ECLI:NL:TGZRZWO:2022:150 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3708

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:150
Datum uitspraak: 15-11-2022
Datum publicatie: 17-11-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3708
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen gz-psycholoog in tbs-instelling. De klacht gaat over de plaatsing op een bepaalde afdeling, de aanvraag van een EVBG-status en de longstay-aanvraag. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 15 november 2022 naar aanleiding van de op 13 december 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam ingekomen (en vervolgens naar het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle doorgestuurde) klacht van
 

A , verblijvende te B,

k l a g e r 

-tegen-

H , gezondheidszorgpsycholoog, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door mr. R.J. Peet, jurist bij VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het verweerschrift met bijlage;

- de voortgangsrapportage;

- het proces-verbaal van het op 7 juli 2022 gehouden mondeling vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is eerder veroordeeld tot tbs met dwangverpleging. In verband hiermee heeft hij in verschillende klinieken verbleven. Op 12 augustus 2020 is hij, na een behandelimpasse, vanuit D, met een EVBG-status (Extreem Vlucht- en Beheers Gevaarlijk) overgeplaatst naar een intensive care unit (ICU) binnen E. Het doel van plaatsing bij E was het instellen op medicatie, al dan niet onder dwang.

Aanvankelijk is klager geplaatst op afdeling ICU-A. Daar is klager ingesteld op een dosering antipsychotica (aripiprazol, 1dd5mg). De medicatie, in combinatie met het verblijf op een kleinschalige afdeling, leidde tot een afname van het probleemgedrag. In verband hiermee is de eerder afgegeven EVBG-status op 29 september 2020 beëindigd. Klager is op enig moment betrokken geraakt bij een incident, waarbij hij slachtoffer is geworden van duwen en trekken door een medepatiënt. Besloten werd dat beide patiënten niet langer op dezelfde afdeling konden blijven. Omdat de medepatiënt gezien zijn problematiek niet kon worden overgeplaatst naar een andere afdeling en het wel mogelijk was om klager zonder onderbreking van zijn behandeling over te plaatsen, is klager op 10 november 2020 overgeplaatst van ICU-A naar ICU-B.

Klager is vervolgens met ingang van 30 december 2020 geplaatst op de behandelafdeling G, waar een minder strak kader geldt dan op de ICU. Hier zijn de achterdochtenhet wantrouwen richting het behandelteam en de grensoverschrijdende gedragingen van klager weer toegenomen. Ondanks een verhoging van de medicatie (tot 1dd15mg vanaf februari 2021) was sprake van een terugval.

Een en ander heeft ertoe geleid dat klager met ingang van 26 november 2021 weer op de ICU is geplaatst.

Op 2 december 2021 is een longstay-aanvraag gedaan.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde -zakelijk weergegeven-:

3. plaatsing op de ICU;

4. de aanvraag van een EVBG-status;

6. de longstay-aanvraag.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde is van mening dat zij in tuchtrechtelijke zin niet tekort is geschoten en dat zij in de zorgverlening aan klager heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam handelend zorgverlener zou moeten handelen.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1 Algemeen

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2     Klachtonderdeel a

Dit klachtonderdeel gaat over de plaatsing op de ICU. Hiertoe is besloten bij besluit van de directeur van 26 november 2021, na beoordeling door de interne toetsingscommissie. De interne toetsingscommissie betreft een multidisciplinaire commissie waar ook beklaagde deel van uitmaakt.

In het verslag van de interne toetsingscommissie (zoals aangehaald in het verweerschrift) is onder meer het volgende overwogen:

“Betrokkene is enkel functioneel in contact en weigert behandelcontacten en veel groepsmomenten, waardoor het behandelteam nauwelijks een inschatting kan maken over zijn beleving, functioneren, alsmede eventuele consequenties die zijn gedragingen hebben op zijn plaats en veiligheid binnen het cluster waar hij verblijft. Daarnaast wordt hij verdacht van het ontwrichten van het afdelingsmilieu door het opzettelijk wegmaken van spullen (w.o. een mes en biljartbal), het beïnvloeden van medepatiënten door het geven van adviezen welke potentieel schadelijk zijn voor het behandelresultaat, het verspreiden van leugens/beschuldigingen over het behandelteam en het binnensmokkelen van drugs. Ook wordt er een toename van wantrouwen/achterdocht jegens het behandelteam waargenomen.
(…)

Gesteld kan worden dat betrokkene zich enkel enigszins staande kan houden binnen het milieu van een icu-afdeling. Zelf bij minimale stresserende omstandigheden, zoals overplaatsing naar een andere afdeling of instelling, of bij afschalen van intensief extern risicomanagement, blijkt de kans op destabilisatie zeer groot, zelfs binnen de huidige context. Het is daarom de verwachting dat betrokkene verder zal terugvallen op het moment dat hij geplaatst zal worden op reguliere tbs-afdeling waarmee risico’s op recidive ook zullen toenemen

(…)

Ook binnen de huidige context is het niet gelukt om een duurzame behandelrelatie op te bouwen met patiënt en voeren antisociale gedragingen en achterdocht de boventoon. Patiënt heeft een omgeving nodig waarin hij actief begrensd wordt, strakke, duidelijke regels aanwezig zijn en iedere stap die hij zet gecontroleerd en begeleid wordt.”

Klager wordt te ontregelend geacht voor de afdeling waar hij op dat moment verblijft en een ICU-status wordt geïndiceerd geacht.

De overwegingen van de interne toetsingscommissie getuigen naar het oordeel van het college van een navolgbare beoordeling. Het college ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat beklaagde in dit verband tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Daarom is klachtonderdeel a ongegrond.

5.3     Klachtonderdeel b

Dit klachtonderdeel betreft de aanvraag van een EVBG-status.

Klager had al een EVBG-status toen hij bij E kwam. Daar is beklaagde niet bij betrokken geweest. Deze EVBG-status is met ingang van 29 september 2020 beëindigd. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat er daarna opnieuw een EVBG-status is aangevraagd. Enkel is in het besluit tot ICU-plaatsing van 26 november 2021 meegedeeld: “een EVBG-status wordt aangevraagd”. Van een daadwerkelijke aanvraag lijkt het echter niet te zijn gekomen. Hiervoor vindt het college in ieder geval geen aanknopingspunten in het dossier en ook beklaagde stelt in verweer dat haar geen nieuwe EVBG-aanvraag bekend is.

Ook klachtonderdeel b is daarom ongegrond.

5.4     Klachtonderdeel c

Klager verwijt beklaagde tot slot dat voor hem een longstay-aanvraag is gedaan. Deze aanvraag dateert van 2 december 2021.

Het college heeft kennisgenomen van het verslag van de zorgconferentie d.d. 16 juni 2020. Daarin is onder meer als beleid geformuleerd dat de LFPZ (Langdurige Forensisch

Psychiatrische Zorg) aanvraag gedaan zou kunnen worden indien de dwangbehandeling niet het gewenste resultaat zou hebben. Beklaagde is bij die conferentie niet betrokken geweest. De aanvraag voor de longstay d.d.2 december 2021 is niet mede door beklaagde ondertekend. Uit de klacht blijkt niet wat klager beklaagde op dit punt nu precies verwijt. Het klachtonderdeel is ongegrond.

5.5     Conclusie

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, L.P.T. Raijmakers en G.G.A. Schuitemaker, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.