ECLI:NL:TGZRZWO:2022:158 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022-4239

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:158
Datum uitspraak: 25-11-2022
Datum publicatie: 01-12-2022
Zaaknummer(s): Z2022-4239
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen orthopedisch chirurg. Verwijt dat de heupprothese niet goed is geplaatst. Bij second opinion bleek deze los te zitten, zodat heroperatie noodzakelijk was.Het college is van oordeel dat beklaagde adequaat heeft gehandeld. De noodzaak tot revisie komt met enige regelmaat voor. Beklaagde heeft haar goed in beeld gehouden, heeft oog gehad voor eventuele loslating en heeft telkens duidelijke vervolgafspraken gemaakt. Geen aanwijzingen dat de eerste operatie niet goed is gegaan.  De bevindingen van de second opinion waren in wezen niet anders dan die van beklaagde. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 25 november 2022 naar aanleiding van de op 12 mei 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
 

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , orthopedisch chirurg, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door mr. K.M. ten Pas, verbonden aan DAS-rechtsbijstand,
 

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift;

- de aanvulling op het klaagschrift d.d. 15 augustus 2022;

- het verweerschrift met onder andere het medisch dossier als bijlage.

Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om gehoord te worden in het kader van het vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan. Eventuele typefouten zijn in de citaten overgenomen.

Op 8 februari 2018 heeft beklaagde bij klaagster (geboren in 1941) een heupprothese geplaatst.

De radioloog heeft op 9 februari 2018 genoteerd: “Status na totale heupprothese. Goede stand zonder aanwijzingen voor complicaties.

Op 13 februari 2018 noteerde de orthopedieconsulent na een telefonisch contact onder meer: “Wond: weinig lekkage.”

Op 27 februari 2018 is klaagster ter controle gezien door een arts-assistent. Genoteerd werd onder meer:

“Ging goed. Wond nagenoeg dicht. Sinds gister echter weer forse lekkage. […] Lichamelijk onderzoek: Heup Li: Litteken rustig, geen roodheid. Functie heup niet pijnlijk. Distaal lekkage +. […] Conclusie: + 19 dgn na THP Li, wondlekkage. Dd ontlastend haematoom of toch infectie?”

Op 1 maart is klaagster voor een extra controle op de polikliniek gezien. Genoteerd werd onder meer:

“Nu lekkage evident afgenomen. Geen koorts. Geen pijn in de heup. Lichamelijk onderzoek: Normaal looppatroon. Functie heup niet pijnlijk.”

Op 19 april 2019 heeft beklaagde klaagster ter controle gezien. Op die dag is eveneens een röntgenfoto gemaakt. De radioloog noteerde onder meer:

“Ter vergelijking onderzoek maart 2018. Status na totale heupprothese links. Vergelijking met voorgaand onderzoek thans smalle lucente lijn zichtbaar, in zone I en II acetabulum tot 2 mm. Daarmee vooralsnog weinig argumenten om met zekerheid te spreken van loosening.”

Op 13 december 2019 zag beklaagde klaagster opnieuw. Op de die dag gemaakte röntgenfoto waren er geen veranderingen zichtbaar.

Gelet op de aanhoudende klachten heeft beklaagde met klaagster afgesproken een nucleair arthrogram te maken. Dit arthrogram vond plaats op 2 maart 2020. De conclusie van de radioloog luidde: “geen argumenten voor loslating”.

Op 20 mei 2020 heeft een vervolgconsult plaatsgevonden. Beklaagde heeft daarover onder meer genoteerd:

Houdt pijn, loopt waggelend. Niet beter geworden na operatie. […] Lichamelijk onderzoek: Bij rotaties heup pijn in de lies, ook pijn laterale zijde heup. Pijn bij flexie, abductie en adductie tegen weerstand. […] Conclusie: Deel klachten tendomyogeen. Klachten liesmogelijk wel obv loslating cup. Beleid: Denken na over revisie.[…]”

Op 19 juni 2020 heeft een telefonisch gesprek met de dochter van klaagster plaatsgevonden. Beklaagde heeft daarvan genoteerd:

“[moeder] is zelf spieren aan het masseren. Dit helpt wel Lijkt ook beter te lopen. […] Klachten nu niet ernstig genoeg om te opereren”

De volgende controle was op 30 november 2020. De radioloog noteerde bij de röntgenfoto: “Totale heupprothese links in ongewijzigde stand en positie. Geen afwijkingen anderszins.”

Uit het medisch dossier blijkt voorts dat telkens controles zijn gedaan op ontstekingen, die een negatief resultaat lieten zien.

Klaagster heeft zich voor een tweede mening (second opinion) gewend tot D.

