ECLI:NL:TGZRZWO:2022:60 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3562

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:60
Datum uitspraak: 23-05-2022
Datum publicatie: 23-05-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3562
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts over het stellen van een verkeerde diagnose en hiervoor geen verantwoordelijkheid nemen. Het college verklaart de klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG  ZWOLLE

Beslissing d.d. 17 mei 2022 naar aanleiding van de op 13 oktober 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen ingekomen klacht van

B , wonende te C,

bijgestaan door D te E,

k l a a g s t e r

-tegen-

F , huisarts, (destijds) werkzaam te G,

bijgestaan door K.P. Schuchhard-van Os, jurist, verbonden aan Legalbylegal B.V. te Amsterdam,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • het klaagschrift;
  • het medisch dossier, ontvangen d.d. 6 december 2021;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • brief van klaagster van 29 maart 2021.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 8 april 2022, waar zijn verschenen beklaagde en haar gemachtigde. Klaagster en haar gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen.

Met ingang van 1 april 2022 zijn de regionale tuchtcolleges te Groningen en Zwolle samengevoegd tot één regionaal tuchtcollege te Zwolle. De bevoegdheid tot behandeling van deze zaak, die aanhangig was bij het Regionaal tuchtcollege te Groningen, is per deze datum overgegaan op het Regionaal tuchtcollege te Zwolle.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Op 15 juni 2020 heeft klaagster contact gezocht met de huisartsenpraktijk van beklaagde vanwege zorgen over een plek onder haar arm. De assistente van beklaagde heeft gevraagd om een foto van de plek te sturen om deze te kunnen beoordelen. Beklaagde heeft hiervan het volgende in het medisch dossier genoteerd:

“S appt foto’s van 2 vlekken belt 15 uur terug, zou ze wel kwijt willen dochter had gezegd dat de plek onder de arm niet goed zou zijn

O op twee foto’s lijkt beeld van verruca seborroica (= ouderdomswrat), op 1 foto gepigmenteerde papel met twee kleuren bruin

E Naevus/moedervlek

P gekleurde moedervlek niet direct verdacht op foto gezien 2 kleuren maar op SU goed te beoordelen. Plannen in de week dat er stikstof is, dan nl de andere plekken ook direct te behandelen”

Ter zitting heeft beklaagde toegelicht dat, gelet op de omvang van haar praktijk, er niet altijd stikstof aanwezig is. Daarom is klaagster gepland op een spreekuur met stikstof om dan meteen de twee wratten te kunnen behandelen. Dit spreekuur was op 8 juli 2020 bij de waarneemster van beklaagde. Deze waarneemster noteerde in het dossier: “Atypische naevus of toch verruca seborroica?” Zij verwees klaagster naar de dermatoloog. De dermatoloog besloot de moedervlek te verwijderen. Daarop bleek dat er sprake was van een melanoom en onderzoeken en een operatie waarbij de schildwachtklier werd verwijderd volgden. Op 1 september 2020 bleek dat er geen uitzaaiingen waren. Klaagster staat tot op heden onder controle van het ziekenhuis.

Klaagster heeft contact opgenomen met beklaagde om een gesprek in te plannen. Er volgde een gesprek op 10 september 2020, waarna klaagster besloot om bij de praktijk te blijven en beklaagde een nieuwe kans te geven. Na een nieuwe situatie met haar echtgenoot en beklaagde is klaagster alsnog overgegaan naar een andere huisartsenpraktijk.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven – dat zij een verkeerde diagnose heeft gesteld en zij vindt het buitengewoon kwalijk dat beklaagde geen zelfinzicht/reflectie heeft getoond, omdat ze geen verantwoordelijkheid neemt voor het stellen van de verkeerde diagnose. Er worden tijdens het gesprek geen excuses aangeboden voor het late consult (pas na 22 dagen) en voor de verkeerde diagnose en het op eigen verzoek moeten aandringen op doorverwijzing naar de dermatoloog.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert - zakelijk weergegeven – het volgende aan.

