ECLI:NL:TGZRZWO:2022:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle G2021/3125
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2022:54 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-05-2022 |
Datum publicatie: | 16-05-2022 |
Zaaknummer(s): | G2021/3125 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klachten dat beklaagde zonder reden ontslag uit de FPA heeft geweigerd en dat zij klager niet de zorg heeft verleend die hij nodig had toen hij tijdens zijn opname hartklachten kreeg zijn kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE
Beslissing in raadkamer d.d. 6 mei 2022 naar aanleiding van de op 16 april 2021 bij
het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , verblijvende te B,
k l a g e r
-tegen-
C , gz-psycholoog, (destijds) werkzaam te B,
bijgestaan door mr. E.J. Vonk, advocaat te Assen,
b e k l a a g d e
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Dat blijkt uit de volgende stukken:
- het klaagschrift van 13 april 2021, aangevuld op 16 en 18 april 2021;
- het verweerschrift met de bijlagen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in het vooronderzoek.
Met ingang van 1 april 2022 zijn de regionale tuchtcolleges te Groningen en Zwolle samengevoegd tot één regionaal tuchtcollege te Zwolle. De bevoegdheid tot behandeling van deze zaak, die aanhangig was bij het Regionaal tuchtcollege te Groningen, is per deze datum overgegaan op het Regionaal tuchtcollege te Zwolle.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Vanaf 2013 is klager in zorg bij het Forensisch ACT-team van de E te B, onderdeel van GGZ D.
Beklaagde is als gz-psycholoog werkzaam bij E en in die hoedanigheid betrokken bij de behandeling van klager.
Bij beschikking van 19 februari 2021 heeft de rechtbank Noord-Nederland voor de duur van zes maanden een zorgmachtiging verleend ten aanzien van klager, inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg maatregelen kunnen worden getroffen, waaronder opname in een accommodatie.
Op 5 maart 2021 is besloten verplichte zorg te verlenen aan klager, bestaande uit opname in een accommodatie (lees: de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) van GGZ D).
Bij beschikking van 12 juli 2021 heeft de rechtbank Noord-Nederland gemelde zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden verlengd tot en met uiterlijk 12 juli 2022.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt beklaagde – zakelijk weergegeven – dat zij zonder reden ontslag uit de FPA heeft geweigerd. Volgens klager zou zijn opname maximaal 8-10 dagen duren en komt hij zonder concrete ontslagdatum met zijn aanvraag voor thuiszorg in de problemen. Voorts verwijt klager beklaagde dat zij hem niet de zorg heeft verleend die hij nodig had toen hij tijdens zijn opname hartklachten kreeg.
4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE
Beklaagde betwist – kort samengevat – dat zij tegenover klager tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel overweegt het college dat klager zijn standpunt
niet heeft onderbouwd dat (met beklaagde is afgesproken dat) de duur van zijn opname
in de FPA beperkt zou blijven tot maximaal 8-10 dagen. Daarentegen stelt het college
op basis van de stukken vast dat er met betrekking tot deze opname van klager geen
maximale duur is bepaald. Zo is aan het besluit van 5 maart 2021 tot het verlenen
van verplichte zorg aan klager onder meer het volgende ten grondslag gelegd: “Verwachte duur is moeilijk in te schatten maar zeker enkele weken.” Verder heeft beklaagde in het medisch dossier op 17 maart 2021 om 09:14 uur onder
meer genoteerd: “Doel opname is stabilisatie en diagnostiek. Daarnaast de tijd voor AFPN om passende
zorg in huis in te zetten. Betekent dat dhr enkele weken op de FPA zal verblijven.” Op dezelfde dag om 10:10 uur heeft [naam verpleegkundige] , verpleegkundige, gerapporteerd
dat klager “stemt momenteel in met een verblijf op de FPA voor de duur van enkele weken, heeft
daarbij de wens om voldoende te stabiliseren voor terugkeer naar huis en wenst een
goede begeleiding thuis, om een nieuwe opname te voorkomen.” De rapportage van [naam verpleegkundige] is door [naam psychiater] gelezen en akkoord
bevonden. Deze psychiater heeft verder op 17 maart 2021 om
17:47 uur onder meer het volgende genoteerd: “Inhoud van zijn verhaal is initieel erop gericht om de onderzoekers ervan te overtuigen
dat hij wel met ontslag kan. Als hem wordt vertelt dat de opname nog minimaal enkele
weken zal duren, wordt dit gegeven echter zonder verzet geaccepteerd.” Ook hierna heeft klager nog een aantal keer de mogelijke ontslagdatum aangekaart,
maar telkens is hem door de behandelaren tekst en uitleg gegeven over het doel van
de opname en dat ontslag nog niet aan de orde was. Op 28 april 2021 is de verplichte
zorg van klager door het behandelteam geëvalueerd en gemotiveerd besloten deze te
continueren. Uit het voorgaande volgt dat het eerste klachtonderdeel faalt.
5.3
Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel stelt het college op basis van het medisch dossier vast dat beklaagde niet betrokken is geweest bij de doorverwijzing van klager naar de huisarts en/of cardioloog toen hij medio april 2021 hartklachten kreeg. Voor zover klager met dit klachtonderdeel heeft bedoeld dat hij vanwege hartklachten gebaat is bij een rustige omgeving, moet worden aangenomen dat de rechtbank bij de verlenging van de zorgmachtiging de medische situatie van klager heeft betrokken. Het tweede klachtonderdeel faalt daarom ook.
5.4
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door P.A.H. Lemaire, voorzitter, en Th.A.M. Deenen en C.H.J.A.M. van de Vijfeijken, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van P. van der Stroom, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring
kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.