ECLI:NL:TGZRZWO:2022:163 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/3895

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:163
Datum uitspraak: 02-12-2022
Datum publicatie: 05-12-2022
Zaaknummer(s): Z2022/3895
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verbleef in TBS kliniek voor de uitvoering van een aan hem opgelegde TBS-maatregel. Beklaagde was in de kliniek werkzaam als sociotherapeut/verpleegkundige.Klager verwijt beklaagde dat hij klager een onjuiste behandeling heeft gegeven door hem in het weekend niet door te verwijzen naar de noodtandarts, althans geen overleg heeft gevoerd met de noodtandarts, maar slechts pijnmedicatie heeft verstrekt.Het college verklaart de klacht ongegrond nu is gebleken dat er door een collega van beklaagde al een afspraak was gemaakt voor na het weekend, zodat beklaagde niet verplicht was de situatie en klachten met de noodtandarts te bespreken. Daarnaast was er geen sprake van koorts en/ of zwelling die direct ingrijpen noodzakelijk maakten.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 2 december 2022 naar aanleiding van de op 4 februari 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , verblijvende te B,

bijgestaan door D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp

k l a g e r

-tegen-

C , verpleegkundige, werkzaam te D,

bijgestaan door D. Schut-Wolfs, jurist bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift d.d. 3 februari 2022 met bijlagen;

- het verweerschrift d.d. 6 april 2022 met bijlagen;

- de brief met bijlagen namens beklaagde d.d. 18 oktober 2022.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 28 oktober 2022. Klager was hierbij aanwezig door middel van een videoverbinding en werd op de zitting bijgestaan door de heer Wolters, voornoemd. Beklaagde was op de zitting aanwezig en werd bijgestaan door mevrouw Schut-Wolfs, voornoemd. Namens klager zijn pleitaantekeningen overgelegd.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

2.1.

Klager verbleef in augustus 2020[1] in de E in D voor de uitvoering van een aan hem opgelegde TBS-maatregel. Beklaagde was op dat moment als sociotherapeut/verpleegkundige werkzaam in E.

2.2.

In de nacht van 6 op 7 augustus heeft klager om paracetamol gevraagd in verband met pijnklachten aan zijn gebit. Op vrijdagochtend 7 augustus heeft klager opnieuw om paracetamol gevraagd en om een afspraak met de tandarts verzocht. Beklaagde was op deze dag, evenals op 6 augustus vrij. Een collega van beklaagde heeft paracetamol aan klager gegeven en er is een afspraak met de tandarts gemaakt voor maandag 10 augustus om 9.00 uur. Dit is aan klager verteld. Eveneens is aangegeven dat als de klachten verergerden gestart zou worden met ibuprofen en dat zo nodig een afspraak met de noodtandarts kon worden gemaakt.

2.3.

Beklaagde was in het weekend van 8 en 9 augustus op zaterdag en op zondag van

8.00 uur tot 16.00 uur werkzaam in de kliniek.

2.4.

Op zaterdag 8 augustus omstreeks 14.00 uur is aan beklaagde gevraagd de situatie van klager te beoordelen. Hierover staat het volgende vermeld in de teamrapportage:

08-08-2020 14.00- (naam klager)

VD (Verpleegkundige Dienst red.) belt: Pat. klaagt over tandpijn, is daar gisteren door MD (Medische Dienst red.) voor gezien. Daar is naast Paracetamol ook Ibuprofen 400 mg. 3dd1 gegeven.

VD heeft mond beoordeeld, ziet er hetzelfde uit als gisteren, pat. heeft geen koorts. Hij wil echter naar de noodtandarts.

Tandarts E komt a.s. ma 10-08 in huis.

Afgesproken dat we voor nu de ibuprofen 400 mg. 3dd1 ophogen naar 4dd1.

Doet daarna wel een dreigende uitspraak in de zin van : “Als dit over een uur niet helpt sla ik de zaak kort en klein als ik niet naar de tandarts kan”.

2.5.

In de avond van 8 augustus is er weer contact geweest tussen klager en een medewerker van de Verpleegkundige Dienst. Beklaagde was op dat moment vrij. In de teamrapportage staat over dit contact het volgende vermeld:

“08-08-2020 20:26 (naam klager)

Betr. heeft i.o.m. de VD extra pijnmedicatie voorgeschreven gekregen (4 maal daags ibuprofen). Dhr. vraagt zich af waarom hij niet gewoon naar de spoedtandarts kan, waarbij de VD uitlegt dat dhr. geen koorts heeft of andere alarmsignalen vertoont, waardoor nu direct ingegrepen hoeft te worden. Betr. zegt daarna tegen ST dat als de ibuprofen niet afdoende werkt, hij over een uur weer op de stafkamer staat en dan wel zorgt dat hij naar de spoedtandarts mag. Hier bewust niet op ingegaan. Dhr. heeft de uren daarna zijn deur dicht gehad. Daarna is dhr. weer in beeld, ST vraagt hoe het nu gaat. Dhr. antwoordt dat het iets rustiger is qua pijn en dat hij hoopt dat het zo blijft.”

