ECLI:NL:TGZRZWO:2022:147 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/0073

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:147
Datum uitspraak: 04-11-2022
Datum publicatie: 07-11-2022
Zaaknummer(s): Z2021/0073
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater, inhoudende dat hij klager bij de intake tramadol heeft beloofd, hij klager ten onrechte heeft gesepareerd, hij fouten heeft gemaakt ten aanzien van de medicatie en klager in de instelling van groep 2 naar groep 1 heeft overgeplaatst. Het college oordeelt met betrekking tot klachtonderdeel 1 dat geen sprake is van een toezegging van beklaagde om tramadol voor te schrijven. Beklaagde heeft verder geen betrokkenheid gehad bij het separeren van klager en naar het oordeel van het college heeft beklaagde voor wat betreft de medicatie van klager zorgvuldig gehandeld. Enige betrokkenheid van beklaagde bij de overplaatsing van groep 2 naar groep 1 is voor het college niet vast te stellen en kan dus niet leiden tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt. De klacht is kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Beslissing in raadkamer d.d. 4 november 2022 naar aanleiding van de op 15 maart 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , te B,

gemachtigde: L.W. Plantenga, advocaat te Utrecht,

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, (destijds) werkzaam te D,

gemachtigde: mr. S. Dik, verbonden aan DAS-rechtsbijstand,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlage;

- het aanvullende klaagschrift;

- de brief zijdens klager, d.d. 10 juni 2021;

- het verweerschrift;

- proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager (geboren in 1982) is opgenomen geweest op E te B van 21 september 2020 tot en met 17 maart 2021. Voorafgaand aan deze opname ontving klager zorg van het F van G. Beklaagde is sinds november 2018 als psychiater verbonden aan E.

Klager is op 21 september 2020 opgenomen op E en uit het behandelplan rehabilitatie volgt dat beklaagde bij de opname waarnemend regiebehandelaar was. Klager verbleef op de E op basis van een zorgmachtiging. Uit het behandelplan volgt onder meer:

8. Gezondheid/somatisch

Module en beoogd resultaat

Cliënt is in staat aan te geven wanneer er sprake is van ontwenning en vraagt dan om de passende interventies bij hulpverlening.

Tijdens opname op E wordt het gebit dermate verzorgd dat ik geen Tramadol meer hoef te gebruiken om de pijn te kunnen verdragen.

In het verleden heeft dhr. hiervoor 1x kortdurend tramadol gebruikt.

Op E wordt gekozen voor het volgen van de richtlijnen pijnbestrijding, wat tot nu toe een behandeling met paracetamol en ibuprofen inhoudt.

[…]

Interventies om het gevaar dat voortkomt uit de stoornis weg te nemen

22-09-2020:

Patient is bekend met pijn aan zijn gebit en hij heeft in verleden zijn huisarts 2x voor enkele dagen tramadol voorgeschreven gekregen. Hij is zelf in de veronderstelling dat dit daarom zo nodig moet worden voorgeschreven. Gezien zijn verslavingsgevoeligheid en de hypothese dat hij mogelijk tevens om tramadol vraagt om zichzelf bij stress te dempen, is er binnen E voor gekozen dit vooralsnog niet standaard voor te schrijven. Bij toenemende klachten kan i.o.m. behandelaar/arts/anw hoofd evt medicatiebeleid worden bijgesteld.”

Op 29 september 2020 heeft de ambulant psychiater van G beklaagde bericht de toediening van valproïnezuur bij klager geleidelijk te willen afbouwen om terug te keren naar het voorschrijven van topiramaat. De ambulant psychiater heeft willen wisselen van medicatie om de prikkelbaarheid van klager te verminderen. In overleg met klager, de ambulant psychiater van G en beklaagde heeft de verpleegkundig specialist een plan (6-steps) opgesteld om de overgang van valproïnezuur naar topiramaat zo goed mogelijk te laten verlopen.