Zij heeft op 15 juni 2020 geen diagnose gesteld of hoeven stellen. Zij heeft via een foto beoordeeld of er een directe verdenking op kwaadaardigheid was en heeft het diagnostisch proces in gang gezet. Haar waarneemster adviseerde op 8 juli 2020 een volgende stap in het diagnostisch proces en uit de brief van het J van 11 augustus 2020 blijkt dat daar een operatie werd gedaan om een diagnose te stellen. Van beklaagde mag verwacht worden dat zij een diagnostisch proces in gang zet als zij zelf niet tot een diagnose kan komen. Dat is wat zij gedaan heeft. Beklaagde heeft om deze reden ook geen excuses aangeboden voor het stellen van een verkeerde diagnose (omdat zij geen diagnose heeft gesteld of heeft hoeven stellen). Beklaagde belt niet alle patiënten standaard na. Zij heeft voldaan aan een verzoek van klaagster toen klaagster wilde vertellen hoe zij de zorg had ervaren. Beklaagde had na het gesprek de indruk dat dit een goed gesprek was waarbij zij klaagster heeft kunnen uitleggen wat de redenen waren voor bepaalde keuzes en zij heeft dit ook zo in het dossier genoteerd. 

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klaagster stelt dat beklaagde een verkeerde diagnose heeft gesteld. Met de kennis van nu was de inschatting van beklaagde en haar collega dat het plekje niet direct verdacht was - achteraf gezien - onjuist. Het gaat bij de beoordeling van deze klacht echter over het handelen van beklaagde op dat moment met de kennis die zij op dat moment had of had moeten hebben. Beklaagde heeft op basis van een foto geoordeeld dat de moedervlek niet direct verdacht was, maar wel op het spreekuur moest worden gezien om deze goed te kunnen beoordelen. Gelet op de beschrijving van de moedervlek in het dossier kan het college deze inschatting van beklaagde volgen. Ook de waarneemster van beklaagde die de moedervlek op 8 juli 2020 beoordeelde, dacht niet direct aan een melanoom maar verwees klaagster wel door naar de dermatoloog voor verder onderzoek. Beklaagde heeft ter zitting zelf verklaard dat het wellicht beter was geweest om de behandeling van de wratjes en de moedervlek uit elkaar te halen en klaagster voor de moedervlek eerder in te plannen op een spreekuur. Het college deelt deze mening maar acht het, gelet op het toetsingskader zoals vermeld onder 5.1, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat dit niet is gebeurd.

Dit klachtonderdeel kan dan ook niet slagen.

5.3

Met betrekking tot de klacht dat beklaagde geen zelfreflectie/inzicht heeft getoond, overweegt het college het volgende. Nadat klaagster de uitslag van de dermatoloog had gekregen, heeft zij een gesprek met beklaagde aangevraagd. In dat gesprek heeft zij aangegeven hoe zij de zorg had ervaren. Beklaagde heeft naar haar mening in dit gesprek goed kunnen toelichten hoe bepaalde keuzes tot stand zijn gekomen en heeft daarbij aangegeven dat het wel belangrijk was dat klaagster nog vertrouwen in haar had. Uit de notitie van dit gesprek in het dossier blijkt dat het in de visie van beklaagde een goed gesprek was en dat klaagster daarna nog vertrouwen in haar had. Klaagster beklaagt zich er nu over dat beklaagde in dat gesprek geen excuses heeft aangeboden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, hoefde beklaagde echter geen aanleiding te zien om excuses te maken. Beklaagde mocht er op dat moment van uitgaan dat klaagster tevreden was met haar uitleg. Ook dit klachtonderdeel faalt.

5.4    

In de brief van 29 maart 2022 schrijft klaagster verder nog dat de diagnose van beklaagde niet is terug te vinden in het dossier. Zij neemt aan dat deze is verwijderd en noemt dat zeer kwalijk. Het college vermoedt echter dat hierbij sprake is van een misverstand. Zoals hiervoor is vermeld, heeft beklaagde in het dossier genoteerd: “gekleurde moedervlek niet direct verdacht op foto gezien 2 kleuren (…).”

Kennelijk is dat wat de waarneemster van beklaagde bedoelde toen zij tijdens het spreekuur op 8 juli 2020 weergaf wat beklaagde over de moedervlek had geschreven.  Dat de letterlijke tekst die klaagster noemt (“Deze moedervlek is niet verontrustend”) niet in het dossier staat, betekent dus niet dat er in het dossier iets is verwijderd.

Voor de klacht daarover ziet het college dus ook geen goede grond.

6. DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht ongegrond.
          
        
 

Aldus gegeven door H.L. Wattel, voorzitter, Th.A. Wiersma, lid-jurist, H.M. Kole,

M.D. Klein Leugemors en R.J. Wolters, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van K.M. Dijkman, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

6. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
 

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.