ECLI:NL:TGZRZWO:2022:161 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4453

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:161
Datum uitspraak: 02-12-2022
Datum publicatie: 05-12-2022
Zaaknummer(s): Z2022/4453
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Het college oordeelt dat beklaagde bij het voorschrijven van terbinafine heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame zorgverlener mag worden verwacht. Verder bestond er geen medische indicatie de medicinale cannabis nog langer voor te schrijven en bestond er - naar het oordeel van het college – een gegronde reden aangifte te doen van de door klager aangerichte vernieling. De klacht is kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 2 december 2022 naar aanleiding van de op 22 juni 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
 

A , te B,

k l a g e r

-tegen-

E , huisarts, (destijds) werkzaam te D,

gemachtigde: mr. T.M. Liem- Van Loon, verbonden aan ARAG SE te Amsterdam,
 

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlage;

- het verweerschrift.

Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om gehoord te worden in het kader van het vooronderzoek.

Naast deze klacht is nog een met deze klacht verband houdende klacht ingediend tegen een collega van beklaagde. Deze klacht is bekend onder het nummer Z2022/4351. Ook in deze zaak wordt vandaag uitspraak gedaan.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager (geboren in 1971) staat sinds 12 maart 2020 ingeschreven in de huisartsenpraktijk van beklaagde. Beklaagde is praktijkhouder van de huisartsenpraktijk.

Klager is bekend met PTSS.

Op 13 juli 2020 heeft klager bij de huisarts in opleiding het verzoek gedaan om medicinale cannabis voor te schrijven. In samenspraak met beklaagde is besloten dat de medicinale cannabis niet wordt voorgeschreven omdat het vanuit de beroepsgroep sterk wordt afgeraden. Het medisch dossier vermeldt met betrekking tot het verzoek van klager tot het voorschrijven van medicinale cannabis het volgende:

“13-07-2020  S        medicatie bespreken. (wil juist graag afspr bij een aio) Wil graag                          overschakelen van bediol naar bedica (14% THC). Bediol werkt niet                      meer, gebruikt 5gram per 3 weken. Nu 1,5 week helemaal gestopt                       maar klachten komen weer terug. Gebruikt dit voor diverse                                 lichamelijke klachten (oa slapeloosheid en tinnitis).

Inmiddels een maand in behandeling bij GGZ voor trauma en persoonlijkheidsproblematiek. Verbouwt daarnaast zelf ook cannabis maar gebruikt dit zelf niet, kan pas in oktober geoogst worden.

O        Erg dwingend in het gesprek. Snapt niet dat ik dit even wil                        overleggen met dr. E. “Andere huisartsen willen me wel                             helpen maar die zijn waarschijnlijk verder dan u.” Ik hier dit nodig.”

E        Cannabis verslaving

[…]

                   S        Gebeld met de begeleider van de thuisbasis: PB’er is nu niet                                aanwezig. Van een cannabisverslaving is volgens begeleider nu geen                     sprake?

                            Ook pt zelf tel gesproken: benadrukt dat ik de enige ben die het                           voor mag en kan schrijven en dat hij geen verslaving maar een                            afhankelijkheid heeft en dat hij de cannabis op palliatieve basis                            gebruikt (hij zou niet meer beter worden van de depressie)

                  O        Dwingend, wanhopig.

                               P        Uitgelegd dat iom dr E wij het niet voorschrijven omdat het                                 vanuit de beroepsgroep sterk wordt afgeraden.

                            Verwijzing VNN aangeboden, ziet dit niet zitten omdat hij daar al                         eens is geweest en hij geen verslaving zou hebben.

                            Aangeboden contact op te nemen met F voor                                                    overleg, pt. akkoord.”

Op 4 januari 2021 heeft klager beklaagde verzocht een brief van de G uit het medisch dossier te verwijderen. Beklaagde heeft voldaan aan dit verzoek, maar heeft wel het advies uit voornoemde brief overgenomen, te weten dat volgens de G geen indicatie bestaat voor medicinale cannabis. Klager heeft op voornoemde datum te kennen gegeven te zijn gestopt met het gebruik van medicinale cannabis.

Op 10 mei 2021 heeft klager verzocht om een kuur in verband met schimmelnagels. Onychomycose werd vastgesteld op basis van foto’s en alvorens terbinafine te verstrekken is de leverfunctie van klager gecontroleerd. Tevens werd bepaald dat de leverfunctie na zes weken weer gecontroleerd zou worden.

Op 1 juni 2021 is gestart met terbinafine. Klager kreeg 45 stuks voor in eerste instantie zes weken. De leverwaardes zouden na zes weken weer gecontroleerd worden.

