ECLI:NL:TGZRZWO:2022:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3391

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:65
Datum uitspraak: 24-05-2022
Datum publicatie: 31-05-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3391
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts, inhoudende dat hij onzorgvuldig en niet volgens protocol heeft gehandeld. Ook heeft beklaagde, terwijl hij bekend was met het feit dat patiënte eerder nierbekkenontsteking heeft gehad, opnieuw onzorgvuldig gehandeld en klagers niet serieus genomen. Daarnaast zou beklaagde klagers geen excuses hebben aangeboden of contact met hen heeft willen opnemen. Het college is van oordeel dat beklaagde niet heeft gehandeld conform de richtlijn “NHG-standaard Kinderen met koorts”. De dossiervoering van beklaagde voldoet ook niet aan de daaraan te stellen eisen. Beklaagde zou bij koorts zonder focus direct hebben kunnen verwijzen, maar in elk geval afspraken over een herbeoordeling na twee dagen hebben moeten maken. Dat heeft hij nagelaten. Met betrekking tot klachtonderdeel twee overweegt het college dat gelet op de voorgeschiedenis van patiënte, waarvan beklaagde op de hoogte was, en de aanwijzing van de behandelend kinderuroloog, zou beklaagde hebben kunnen besluiten direct te verwijzen, of duidelijke afspraken over het vervolg van het (urine)onderzoek en de verdere behandeling hebben moeten maken. Het eerste heeft hij niet overwogen, het tweede heeft hij nagelaten. Dit handelen was onzorgvuldig en is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Beklaagde heeft geen stappen ondernomen om alsnog in contact te komen met klagers. Ook in dit geval neemt beklaagde geen verantwoordelijkheid en verwijst hij naar een fout van zijn assistente. Dit gebrek aan reflectie rekent het college hem aan. Het college acht de klacht geheel gegrond en legt de maatregel van berisping op.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG  ZWOLLE

Beslissing d.d. 24 mei 2022 naar aanleiding van de op 1 september 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A en B , wonende te C,

k l a g e r s

-tegen-

D , huisarts, (destijds) werkzaam te C,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • het klaagschrift met de bijlagen;
  • het verweerschrift met de bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 22 april 2022. Klagers en beklaagde zijn verschenen.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Beklaagde was eerder de praktijkeigenaar van de huisartsenpraktijk waar klagers en hun dochter ingeschreven stonden. Beklaagdes dochter heeft de praktijk overgenomen. Beklaagde bleef vaste waarnemer van deze praktijk.

Op 13 juli 2020 zijn klagers met hun dochter (geboren op 28 mei 2020, op dat moment dus minder dan twee maanden oud, hierna te noemen: patiënte) wegens aanhoudende koorts bij beklaagde op het spreekuur gekomen. Beklaagde heeft de klachten van patiënte afgedaan als een gewone verkoudheid en het volgende genoteerd in het medisch dossier:

“13-07-2020        S  Sinds zaterdag koorts tussen de 38.5 en 39.2. Dronk vannacht                   haar fles niet helemaal op, de rest van de voeding ging goed. Huilt

veel is hangerig. Verder in het gezin geen klachten van hoesten oid

                         O  pulm gb kno gb

                         E  GEWONE VERKOUDHEID.”

Klagers hebben op 15 juli 2020 nogmaals contact gezocht met beklaagde om de voortdurende klachten van patiënte te bespreken. Beklaagde gaf wederom aan dat het enkel een verkoudheid betrof.

Klagers hebben diezelfde avond gebeld met de Huisartsenpost Regio C vanwege het feit dat zij de gezondheidstoestand van patiënte niet vertrouwden. Het medisch dossier vermeldt ten aanzien van voornoemd gesprek als volgt:

Contactdatum: 15-7-2020

Deelcontact:  (A03.00) Koorts

(S) (HOA)

(H) Vertrouwd het niet. consult

(B) M. belt. Al aantal dagen schommelend met temp, nu T:38.7.

