ECLI:NL:TGZRZWO:2022:149 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4194

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:149
Datum uitspraak: 08-11-2022
Datum publicatie: 11-11-2022
Zaaknummer(s): Z2022/4194
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater. Klaagster heeft tijdens een consult bij haar behandelend psychiater deze om hulp gevraagd voor haar zus die op dat moment met psychische problemen kampte. Klaagster verwijt beklaagde dat hij is tekortgeschoten in zijn informatievoorziening over het aanvragen van een zorgmachtiging voor haar zus. Volgens klaagster had hij moeten doorvragen over de situatie van haar zus en had hij voortvarender moeten handelen. Ook meent klaagster dat beklaagdes rapportage van het consult op dit punt gebrekkig is. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het was niet beklaagdes verantwoordelijkheid om tijdens het consult met klaagster nader te informeren naar de situatie van haar zus dan wel met klaagster de procedure omtrent de aanvraag van een zorgmachtiging voor haar zus door te nemen. Ook hoefde beklaagde het besprokene hierover niet in het dossier van klaagster vast te leggen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 8 november 2022 op de klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , psychiater, (destijds) werkzaam te D,

gemachtigde: mr. D. Benamari, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand Utrecht,
 

b e k l a a g d e

1. KERN VAN DE ZAAK EN DE BESLISSING


1.1
De klacht gaat over een consult dat op 19 januari 2022 heeft plaatsgevonden. Tijdens dat consult heeft klaagster beklaagde om hulp gevraagd voor haar zus die op dat moment met psychische problemen kampte. Klaagster verwijt beklaagde dat hij is tekortgeschoten in zijn informatievoorziening over het aanvragen van een zorgmachtiging voor haar zus. Volgens klaagster had hij moeten doorvragen over de situatie van haar zus en had hij voortvarender moeten handelen. Ook meent klaagster dat de aantekeningen van beklaagde over het consult op dit punt gebrekkig zijn.

1.2

Het college komt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. Het was niet de  verantwoordelijkheid van beklaagde om tijdens het consult met klaagster nader te informeren naar de situatie van haar zus dan wel met klaagster de procedure omtrent de aanvraag van een zorgmachtiging voor haar zus door te nemen. Ook hoefde beklaagde het besprokene hierover niet in het dossier van klaagster vast te leggen. Hieronder vermeldt het college eerst hoe de procedure tot nu toe is verlopen. Daarna legt het college de beslissing uit.

2. DE PROCEDURE TOT NU TOE

2.1

Het college heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:

  • het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 19 april 2022;
  • het verweerschrift, ontvangen op 6 juli 2022.

2.2

De secretaris van het college heeft klaagster en beklaagde uitgenodigd om in gesprek te gaan onder leiding van de secretaris (mondeling vooronderzoek). Aanvankelijk was, met inachtneming van de verhinderdata van partijen, een mondeling vooronderzoek gepland op 2 september 2022. Bij e-mailbericht van 26 augustus 2022 heeft klaagster verzocht een nieuwe datum te plannen, omdat zij net een nieuwe baan had en zij op 2 september 2022 haar tweede werkdag zou hebben. Het mondeling vooronderzoek is hierop uitgesteld. Beklaagde had al aangegeven niet nogmaals vrij te kunnen nemen en dus geen gebruik meer te maken van het aanbod mondeling vooronderzoek. Vervolgens is het mondeling vooronderzoek, wederom met inachtneming van de door klaagster opgegeven verhinderdata, gepland op 23 september 2022. Op 20 september 2022 heeft klaagster per e-mail verzocht het mondeling vooronderzoek te verplaatsen “ivm spoed”. Hierop heeft de secretaris, onder verwijzing naar het procesreglement, aan klaagster meegedeeld dat het mondeling vooronderzoek niet voor een tweede maal uitgesteld zou worden en is klaagster gevraagd te laten weten of zij alsnog zou komen op 23 september 2022. Klaagster heeft hierop laten weten niet aanwezig te zullen zijn. Dit betekent dat er geen mondeling vooronderzoek heeft plaatsgevonden.

2.3
Vervolgens is besloten dat het niet nodig was om de zaak op een zitting te behandelen. De zaak werd naar een college in raadkamer verwezen.

3. UITLEG VAN DE BESLISSING  

3.1 Het toetsingskader
Het college moet beoordelen of beklaagde met inachtneming van de geldende beroepsnormen de zorg heeft verleend die van hem mocht worden verwacht. De norm daarvoor is ‘de redelijk bekwaam handelende’ psychiater.

3.2 De feiten waarvan het college op basis van het dossier uitgaat

Beklaagde was werkzaam als psychiater voor E van 1 maart 2021 tot 11 februari 2022. Daar was hij tot en met 19 januari 2022 de vaste behandelaar van klaagster.

Op 19 januari 2022 is klaagster bij beklaagde op consult geweest. Uit de notitie die beklaagde van dat consult in het dossier van klaagster gemaakt heeft, blijkt dat het medicatiebeleid van klaagster is besproken en dat gesproken is over problemen met de buren. Ook had klaagster volgens de aantekening van beklaagde meerdere vragen over autisme en een psychose en de genetische predispositie van beide aandoeningen, welke vragen door beklaagde zijn beantwoord.

Daarnaast kan op basis van het klaag- en verweerschrift worden vastgesteld dat

klaagster beklaagde tijdens genoemd consult verteld heeft over haar zus, die op dat moment psychische problemen had en die geen hulp zou accepteren. Beklaagde heeft klaagster toen in algemene bewoordingen geïnformeerd over de mogelijkheid van een zorgmachtiging. Hiervan heeft beklaagde geen aantekening gemaakt in klaagsters dossier. Beklaagde kende de zus van klaagster niet en de zus van klaagster was ook niet onder behandeling bij E.

Uit het klaagschrift volgt dat de zus van klaagster uiteindelijk suïcide heeft gepleegd.

3.3 De overwegingen van het college

Allereerst wenst het college zijn medeleven te betuigen aan klaagster in verband met het overlijden van haar zus.

De klacht gaat over de bespreking van klaagsters zorgen over haar zus tijdens het consult van 19 januari 2022. Uit de hiervoor onder 3.2 weergegeven feiten blijkt dat beklaagde klaagster gewezen heeft op de mogelijkheid van een zorgmachtiging. Dat beklaagde daarbij niet heeft doorgevraagd en specifiek is ingegaan op de situatie van klaagsters zus, acht het college niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Er was immers geen behandelrelatie met klaagsters zus.

Ook kan beklaagde niet verweten worden dat hij een en ander niet heeft genoteerd in het dossier van klaagster. Op grond van artikel 7:454, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek geldt voor een arts de verplichting om in het medisch dossier de gegevens op te nemen over de gezondheid van de patiënt en de verrichtingen die bij de patiënt zijn uitgevoerd en andere gegevens, voor zover dit voor een goede hulpverlening aan de patiënt noodzakelijk is. De patiënt was in dit geval klaagster en niet klaagsters zus. Hetgeen over klaagsters zus is besproken hoefde beklaagde dan ook niet in het dossier van klaagster op te nemen.

4.     DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
 

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, A.J.K. Hondius en J.M.C. van Dam, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
 

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
 

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.