ECLI:NL:TGZRZWO:2022:159 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4464

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:159
Datum uitspraak: 29-11-2022
Datum publicatie: 01-12-2022
Zaaknummer(s): Z2022/4464
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen arts die de verzuimbegeleiding van klager deed toen klager zich ziekgemeld had voor zijn werk. Klager verwijt de arts dat klager - ondanks het negatieve advies hieromtrent van zijn behandelaar - mee moest werken aan belastende onderzoeken en dat beklaagde geen nulmeting heeft verricht en geen contact heeft gelegd met klagers behandelaar. Naar het oordeel van het college bestond er ten behoeve van het uitvoeren van het arbeidsdeskundigonderzoek geen noodzaak of verplichting contact op te nemen met de behandelaar van klager. Ook niet nadat klager daarom had verzocht. Het college komt tot dit oordeel op grond van het feit dat het eerste deskundigenoordeel dateerde uit november 2021. Het deskundigenoordeel – en de daarin opgenomen relevante informatie ten behoeve van de gezondheidssituatie van klager – was dus slechts enkele maanden oud en daarmee nog altijd relevant. Ook was de informatie van de behandelaar voor beklaagde bekend, namelijk diens advies om nog niet een paar keer in de week op locatie te gaan beginnen. De klacht is kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 29 november 2022 naar aanleiding van de op 28 juni 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle ingekomen klacht van
 

A , te B,

k l a g e r

-tegen-

C , arts, (destijds) werkzaam te B,
 

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlage;

- het verweerschrift.

Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om gehoord te worden in het kader van het vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan. Typ- en taalfouten zijn in de citaten in de beslissing overgenomen.

Klager (geboren in 1975) heeft zich op 18 januari 2021 ziekgemeld bij zijn werkgever, te weten D. De verzuimbegeleiding werd in eerste instantie uitgevoerd door een collega van beklaagde.

De werkgever van klager heeft op 4 oktober 2021 een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV. Uit het deskundigenoordeel d.d. 8 november 2021 volgt onder meer dat de belastbaarheid - inhoudende hetzij het verloop, hetzij de vaststelling ‘geen benutbare mogelijkheden’ en prognose - van klager nog niet in kaart was gebracht. Ook was er nog geen oriënterend onderzoek ingesteld naar de (on)mogelijkheden van functies of taken binnen de eigen organisatie.

Vanwege het feit dat de relatie tussen klager en de collega van beklaagde ziekte-onderhoudend werkte, is besloten dat beklaagde de verzuimbegeleiding zou overnemen.

Op 18 maart 2022 heeft de overdracht van de verzuimbegeleiding plaatsgevonden.

Op 15 april 2022 heeft een spreekuurcontact plaatsgevonden tussen klager en beklaagde. Uit het spreekuurbericht van 19 april 2022 volgt:

“Ik sprak op 15 april met A, geb. in G en heb inmiddels met de arbeidsdeskundige gesproken die A in december sprak t.b.v. een arbeidsdeskundig onderzoek.

A heeft nog steeds forse klachten/verschijnselen. Vanuit het Deskundigenoordeel bij UWV is geadviseerd ,dat de belastbaarheid van A in kaart gebracht moet worden en een oriënterend onderzoek naar de (on)mogelijkheden van functies en taken binnen de eigen organisatie.

Ik zal een geactualiseerd inzetbaarheidsprofiel opstellen t.b.v. een arbeidsdeskundig onderzoek. Ik wil u adviseren om dit onderzoek door E te laten verrichten

Mochten u en uw werknemer van mening verschillen over de mogelijkheden tot werkhervatting, dan kan er een 2nd opinion of een deskundigenoordeel bij UWV gevraagd worden. Zie www.uwv.nl.”

Op 5 mei 2022 heeft klager beklaagde bericht over het arbeidsdeskundig onderzoek, welke zou plaatsvinden op 12 mei 2022. Klager heeft in dit bericht uiteengezet dat het toekomstige arbeidsdeskundig onderzoek hem onrustig maakt en dat het hem ontregelt. Voorts heeft klager het advies van zijn behandelaar (GZ-psycholoog en psychotherapeut) aan beklaagde kenbaar gemaakt, te weten dat klager spanningen diende te vermijden.

Op 10 mei 2022 heeft beklaagde aan klager geadviseerd om met de arbeidsdeskundige af te stemmen of het arbeidsdeskundig onderzoek in twee delen op twee verschillende momenten gehouden kon worden.