Drinkt al aantal dagen wat minder, vandaag nog minder, drinkt 60ml

ipv 120 ml met moeite op. SNellere ademhaling, borstkasje meer op en

neer. Niet lekker, jengelig.

(TRI) ABCD is veilig!

Ingangsklachten Triage: Breathing

* Kortademig, ernst = Matig

(TRI) Ingangsklacht Triage: COVID-19

* COVID-19 = Geen primaire verdenking

(TRI) Ingangsklacht Triage: Koorts kind

Reden Urgentie: Baby

* Koortsstuip vermoed = nee

* AVPU = A/alert

* Petechien = Nee

* Kwijlen = Nee

* Baby = Jonger dan 3 maanden

(SPR) 6e dag koorts. eergister EHA: uitzieken. goede plasluiers,

def gb.

M tijdens bevalling uwi.

(O) (SPR) kreunend, goede kleur, geen tachypnoe. pulm/abd gb. CR< 1s

vochtige slijmvliezen, droge lippen. turgor gb.

(E) (SPR) koorts < 3 mnd

(P) (SPR) ingestuurd SEH PED

Verwijzing -> ziekenhuis: E, locatie C, C .”

Patiënte is op grond van de bovengenoemde symptomen ingestuurd naar de spoedeisende hulp van E te C. De opnamebrief luidt als volgt:

“[…]

Bovengenoemde patiente was van 15.07.2020 tot 23.07.2020

opgenomen op onze afdeling Neonatologie.

Reden van komst

Koorts en verminderde intake

Voorgeschiedenis

- AD 39+3 wk/GG 3420 gr (P50-90)

- Opname couveuse afdeling post partum ivm verdenking

perinataleinfectie bij slechte start (AS: 5/9/8) bij moeder met high

risk GBS wv gedurende 48u AB behandeling. Er werd geen

verwekker aangetoond in de bloedkweek.

Anamnese

Moeder vertelt dat F nu sinds 6 dagen koorts heeft. Vrijdag

Voelde zij warm aan waarop moeder een Temp van 38.5 gr C heeft

gemeten.

Gedurende het weekend had zij koorts met een Temp van 38.5-39.0

gr C gehouden, waarvoor zij maandaf bij de HA is geweest. Er werd toen

een expectatief beleid afgesproken. Vandaag vond moeder haar

toenemend kreunen en oncomfortabel en liet zij de helft van de flessen staan.

Drinkt normaliter 6x120CC Nutrilon 1 adequaat op. Mictie/def: geen

bijzonderheden, meerdere plasluiers per dag en dagelijks def.

Lichamelijk onderzoek

T: 38.5 gr C, HF: 220/min, Sa02: 92%, AF: 44/min

A: vrij, neus goed doorgankelijk, geen stridor

B: goed inkomend ademgeruis bdz, geen bijgeluiden, intrekkingen,

geen h u 1pademhalingsspieren

C: bleek, gemarmerd, koude acra, CR wisselend 2-3s, goede

pulsaties

aa. femoralis bdz

D: fors geirriteerd, kreunend meisje. Geen kreunen obv dyspnoe.

Beloop

F werd opgenomen op de couveuse afdeling met monitor en

Saturatie bewaking. Er werd gestart met ceftriaxon en gentamicine IV na het

afnemen van een bloedkweek. Er werd daarnaast een lumbaal

punctie verricht en een urine kweek ingezet. F werd eenmalig gevuld

met NaCI 0.9% 5Occ (=lOcc/u gegeven). Hierop verbeterde haar klinisch

beeld snel. De volgende dag werd de antibiotica geswitcht naar

augmentin met gentamycine iv bij de verdenking op een urosepsis bij

een pyelonefritis. Er werd een echo urinewegen gemaakt om een

abces uit te sluiten, welke geen abces liet zien maar wel aanwijzingen voor

een pyelonefritis rechts. Op 20-07 bleek de urinekweek positief voor

een E. coli. De bloedkweek en liquor bleven beide negatief. De

antibiotica werd versmald naar amoxicilline iv. Er werd besloten om

in totaal 10 dagen met antibiotica te behandelen, waarvan 7 dagen iv.

