. H. Vorsselman

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het aanvullend klaagschrift;

- het verweerschrift;

- het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek.

Met ingang van 1 april 2022 zijn de regionale tuchtcolleges te Groningen en Zwolle samengevoegd tot één regionaal tuchtcollege te Zwolle. De bevoegdheid tot behandeling van deze zaak, die aanhangig was bij het regionaal tuchtcollege te Groningen, is per deze datum overgegaan op het regionaal tuchtcollege te Zwolle.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager verblijft sinds 17 juli 2019 in D in het kader van de tenuitvoerlegging van een tbs-maatregel. Beklaagde is directeur van deze kliniek. Tussen klager en beklaagde bestaat geen behandelrelatie.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat er geen zorg voor hem is en dat hij zich niet gerespecteerd voelt. Volgens klager is hij op 19 februari 2020 weggestuurd bij de medische dienst nadat hij zich daar had gemeld met ernstige rug- en nekklachten. Op 4 januari 2021 had hij transport nodig om naar het ziekenhuis te gaan voor zijn aambeien. Dit vervoer was niet geregeld waardoor hij niet naar de afspraak kon. Ook wilde klager graag skypen met zijn familie en dit werd hem ontnomen door werknemers van de kliniek. In september 2021 is klager in zijn kamer opgesloten toen hij terugkwam van de kerk, hij kon nergens meer naar toe. Klager acht beklaagde als directeur eindverantwoordelijk voor alles wat er in de kliniek gebeurt.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Omdat er geen behandelrelatie bestaat tussen beklaagde en klager, stelt beklaagde zich op het standpunt dat zijn handelen niet kan worden getoetst aan de eerste tuchtnorm zoals neergelegd in artikel 47, eerste lid, onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Dit betekent dat alleen kan worden getoetst aan de tweede tuchtnorm van artikel 47, eerste lid, onder b, van de Wet BIG.

Aangezien niet duidelijk is welke persoonlijke verwijten klager beklaagde maakt, stelt beklaagde zich primair op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klacht. Subsidiair meent beklaagde dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Allereerst moet worden beoordeeld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Vast staat dat er geen behandelrelatie heeft bestaan tussen beklaagde in zijn hoedanigheid van psychiater en klager en dat beklaagde ook anderszins geen zorg heeft verleend aan klager. Dat betekent dat beklaagde alleen aan het tuchtrecht is onderworpen voor zover sprake is van enig ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt (de tweede tuchtnorm).

Het college stelt vast dat de klacht niet over het handelen van beklaagde gaat, maar over het handelen of nalaten van anderen die werkzaam zij binnen de kliniek. De Commissie van Toezicht houdt binnen D toezicht op de algemene gang van zaken rondom patiënten. Onderzoek door de Commissie van Toezicht kan leiden tot een oordeel en eventueel indien nodig tot kwaliteitsverbetering in de kliniek. Uit de brief van de Commissie van Toezicht van 19 augustus 2021 leidt het college af dat klager ook daar zijn beklag heeft gedaan over het niet mogen bellen via Skype. Dit is iets waarvoor beklaagde niet zonder meer tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden, omdat het tuchtrecht in beginsel aangrijpt bij het individuele handelen van de zorgverlener.

Feiten en omstandigheden die erop zouden wijzen dat beklaagde desalniettemin tuchtrechtelijk verantwoordelijk gehouden kan worden voor handelen ten opzichte van klager, zijn het college niet gebleken, ook niet tijdens het mondeling vooronderzoek op 11 januari 2022. Dit leidt tot de conclusie dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Dit betekent dat niet wordt toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht.

5.2

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, T.S. van der Veer en A.J.K. Hondius, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris.                                                                                                                                                                               

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.