Op 11 mei 2022 heeft klager per e-mail aan beklaagde laten weten dat hij niet in staat was het arbeidsdeskundig onderzoek uit te voeren. Daarmee gaf klager opvolging aan het advies van zijn behandelaar om spanningen te vermijden.

Op 1 juni 2022 heeft klager alsnog aangegeven te verschijnen voor het arbeidsdeskundig onderzoek, welke gepland stond op 16 juni 2022.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven - dat:

3. hij mee moest werken aan belastende onderzoeken, ondanks het negatieve advies hieromtrent van zijn behandelaar;

4. beklaagde geen nulmeting heeft verricht, geen contact heeft gelegd met zijn behandelaar, ondanks dat hij dit tijdens consulten en per e-mail had verzocht. Deze nalatigheid heeft gezorgd voor heftige ontregeling van klager zijn gezondheid en stagnatie van zijn behandeling.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert - zakelijk weergegeven en op gronden genoemd in het verweerschrift - primair aan dat klager niet ontvangen kan worden in zijn klacht, omdat de klacht via een deskundigenoordeel had moeten verlopen en niet door middel van een tuchtprocedure.

Subsidiair stelt beklaagde dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat op grond daarvan de klacht als kennelijk ongegrond moet worden afgedaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Ontvankelijkheid

5.1

Het college overweegt ten aanzien van de ontvankelijkheid dat, om aangemerkt te worden als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65, lid 1, onder a, Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, er aan de zijde van klager sprake dient te zijn van een belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Het college is van oordeel dat klager ontvangen kan worden in zijn klacht omdat in onderhavige casus sprake is van een directe zorgrelatie tussen klager en beklaagde, welke relatie geplaatst kan worden in het kader van de individuele gezondheidszorg. Dat klager - zoals beklaagde stelt - gebruik had kunnen maken van een deskundigenoordeel in plaats van een tuchtklacht, doet daar niet aan af. Nu klager aangemerkt wordt als rechtstreeks belanghebbende en ontvankelijk is in zijn klacht zal het college overgaan tot een inhoudelijke beoordeling daarvan.

Inhoudelijke beoordeling

5.2

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.3

Het college ziet aanleiding de klachtonderdelen gezamenlijk te bespreken en overweegt als volgt. Het college merkt op dat beklaagde invulling heeft willen geven aan het advies uit het deskundigenoordeel van 8 november 2021 door de belastbaarheid van klager in kaart te brengen en onderzoek te doen naar diens mogelijkheden. Beklaagde heeft dit voornemen tijdens het spreekuur op 15 april 2022 met klager besproken en het arbeidsdeskundigonderzoek voorgesteld. Ook heeft beklaagde, indien klager en zijn werkgever van mening zouden verschillen over de mogelijkheid tot werkhervatting, hen erop gewezen dat zij daaromtrent een second opinion of een deskundigenoordeel bij het UWV konden aanvragen.

Naar het oordeel van het college bestond er ten behoeve van het uitvoeren van het arbeidsdeskundigonderzoek geen noodzaak of verplichting contact op te nemen met de behandelaar van klager. Ook niet nadat klager daar om had verzocht. Het college komt tot dit oordeel op grond van het feit dat het eerste deskundigenoordeel dateerde uit november 2021. Het deskundigenoordeel – en de daarin opgenomen relevante informatie ten behoeve van de gezondheidssituatie van klager – was dus slechts enkele maanden oud en daarmee nog altijd relevant. Ook was de informatie van de behandelaar voor beklaagde bekend, namelijk diens advies om nog niet een paar keer in de week op locatie te gaan beginnen. De insteek van het arbeidsdeskundigonderzoek was dat aan de hand van de door de bedrijfsarts vastgestelde functionele mogelijkheden de re-integratiemogelijkheden werden beoordeeld en niet een eventuele werkhervatting. Beklaagde heeft voorts, zo blijkt uit de e-mailwisseling met klager (waarin deze beklaagde om advies vroeg), geadviseerd het arbeidsdeskundigonderzoek op te splitsen in twee delen om de impact op de gezondheidstoestand van klager te verkleinen. Het college kan invoelen dat een arbeidsdeskundigonderzoek effect kan hebben op de situatie van klager, maar dat brengt niet met zich mee dat beklaagde de behandelaar daarover had moeten consulteren of uit eigen beweging had moeten afzien van het onderzoek. Op grond van het voorgaande oordeelt het college dat de klacht kennelijk ongegrond is.

5.4

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.
 

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, C.W.M. Hosmus en H. Donkers, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van V.R. Knopper, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.