Op 22.07 kon de antibiotica iv worden gestaakt en werd F oraal

Verder uitbehandeld. Op 23.07 kon F met ouders mee naar huis om

Aldaar verder op te knappen. Follow-up zal poliklinisch plaatsvinden dmv

Een mictiecystogram en het herhalen van een echo urinewegen.

Bij opname was F bleek en was er sprake van een anemie, het

meest waarschijnlijk op basis van haar infectie in combinatie met het

inzetten van een fysiologische dip. Er waren geen aanwijzingen voor

bloedgroepanatagonisme, een hemoglobinopathie, of een actieve

bloeding. Er was niet sprake van een ijzergebreksanemie. In het lab

had ze een verhoogd ferritine bij haar infectie. Vanwege een stijgend

Hb met stijgende reticulocyten en een vlot herstelde kliniek werd

besloten om geen bloedtransfusie te geven en over twee weken

opnieuw te controleren wat het Hb en ferritine van F is.

Tot slot was er sprake van een voorkeurshoudings naar rechts,

waarvoor de fysiotherapeut in consult werd gevraagd.

Conclusie

Zuigeling van 8 weken oud opgenomen op de neonatologie i.v.m.:

1. Koorts obv een pyelonefritis wv AB iv en daarna profylaxe

onderhoud.

2. Normocytaire anemie, het meest waarschijnlijk obv verbruik bij

infectie in combinatie met fysiologische dip. Geen aanwijzingen voor

hemolyse, geen verdenking op een hemoglobinopathie. Geen

aanwijzingen actieve bloeding. Hb nu stabiel. Verder goede kliniek.

3. Voorkeurshouding naar rechts wv fysio ICC.

Beleid

- Ontslag naar huis

- Arnoxicilline tlm 26-7

- 27-7 Start trimethoprim profylaxe

- Policontrole na 1, 2 en 4 weken

- Over 2 weken Iabcontrole: Volledig bloedbeeld en ferritine

- Mictiecystogram over 3 weken

- Echo urinewegenover 3 maanden

Gegevens bij ontslag

- Gewicht: 5.0kg (-1.1SD)

- Voeding: 7x l2Oml.

Vanaf november 2020 staat patiënte onder controle van de kinderuroloog. Op 13 november 2020 werd zij gezien op de polikliniek kinderurologie. De kinderuroloog heeft het volgende opgenomen in het medisch dossier:

Reden van komst: UWI met koorts bij reflux gr 3-4 bzd.

VG/A: UWi met koorts. Reflux bdz 3-4 bij x-meg.

Het gaat prima met F. Zij drinkt goed. Zij plast met volle luiers.

Met de ontlasting gaat goed. Sinds 7 weken oud dat zij uwi heeft gekregen,

heeft zij geen andere uwi’s gehad. Zij gebruikt TMP als OHAB.

LO: Normale genitalia gezien, anus en rug g.g, abd soepel.

DMSA: Li 74% Re 26% ( bij pyelonefritis?).

Echo: Linker nier slank bijna 6 cm, linker nier slank 6,6 cm, blaas

bijna leeg , blaaswand g.b.

C: Reflux bdz gr 3-4, een keer uwi gehad, na de OHAB geen infecties.

B: Expectatief beleid. Wij gaan vervolgen. Over 6 maanden, afspraak

hier poli controle.

Bij koorts urine nakijken, BIJ infectie dan met ons contact opnemen.

Bij infectie urine afnemen met cad.

Op 13 augustus 2021 zijn klagers met patiënte bij beklaagde op het spreekuur gekomen vanwege het feit dat patiënte koorts had. Het medisch dossier geeft ten aanzien van dit spreekuur het volgende weer:

“13-08-2021      S  T38.5 wakker geworden. Huilerig. Huiduitslag-

                          Advies vanuit F van kinderarts is als zij hoger dan 38.4 even

                          controle ha.