Bij brief d.d. 12 februari 2021 schreef D aan beklaagde onder meer:

CT bekeken: goede positie cup en steel. Lucente lijn tussen acetabulum en cup, bijna over gehele oppervlak te vervolgen. […] Conclusie: Pijn linker heup 2 jaar na THP dd aseptische loslating, dd tendomyogeen met daarbij evenwichtsstoornissen.”

Aan de huisarts van klaagster schreef D bij brief d.d. 12 februari 2021 onder meer:

“Conclusie: Persisterende klachten linker heup 2-3 jaar na THP elders, geen infectie, malpositie of loslating aangetoond, wel toenemende evenwichtsstoornissen.” In genoemd ziekenhuis heeft vervolgens een revisie plaatsgevonden.

3. DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven – dat zij de heup niet goed heeft geplaatst. Na de operatie kwam er veel wondvocht vrij. Bovendien hield zij klachten. Een verbetering deed zich niet voor. Op 14 december 2021 moest zij opnieuw worden geopereerd omdat de heup niet goed was aangebracht. Klaagster heeft het idee dat er te veel mensen in opleiding bij de operatie aanwezig waren en beklaagde haar aandacht er niet goed bij heeft gehad.

4. HET VERWEER

Beklaagde voert aan dat zij de operatie correct heeft uitgevoerd. Er waren bij de operatie slechts functionarissen aanwezig die bij de ingreep een rol hadden. Van de aanwezigheid van mensen in opleiding was geen sprake. Uit het dossier blijkt niet dat er sprake was van overmatig wondvocht of van het uitblijven van verbetering. Klaagster is regelmatig – en langer dan gebruikelijk is - op controle geweest. Op 19 april 2019 heeft beklaagde klaagster opnieuw ter controle gezien. Klaagster gaf aan klachten te hebben. Beklaagde constateerde na lichamelijk onderzoek dat het been goed belastbaar was, de heupfunctie goed was en er geen sprake was van asdrukpijn. Op de röntgenfoto was sprake van een ‘oplichtend lijntje’ rond de kom van de heupprothese. Een dergelijk lijntje kan duiden op een beginnende loslating of low-grade infectie. Daarom is klaagster langer onder controle gebleven. In overleg met klaagster is nader onderzoek gedaan, waaronder het arthrogram. De mogelijkheid voor revisie is besproken, maar in onderling overleg werd besloten dat de klachten daarvoor niet ernstig genoeg waren. Dat zich klachten bleven voordoen, duidt niet op het maken van een fout. Dit verschijnsel doet zich nu eenmaal af en toe voor.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college is op basis van de stukken en in het licht van de feiten zoals hiervoor weergegeven, van oordeel dat er geen objectieve aanwijzingen zijn dat de ingreep bij klaagster onjuist is gebeurd. Beklaagde heeft uitleg gegeven over het aantal aanwezige mensen in de operatiekamer en hun rol daar. Niet aannemelijk is geworden dat beklaagde de operatie niet zorgvuldig heeft uitgevoerd en onderwijs heeft gegeven tijdens de operatie.
Uit het dossier is bovendien gebleken dat klaagster bij beklaagde goed in beeld is geweest. Er zijn controle-afspraken gemaakt en er is adequaat vervolg gegeven aan de bij de controles gemelde klachten. Dat beklaagde signalen heeft gemist, is niet gebleken. Telkens is gecontroleerd op het bestaan van een infectie. Aanwijzingen daarvoor zijn niet gebleken. Ook de verslagen van de radioloog geven geen aanleiding te veronderstellen dat beklaagde anders had moeten handelen. Beklaagde heeft na de vaststelling van de mogelijke loslating van de cup de mogelijkheid van revisie met klaagster besproken. Na overleg met een collega en samen met de patiënt is besloten daar op dat moment niet toe over te gaan. Dat klaagster klachten hield en dat een revisie uiteindelijk noodzakelijk was, is te betreuren, maar vormt geen bewijs dat beklaagde onjuist heeft gehandeld, aangezien dat soort complicaties zich helaas kan voordoen. Bij het consult in D werd dezelfde diagnose gesteld en dezelfde behandeling aangeboden als overwogen door beklaagde. Tot slot merkt het college op dat ook de terugkoppeling door D na de second opinion geen handvatten biedt voor de in deze procedure gemaakte verwijten aan beklaagde. De conclusie van het college is dan ook dat beklaagde adequaat heeft gehandeld. Ten overvloede merkt het college op dat klaagster niet aannemelijk heeft gemaakt dat beklaagde vaker dan andere orthopedisch chirurgen tot her-operatie moet overgaan. Gemiddeld komt de noodzaak tot revisie in ongeveer 12,5% van de gevallen van heupoperatie voor. Dat revisie nodig is, is dus niet uitzonderlijk. De klachten zijn kennelijk ongegrond.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.
 

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, R.L. Diercks en H.W.B. Schreuder, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.