Op 18 juni 2021 heeft klager gebeld met de huisartsenpraktijk en aangegeven dat hij stopt met het gebruik van terbinafine vanwege angsten en het horen van stemmen. Tijdens het telefoongesprek heeft klager gemeld dat hij cannabis rookt om een beetje rustig te worden.

Op 29 juni 2021 is klager naar de huisartsenpraktijk gekomen en heeft fysiek agressief gedrag vertoond in de wachtruimte van de huisartsenpraktijk. De praktijkondersteuner heeft aangifte gedaan van vernieling.

Op 30 juni 2021 heeft beklaagde per brief aan klager laten weten dat hij alleen welkom is indien hij wordt vergezeld door zijn persoonlijk begeleider. 

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven - dat:

3. hij incorrect terbinafine heeft voorgeschreven en de psychose die volgde incorrect heeft gesignaleerd;

4. hij heeft geweigerd medicinale cannabis voor te schrijven;

6. hij incorrect heeft verwezen naar zijn plaatsvervanger;

9. hij een kwakzalver als plaatsvervanger heeft;

13. hij onnodig aangifte van vernieling heeft gedaan en onnodig een schadeclaim van €1.187,- tegen klager heeft ingediend;

18. hij door onzorgvuldigheid en starheid heeft gediscrimineerd;

24. hij incorrect en onzorgvuldig heeft gehandeld.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert - zakelijk weergegeven en op gronden genoemd in het verweerschrift - aan dat hij binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening heeft gehandeld. Beklaagde betwist hetgeen hem door klager wordt verweten en stelt dat de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Met inachtneming van het medisch dossier merkt het college op dat de huisarts in opleiding - in samenspraak met beklaagde - vanwege een schimmelnagel terbinafine heeft voorgeschreven. Alvorens de terbinafine voor te schrijven zijn de leverfuncties van klager gecontroleerd. De leverfuncties waren normaal met als gevolg dat gestart is met terbinafine. Verder was er een controle ingepland om na zes weken nogmaals de leverfuncties te controleren en aan de hand daarvan het welbevinden van klager te monitoren. Op grond van het voorgaande oordeelt het college dat beklaagde - als verantwoordelijke voor de huisarts in opleiding – heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame zorgverlener mag worden verwacht. Ook vermeldt het farmacotherapeutisch kompas niet dat een psychose zich als gevolg van terbinafine kan ontwikkelen en heeft klager dit gevolg ook niet nader onderbouwd. Klachtonderdeel 1. is daarmee kennelijk ongegrond.

5.3

Ten aanzien van klachtonderdeel 2. overweegt het college dat beklaagde op verzoek van klager en diens moeder - uit welwillendheid en ter overbrugging naar behandeling door de psychiater - medicinale cannabis heeft voorgeschreven. Zoals uit het medisch dossier blijkt, bestond er geen medische indicatie om de medicinale cannabis nog langer voor te schrijven en heeft klager zelf aangegeven te zijn gestopt met het gebruik daarvan. Het college oordeelt verder dat het voorschrijven van dergelijke medicatie ook niet behoort tot de normale huisartsenzorg. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

5.4

Het college ziet aanleiding de klachtonderdelen 3., 4., 6. en 7. gezamenlijk te bespreken. Daarbij merkt het college op dat uit het medisch dossier niet blijkt dat beklaagde klager heeft verwezen naar zijn plaatsvervanger, ook niet voor een energetische behandeling. Verder oordeelt het college dat klager de klachtonderdelen niet nader heeft onderbouwd en niet aannemelijk heeft gemaakt op grond waarvan beklaagde zou hebben gediscrimineerd of onzorgvuldig zou hebben gehandeld. Nu elke onderbouwing van de genoemde klachtonderdelen ontbreekt, zijn de klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

5.5

Het staat vast dat klager bij zijn bezoek aan de huisartsenpraktijk op 29 juni 2021 schade heeft aangericht aan zaken in de praktijk. Het is vervolgens de praktijkondersteuner geweest die hiervan aangifte heeft gedaan. Los daarvan is het college van oordeel dat het indienen van een schadeclaim gerechtvaardigd is wanneer er opzettelijk schade is geleden door toedoen van een ander, in dit geval door klager. Er bestond dan ook een gegronde reden om aangifte te doen en de veroorzaakte schade op klager te verhalen. Het klachtonderdeel is dus kennelijk ongegrond.

5.6

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Aldus gegeven door E.A. Messer, voorzitter, R.J.H. Ensink en R.M. Oosterhout, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van V.R. Knopper, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.