                       O  1/verkouden 2/kno trommelvlies li wat rose 3/pulm gb

                       E  verkouden

                       P  1/start neusspray 2/controle urine 3/paracetamol 4/ pm heeft al

                          antibiotica profylaxe

                          ivm blaas.”

Diezelfde dag, 13 augustus 2021, is patiënte wegens aanhoudende koorts opgenomen in het H. Het medisch dossier vermeldt betreffende de opname van patiënte als volgt:

“[…]

Bovengenoemde patiënte was opgenomen van 13-08-2021 tot en met

17-08-2021 op de Verpleegafdeling I voor het specialisme

Urologie.

Voorgeschiedenis

11 2020 UWI met koorts. X-MCG reflux bdz gr 3-4. Start TMP OHAB. DMSA

26% re met littekens.

Reden van opname

F werd opgenomen in verband met gecompliceerde

urineweginfectie met koorts. Aanvankelijk werd gestart met

ciprofloxacine, gezien matig opknappen werd geswitched naar

ceftriaxon iv. Zij knapte vervolgens goed op. De urinekweek toonde

een goed gevoelige E. Coli aan. Zodoende werd op 16-08-2021 opnieuw

overgegaan naar ciprofloxacine. Hieronder bleef zij koortsvrij. Op

17-08-2021 werd de catheter verwijderd waarna zij na goede mictie

met ontslag ging.

Aanvullend onderzoek

UK

1: Escherichia coli 10!4 CFU/ml

[…]

Conclusie

Gecompliceerde UWI onder onderhoudsantibiotica bij bekende reflux

Goed opgeknapt

Beleid

Met ouders gesproken over operatieve opties (deflux versus

reimplantatie). Ouders kiezen voor een ureter reimplantatie bdz.

Hiervoor werd F op de opnamelijst geplaatst.

- Ciprofloxacine oraal uitbehandelen t/m 23-08-2021

- Hierna over op nitrofurantoine onderhoudsantibiotica.

- Ferrofumaraat t.n.o. stop, weer hevatten na kuur ciprofloxacine.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGERS EN DE KLACHT

Klagers verwijten beklaagde – zakelijk weergegeven – dat:

3. hij op 13 en 15 juli 2020 onzorgvuldig en niet volgens protocol heeft gehandeld;

4. hij in augustus 2021, terwijl hij bekend was met het feit dat patiënte eerder nierbekkenontsteking heeft gehad, opnieuw onzorgvuldig heeft gehandeld en klagers niet serieus heeft genomen;

6. hij geen excuses heeft aangeboden, geen initiatief heeft genomen klagers als de ouders van patiënte te erkennen, een gesprek aan te gaan of contact met hen op te nemen.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde erkent dat hij met betrekking tot het consult van 13 juli 2020 onjuist heeft gehandeld. Beklaagde stelt dat patiënte op voornoemde datum geen zieke indruk op hem maakte en dat hij bij het onderzoek ook geen afwijkingen vond. Voorts heeft hij verzuimd de door hem gemeten temperatuur van patiënte te noteren. Tevens heeft hij de urine van patiënte niet gecontroleerd.

Beklaagde stelt zich niet te kunnen herinneren wat de gang van zaken op 15 juli 2020 is geweest. Het telefoongesprek met klagers is mogelijk naar de assistente gegaan. Beklaagde geeft aan dat hij nu vindt dat dit niet telefonisch afgehandeld had moeten worden en dat hij patiënte had moeten zien.