2.6.

Op zondag 9 augustus omstreeks 15.45 uur is er weer contact geweest tussen partijen nadat klager had aangegeven dat de medicatie onvoldoende werkte en dat hij nog steeds pijn had. Er werden geen alarmsignalen geconstateerd door beklaagde. Omdat klager aangaf dat de pijnstillers steeds korter werkten en de pijn toenam in intensiteit heeft beklaagde contact opgenomen met de ziekenhuisapotheker. Hierop is codeïne voorgeschreven aan klager. Hierover is als volgt gerapporteerd in de teamrapporage:

09-08-2020 15.45- (naam klager)

Pat. Geeft opnieuw tandpijn aan, med. werkt onvoldoende. Daarop overlegd met dd ziekenhuisapotheker F. tav suggestie mbt med. Deze stelt Codeïne 10-20 mg voor ter verlichting. Tramadol staat nl. als volgende trap in het protocol pijn maar dat lijkt nu te ver te gaan. Dit met VD besproken en pat. zelf daarover ook even gezien. Codeïne voorgeschreven.

Pat. kan het waarderen dat ik even langs kom om aan te geven dat we deze pijn erg vervelend voor hem vinden en hopen dat de codeïne voldoende soelaas biedt tot morgen.

Pijn was overigens op het moment van spreken wat minder omdat hij net de paracetamol en ibuprofen genomen had.”

2.7.

Op maandagochtend 10 augustus heeft de tandarts van E een kies van klager verwijderd. De pijn was daarna over.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven – dat hij klager een onjuiste behandeling heeft gegeven door hem in het weekend niet door te verwijzen naar de (noodtandarts), althans geen overleg heeft gevoerd met de noodtandarts, maar slechts pijnmedicatie heeft verstrekt.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert – zakelijk weergegeven – aan dat de tegen hem ingediende klacht (kennelijk) ongegrond is. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Verder geldt als norm dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk aanspreekbaar zijn op hun eigen handelen.

5.2

Ter zitting is komen vast te staan dat klager en beklaagde elkaar niet kenden en elkaar pas voor het eerst hebben gezien op 8 augustus. Beklaagde heeft klager beoordeeld op

8 augustus omstreeks 14.00 uur en op 9 augustus omstreeks 15.45 uur. Beoordeeld dient te worden of beklaagde op die momenten is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.

5.3.

In het overgelegde werkdocument van E staat bij afspraken bij afwezigheid tandarts buiten kantooruren het volgende vermeld:

Bij klachten als pijn, koorts en/of zwelling beoordelen VD (Verpleegkundige Dienst). Als het niet kan wachten tot de eerst volgende spreekuur dag van de tandarts en/of het betreft koorts en/of zwelling dan contact spoedtandarts voor overleg.

Staf (of VD) kan samen met patiënt bellen om situatie en klachten te bespreken bij de TSP (tandarts spoedplein) en indien nodig een afspraak inplannen”.

5.4.

Het college dient te beoordelen of beklaagde, door de kiespijn te behandelen met medicatie en klager in het weekend niet naar de noodtandarts te sturen, althans niet met de noodtandarts te overleggen, heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame beroepsbeoefenaar verwacht mag worden. Het college beantwoordt deze vraag bevestigend. Uit de stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gebracht, is gebleken dat er al een afspraak met de tandarts was gemaakt voor na het weekend, zodat beklaagde conform de richtlijnen in het werkdocument in elk geval niet verplicht was de situatie en klachten met de noodtandarts te bespreken. Ook was er geen sprake van koorts en/of zwelling die eerder ingrijpen noodzakelijk maakten. Beklaagde heeft vervolgens de medicatie in overleg met de psychiater en de apotheker conform de daarvoor geldende richtlijnen opgebouwd.

Dat klager het hele weekend met onhoudbare pijn heeft doorgebracht dat direct ingrijpen van beklaagde noodzakelijk maakte, zoals klager stelt, kan niet worden vastgesteld en blijkt in elk geval niet uit de overgelegde stukken. Zoals beklaagde ook zelf ter zitting heeft aangegeven was het wellicht beter geweest met de noodtandarts te overleggen om op die manier klager gerust te stellen, maar dit maakt het oordeel van het college niet anders.

6. Slotsom

Alles overziend, komt het college tot de conclusie dat beklaagde niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

7. DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht ongegrond.
 

Aldus gegeven door P.E.M. Messer-Dinnissen, voorzitter, J. Sap, lid-jurist, G.C. van der Weerd en R. Broeren-Woudstra en B. Nijhuis-Prigge, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van H.D. de Groot, secretaris                                                                                                   

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

7. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
 

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.

[1] Voor de leesbaarheid zullen de data van gebeurtenissen in 2020 hierna alleen met dag en maand aangeduid worden.