ECLI:NL:TGZRZWO:2022:33 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3229

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:33
Datum uitspraak: 01-04-2022
Datum publicatie: 04-04-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3229
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen bedrijfsarts in opleiding. Klager heeft drie (telefonische) consulten bij beklaagde gehad. Voorafgaand aan het eerste consult heeft beklaagde telefonisch contact gehad met de teamchef van klager, waarin deze meedeelde dat sprake was van een arbeidsconflict. Naar aanleiding van de consulten heeft beklaagde telkens een belastbaarheidsadvies opgesteld. Klager verwijt beklaagde dat zij vooringenomen en niet objectief is geweest, nu zij de informatie van de teamchef heeft gebruikt in het voordeel van de werkgever en daarmee willens en wetens een onjuist rapport heeft opgesteld. Ook verwijt hij haar onder meer dat zij niet betrokken is geweest en dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld omdat zij een oordeel zou hebben gevormd en een diagnose zou hebben gesteld voordat alle informatie beschikbaar was. Het college acht de klacht in alle onderdelen ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 1 april 2022 naar aanleiding van de op 6 juli 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
 

A , te B,

k l a g e r

-tegen-

C, arts, (destijds) werkzaam te D,

b e k l a a g d e

1. KERN VAN DE ZAAK EN DE BESLISSING

1.1

Beklaagde is op xx-xx- 2020 gestart met de vierjarige opleiding tot specialist bedrijfsgeneeskunde. Ten tijde hier van belang was zij als AIOS onder supervisie van een bedrijfsarts werkzaam bij E.

Klager was werkzaam als Surveillant Verkeer bij E toen hij zich op 22 maart 2021 ziek meldde. Zijn leidinggevende heeft nog diezelfde dag een aanvraagformulier inzetbaarheidsadvies ingevuld. Hierin is door hem onder meer benoemd dat de ziekmelding van klager meer lijkt op een arbeidsconflict dan op een verzuim wegens ziekte. Eveneens diezelfde dag heeft de teamchef van klager naar de doktersassistente gebeld om een belafspraak in te plannen met beklaagde. Beklaagde heeft de teamchef hierop teruggebeld. Deze heeft beklaagde onder meer meegedeeld dat de ziekmelding van klager te maken heeft met een arbeidsconflict. Hiervan is door beklaagde een notitie gemaakt in het medisch dossier.

Op 25 maart 2021 heeft klager een eerste telefonisch consult bij beklaagde gehad. Beklaagde heeft als conclusie van dit gesprek in het medisch spreekuurverslag het volgende genoteerd:

“Lijkt meer sprake van werkgerelateerde problematiek. Arbeidsconflict met hierdoor tijdelijk spanningsklachten.

Nu niet arbeidsongeschikt op basis van ziekte of gebrek. (dit ook besproken met meneer.)”

Daaraan is door haar het volgende advies gekoppeld:


Niet AO op basis van ziekte en of gebrek. STECR regeling.nu tijdelijk ‘rust’ nog 1 week max. Vervolg afspraak advies over 3-4 weken ter evaluatie. Psycholoog advies zo nodig verwijzing en of indien gewenst. Advies 3-gesprek metLG. MDW en arbeidsdeskundige, G.”

Het beleid van beklaagde is geaccordeerd door haar praktijkopleider.

Een en ander is door beklaagde vastgelegd in een belastbaarheidsadvies, welk advies door haar op 31 maart 2021 aan klager is toegezonden.

Klager is op 31 maart 2021 bij zijn huisarts op consult geweest.

Op 8 april 2021 heeft er vervolgens een gesprek plaatsgevonden tussen klager, zijn leidinggevende en de arbeidsdeskundige.

Klager heeft schriftelijk bezwaar gemaakt tegen het belastbaarheidsadvies. Vervolgens heeft er op 22 april 2021 een tweede telefonisch consult tussen klager en beklaagde plaatsgevonden. Hierin is ook gesproken over klagers consult bij de huisarts.

Beklaagde concludeert naar aanleiding van dit spreekuurcontact dat sprake is van werkgerelateerde spanningsklachten.

Haar advies luidt:

“Aangeboden verwijzing naar psycholoog, via F. Hij wil nu via HA laten lopen. Eerst volgt POH, zo nodig psycholoog was aangegeven door HA/POH. Hij wil hier wel over nadenken. Retour spreekuur over 3-4 weken. Aangegeven dan wel via MS Teams. Nu koffiemomenten bv wekelijks. Daarna opbouw van uren trachten te starten.”

In de probleemanalyse van diezelfde datum geeft beklaagde aan dat er nu geen benutbare mogelijkheden zijn, in de toekomst wel benutbare mogelijkheden.