Beklaagde stelt ten aanzien van het spreekuurcontact op 13 augustus 2021 dat hij waarschijnlijk non-verbaal de indruk heeft gewekt dat er niets aan de hand was. Hij achtte een urineweginfectie niet waarschijnlijk, aangezien patiënte al was ingesteld op antibioticaprofylaxe. Beklaagde heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat hij zich verder niet meer kon herinneren of hij met de assistente heeft besproken dat er die middag (nog) geen uitslag van de urinecontrole was en of hij naar aanleiding daarvan gebeld heeft met klagers. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft hij aangegeven dat hij dat bij de assistente gecontroleerd heeft. Toen hij van de assistente vernam dat de klagers inmiddels al met patiënte naar het ziekenhuis waren gegaan was hij van mening dat de zaak daarmee voor hem klaar was.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college acht het eerste klachtonderdeel gegrond. Op 13 juli 2020 was patiënte nog geen twee maanden oud. Voor zover beklaagde al voldoende onderzoek heeft gedaan – hij geeft aan de temperatuur van patiënte te hebben opgenomen, maar hiervan heeft hij geen aantekening in het medisch dossier gemaakt; noodzakelijk urineonderzoek heeft beklaagde achterwege gelaten –, heeft hij zijn diagnose ‘verkoudheid’ daarop niet kunnen baseren en hij heeft niet gehandeld conform de richtlijn “NHG-standaard Kinderen met koorts”.

De dossiervoering van beklaagde voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen.

Beklaagde zou bij koorts zonder focus direct hebben kunnen verwijzen, maar in elk geval afspraken over een herbeoordeling na twee dagen hebben moeten maken. Dat heeft hij nagelaten. Klagers hebben zelf na twee dagen opnieuw contact gezocht met de praktijk van beklaagde. Dat beklaagde zijn assistente verwijt toen niet juist te hebben gehandeld is laakbaar: het is beklaagde die verantwoordelijk is voor het handelen van zijn assistente. Dat er door hem een ‘stevig gesprek’ met zijn assistente is gevoerd is niet kenbaar vastgelegd.

Beklaagde heeft in zijn verweerschrift en bij gelegenheid van de mondelinge behandeling erkend dat hij onjuist heeft gehandeld en zijn excuses aangeboden. Dat heeft hij toentertijd in de richting van klagers echter nagelaten.

5.3

Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel – het onzorgvuldig handelen in augustus 2021 – bestrijdt beklaagde onjuist te hebben gehandeld.

Het college acht echter dit klachtonderdeel ook gegrond. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft beklaagde aangegeven voorafgaand aan het consult op 13 augustus 2021 kennis te hebben genomen van de brief van de behandelend kinderuroloog van patiënte en dus op de hoogte te zijn van de eerdere nierbekkenontsteking, de urineweginfectie en reflux en de onderhoudsdosis antibiotica (antibioticaprofylaxe). Hoewel uit de anamnese van de ouder van patiënte bleek van koorts en verdenking van een infectie, heeft beklaagde die niet waarschijnlijk geacht. Ook in dit geval heeft hij geen temperatuurmeting genoteerd in het medisch dossier. Tussen partijen staat niet vast of beklaagde een urine-onderzoek heeft voorgesteld of dat dat uitsluitend op aandringen van de ouder van patiënte in gang is gezet. Vast staat dat beklaagde heeft geholpen het door de ouder van patiënte meegebracht plaszakje aan te brengen.

Beklaagde geeft zelf aan dat hij non-verbaal de indruk bij de ouder van patiënte heeft kunnen wekken dat er niets ernstigs aan de hand was. Hij heeft volstaan met de mededeling dat opgevangen urine bij de praktijk kon worden aangeboden voor onderzoek. ’s Middags bleek hem dat er geen uitslag van urineonderzoek was. Ofwel beklaagde heeft daarop niets ondernomen – in zijn verweerschrift heeft hij aangegeven zich daaromtrent niets meer te kunnen herinneren –, ofwel hij heeft toen vernomen dat klagers eigener beweging al naar het ziekenhuis waren gegaan. Ook in dat laatste geval heeft hij naar eigen zeggen geen contact met klagers gezocht.

Gelet op de voorgeschiedenis van patiënte, waarmee zoals hiervoor aangegeven beklaagde ten tijde van het consult op 13 augustus 2021 op de hoogte was, en de aanwijzing van de behandelend kinderuroloog, zou beklaagde hebben kunnen besluiten direct te verwijzen, of duidelijke afspraken over het vervolg van het (urine)onderzoek en de verdere behandeling hebben moeten maken. Het eerste heeft hij niet overwogen, het tweede heeft hij nagelaten. Dit handelen was onzorgvuldig en is tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Het is alleszins begrijpelijk – gelet op de non-verbale indruk die hij naar eigen zeggen heeft kunnen wekken – dat klagers het afwachtende beleid van beklaagde niet hebben willen volgen en zich daarop direct tot het ziekenhuis hebben gewend. Bij opname bleek patiënte opnieuw een nierbekkenontsteking te hebben en nalaten van behandeling daarvan zou tot verdere nierschade aanleiding hebben kunnen geven.

5.4

Hierna hebben klagers contact gezocht met de huisartsenpraktijk en een afspraak gemaakt om met beklaagde te spreken. Aangekomen in de praktijk bleek beklaagde niet aanwezig te zijn. Beklaagde geeft aan dat de assistente een fout heeft gemaakt omdat bekend had moeten zijn dat hij op die dag niet waarnam. Beklaagde heeft ook geen stappen ondernomen om alsnog in contact te komen met klagers.

Ook in dit geval neemt beklaagde geen verantwoordelijkheid en verwijst hij naar een fout van zijn assistente. Dit gebrek aan reflectie rekent het college hem aan. Het laatste klachtonderdeel is daarmee ook gegrond.

6. CONCLUSIE EN OVERWEGINGEN TEN AANZIEN VAN DE OP TE LEGGEN MAATREGEL

Beklaagde heeft onzorgvuldig en verwijtbaar gehandeld bij het onderzoek naar en het stellen van een diagnose bij een zeer jonge patiënte. Hij heeft in het eerste geval gehandeld in strijd met de richtlijn ‘kinderen met koorts’ bij een patiënte van nog geen twee maanden oud, heeft geen noodzakelijk urineonderzoek gedaan en onvoldoende gegevens bijgehouden in het medisch dossier.

Ruim een jaar later heeft hij bij dezelfde patiënte opnieuw onzorgvuldig onderzoek verricht, onvoldoende vervolgbeleid ten aanzien van het ingezette urineonderzoek besproken en uitgevoerd, en opnieuw onvoldoende gegevens bijgehouden in het medisch dossier. Dit is evenzeer verwijtbaar.

Beklaagde toont een gebrek aan reflectie op zijn eigen handelen, ook wanneer achteraf blijkt dat hij een ernstige diagnose niet heeft gesteld. Dat hij voor gebrekkig contact over vervolgafspraken verwijst naar zijn assistente, voor wie hij verantwoordelijk is, is laakbaar. Dat geldt temeer waar beklaagde de vaste waarnemer van deze praktijk was, waarvan hij eerder de vaste huisarts was.

De klacht is in alle onderdelen gegrond, en gelet op de aard en de ernst van het onzorgvuldig handelen acht het college een berisping van beklaagde passend en geboden.

Vanwege het belang voor de praktijk van het uitvoeren van passend onderzoek, naleving van de richtlijn ‘kinderen met koorts’ en juiste dossiervoering ziet het college aanleiding deze uitspraak te publiceren.

7. DE BESLISSING

Het college:

- verklaart de klacht gegrond; 
- legt aan beklaagde de maatregel van berisping op;

- bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften “Tijdschrift voor Gezondheidsrecht”, “Gezondheidsrecht Jurisprudentie” en “Medisch Contact”.

Aldus gegeven door G. Tangenberg, voorzitter, F.P. Dresselhuys-Doeleman, lid-jurist,

M. van Bergeijk, N.M. Dreteler-Rademaker en R.M. van Oosterhout, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van V.R. Knopper, secretaris.                                                                                                   

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

7. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
 

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.