Op 26 mei 2021 heeft een derde en laatste spreekuur plaatsgevonden. Aan de hand hiervan heeft beklaagde het volgende belastbaarheidsadvies opgesteld:


“A is sinds 1-2 weken gestart met werkzaamheden op locatie voor 3x4 uur per week. Dit in ieder geval continueren t/m eind volgende week. LG en A regelmatig tussentijds met elkaar evalueren b.v. om de 2 weken. Het advies is daarnaast dat LG en A tevens samen gaan kijken naar het takenpakket.

(…)

Prognose: bij een verder normaal herstel en beloop is de verwachting dat A over 3-4 maanden zijn volledige uren zou kunnen doen. LG en A in onderling overleg dit zo nodig temporiseren.

Indien stagnatie in de re integratie, retour voor spreekuur.”

Hierna heeft er nog een mailwisseling tussen klager en beklaagde plaatsgevonden. Vervolgens heeft klager de onderhavige klacht ingediend.

1.2

Klager verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven- dat zij:

  1. vooringenomen is geweest;
  2. niet objectief is geweest;
  3. geen blijk van integriteit heeft getoond door in het belastbaarheidsrapport op te nemen dat klager het met de conclusies in het rapport eens is;
  4. niet betrokken is geweest;
  5. onethisch heeft gehandeld en haar artseneed heeft geschonden door klager schade te berokkenen;
  6. ongepast en gedrag heeft vertoond dan wel onzorgvuldig heeft gehandeld omdat zij een oordeel zou hebben gevormd en een diagnose zou hebben gesteld voordat alle informatie beschikbaar was.

1.3

Het college verklaart de klacht ongegrond, omdat de verwijten van klager niet terecht zijn. Hieronder vermeldt het college eerst hoe de procedure tot nu toe is verlopen. Daarna legt het college de beslissing uit.

2. DE PROCEDURE TOT NU TOE

Het college heeft de klacht op 6 juli 2021 van klager ontvangen. Beklaagde heeft vervolgens schriftelijk gereageerd op de klacht en verschillende bijlagen toegevoegd. Deze reactie heeft het college op 12 oktober 2021 ontvangen. Partijen is de mogelijkheid geboden om tijdens een mondeling vooronderzoek hun standpunten toe te lichten. Beklaagde heeft hierop laten weten een mondeling vooronderzoek te willen als klager dit ook wenste. Omdat klager echter niet heeft gereageerd, heeft er geen mondeling vooronderzoek plaatsgevonden.

3. UITLEG VAN DE BESLISSING

Waarom verklaart het tuchtcollege de klacht ongegrond?

Het toetsingskader

3.1

Het college beoordeelt of beklaagde heeft gehandeld volgens de op dat moment geldende regels en beroepsnormen. Het college toetst dus of beklaagde heeft gehandeld zoals van haar mocht worden verwacht. Het uitgangspunt daarbij is de ‘redelijk handelende en redelijk bekwame’ beroepsgenoot. Dit toetsingskader volgt uit artikel 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG).

Ten aanzien van de klachtonderdelen a en b

3.2

Omdat deze klachtonderdelen samenhangen, bespreekt het college deze gezamenlijk.

Klager verwijt beklaagde dat zij informatie die zij vooraf van de teamchef heeft gekregen, heeft gebruikt in het voordeel van de werkgever en dat zij daarmee willens en wetens een belastbaarheidsrapport heeft opgesteld dat onjuist was. Door het gebruik van deze informatie heeft beklaagde haar objectiviteit geheel verloren, aldus klager.

Deze verwijten zijn naar het oordeel van het college niet terecht. Beklaagde heeft in dit verband terecht gesteld dat het enkele feit dat zij voorafgaand aan het eerste spreekuurcontact kennis had genomen van informatie van de teamchef niet betekent dat zij vooringenomen was. Anders dan klager mogelijk aanneemt, is het kennisnemen van dergelijke informatie toelaatbaar. Beklaagde heeft haar oordeel over de belastbaarheid van klager ook niet enkel gebaseerd op deze informatie van de teamchef: uit de stukken blijkt namelijk dat zij tijdens het spreekuur een uitgebreide anamnese heeft afgenomen en de verklaring van klager ook in haar beoordeling heeft betrokken. 

Daarnaast betekent het feit dat beklaagde in navolging van de teamchef spreekt van een “arbeidsconflict”, evenmin dat zij vooringenomen is geweest. Zoals blijkt uit de STECR Werkwijzer Arbeidsconflict is al sprake van een arbeidsconflict wanneer een van de partijen bij een arbeidsverhouding meent dat daarvan sprake is. Daar komt bij dat beklaagde in dit geval de aanwezigheid van een arbeidsconflict niet alleen heeft gebaseerd op informatie van de teamchef maar ook op informatie van klager zelf. Klager heeft tijdens het spreekuur onder meer aangegeven dat sprake was van een niet veilige werksituatie, dat hij het zat was en dat de maat vol was. Naar het oordeel van het college rechtvaardigt dit de conclusie van beklaagde dat volgens beide partijen sprake was van een arbeidsconflict.  

Gelet op hetgeen het college hiervoor heeft overwogen, is niet gebleken dat beklaagde subjectief is geweest in haar beoordeling.

De klachtonderdelen a en b zijn daarom ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.3

Klager verwijt beklaagde dat zij geen blijk van integriteit heeft getoond door in het belastbaarheidsrapport op te nemen dat klager het met haar conclusies eens was, terwijl zij daarover van hem geen toestemming heeft gekregen of gevraagd. Dit verwijt vindt geen steun in de stukken.

Volgens beklaagde heeft zij klager wel degelijk gevraagd of hij zich kon vinden in het belastbaarheidsadvies en heeft hij deze vraag met ja beantwoord. In het spreekuurverslag heeft beklaagde hierover de volgende notitie gemaakt:

Conclusie

Lijkt meer sprake van werkgerelateerde problematiek.

Arbeidsconflict met hierdoor tijdelijk spanningsklachten.

Nu niet arbeidsongeschikt op basis van ziekte en of gebrek.

(dit ook besproken met meneer).”

Volgens beklaagde heeft klager niets gezegd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat hij het niet eens was met de door haar vastgestelde belastbaarheid. Gelet hierop heeft zij in het belastbaarheidsadvies het volgende genoteerd:

“Is de werknemer het eens met de vastgestelde belastbaarheid?                 Ja”

Klagers lezing (dat hij het niet eens was met het belastbaarheidsadvies) staat dus tegenover de lezing van beklaagde (dat zij gevraagd had of klager zich in het belastbaarheidsadvies kon vinden en dat hij deze vraag met ja had beantwoord) en hetgeen zij heeft genoteerd. Nu niet op grond van objectieve bronnen kan worden vastgesteld dat de lezing van klager juist is, kan niet vastgesteld worden dat het verwijt van klager terecht is.

Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

3.4

Dit klachtonderdeel betreft het verwijt dat beklaagde geen blijk van betrokkenheid of empathie richting klager heeft getoond, door het vaag te houden en niet in overleg en samenspraak met de behandelend huisarts en/of SPV’er het re-integratietraject vast te stellen, maar dit over te laten aan een ondeskundige leidinggevende.

Met beklaagde is het college van oordeel dat ook dit verwijt niet terecht is.

Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor onder 1.1 is opgenomen, heeft beklaagde na elk spreekuurcontact een concreet advies geformuleerd. Van beklaagde kan niet verwacht worden dat zij voor haar adviezen telkens overleg voert met de huisarts. Hoewel overleg wellicht beter was geweest om een volledig beeld te krijgen van de bevindingen van de huisarts, blijkt uit de aangehaalde adviezen dat beklaagde daarin wel degelijk rekening heeft gehouden met de beschikbare informatie van de huisarts/POH. Ook heeft zij klager een verwijzing naar een psycholoog aangeboden. Verder heeft zij geadviseerd om regelmatig te evalueren en heeft zij bij het laatste spreekuurcontact aangegeven dat bij stagnatie in de re-integratie klager retour moest komen op het spreekuur. Dit alles getuigt naar het oordeel van het college niet van een gebrek aan empathie of betrokkenheid richting klager.

Dat de leidinggevende van klager niet op de door klager gewenste wijze uitvoering heeft gegeven aan de adviezen van beklaagde, kan beklaagde niet tuchtrechtelijk worden verweten.

Daarom is ook dit klachtonderdeel ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

3.5

Klager verwijt beklaagde dat zij onethisch heeft gehandeld en haar artseneed heeft geschonden door klager schade te hebben gedaan.

Klager heeft dit verwijt niet nader onderbouwd. Gelet hierop en nu beklaagde dit punt betwist en ook uit de stukken niet blijkt van schade die zij klager zou hebben berokkend, is ook dit klachtonderdeel ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel f

3.6

Tot slot verwijt klager beklaagde dat zij ongepast gedrag heeft vertoond dan wel onzorgvuldig heeft gehandeld, door een oordeel te vormen voordat alle informatie voorhanden is en er een mogelijke diagnose is vastgesteld, al dan niet in samenwerking met de huisarts.

Het college leidt uit de stukken af dat beklaagde bij haar adviezen telkens rekening heeft gehouden met de op dat moment voorhanden zijnde informatie. Op grond daarvan heeft zij geconcludeerd dat sprake was van een arbeidsconflict. Zoals hierboven bij de bespreking van klachtonderdelen a en b al is overwogen, kon zij dat ook doen. Van onzorgvuldig handelen of ongepast gedrag is het college niet gebleken.

Dat betekent dat ook dit laatste klachtonderdeel ongegrond is.

3.7

Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

4.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, C.W.M. Hosmus en G. Koster, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris.

                                                                                                               voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.