Op 13 oktober 2020 hebben beklaagde en de ambulant psychiater van G telefonisch overleg gehad over de wijziging van het medicatievoorschrift van valproïnezuur naar topiramaat. Het medisch dossier vermeldt als volgt:

“Gebeld door psychiater H over eerder verzoek over wijzigen topiramaat en valproïnezuur. Beleid: topiramaat opbouwen naar de maximale dosering van 200mg (het liefst 2dd100mg) en depakine af te bouwen en vervolgens te stoppen. Ze wil het liefst de valproïnezuur gelijk afbouwen met het opbouwen van topiramaat.

Deze medicatie (dekapine en topiramaat) is gestart vanwege dysforische stemming. Na een switch naar valproïnezuur werd de stemming van patiënt vervlakt en is besloten om terug te gaan naar topiramaat omdat dit een beter effect gaf.

Morgen overleg met behandelaar.”

Op 7 oktober 2020 is klager gesepareerd vanwege spanningen gerelateerd aan het feit dat hij voor zijn gebitspijn geen tramadol kreeg voorgeschreven.

Op 8 oktober 2020 is klager, na een gesprek met de verpleegkundige en beklaagde, gedesepareerd.

Op 6 januari 2021 heeft er een multidisciplinair overleg (hierna: MDO) plaatsgevonden. Uit het MDO volgde, dat klager vanwege veelvuldige incidenten en dreigingen zou worden overgeplaatst van groep II naar groep I. Het medisch dossier geeft het volgende weer:

“OR/MDO:, Bejegeningsplan wordt niet door iedereen opgepakt. Meermaals erg boos geweest gisteren, veel geschreeuwd. Heeft dreigende uitspraak gedaan jegens I. Koken lijkt hem veel stress te geven. Laait meermaals op. Overplaatsing naar groep 1 per vandaag, ivm veelvuldige incidenten en dreiging. Ook voor andere patienten momenteel veel onveiligheid. Plan van aanpak wordt gemaakt.

Overleg met behandelteam en I + PB’er ivm veiligheid op de groep, toenemend aantal escalaties en bedreiging I gaat dhr. vandaag over naar groep 1. Voorbesproken en overige regelzaken hieromtrent opgepakt.”

Op 7 en 8 januari 2021 heeft beklaagde met klager gesproken in diens separeercel. Na een gesprek met de betrokken zorgverleners is besloten klager terug te laten keren naar zijn kamer.

Op 9 januari 2021 heeft klager enkele uren doorgebracht in de separeercel. Het medisch dossier geeft het volgende weer:

“DIENSTOVERLEG, Vanwege tweemaal doodsbedreiging in het algemeen (heeft het wel op bepaalde personeelsleden) gemunt is besloten volgens afspraak voor een time out in de separeer. Blijkbaar het niet hebben van een eigen telefoon en tv op kamer heeft geleid tot verveling en agitatie. Men weet niet waar zijn telefoon ligt. Niet duidelijk waarom hij zijn tv op kamer niet mag hebben. Mag bij terugkeer naar zijn eigen kamer een tv op kamer hebben, ook tijdschrift. De afspraak is om zijn huidige kamer op een manier in te richten om overprikkeling te voorkomen en rekening te houden van brandveiligheid ( in tegenstelling tot zijn kamer op groep 2) maar niet om te blijven op een kale kamer.”

Na de time out is klager op 9 januari 2021 weer gedesepareerd en teruggebracht naar zijn eigen kamer.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven – dat:

3. hij bij de intake tramadol heeft beloofd, omdat dit de enige medicatie was die hielp voor het slechte gebit. Ondanks de belofte van beklaagde zou hij dit niet hebben aangepast op de medicatielijst;

4. hij klager ten onrechte heeft gesepareerd met fysieke klachten tot gevolg;

6. hij ten aanzien van de medicatie van klager fouten heeft gemaakt door het valproïnezuur niet te verlagen, maar het topiramaat wel te verhogen;

9. hij klager, zonder diens telefoon en televisie, van groep II naar groep I heeft overgeplaatst.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert - zakelijk weergegeven en op gronden genoemd in het verweerschrift - aan dat hij binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening heeft gehandeld. Beklaagde betwist hetgeen hem door klager wordt verweten en stelt dat de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Met betrekking tot klachtonderdeel 1. overweegt het college als volgt. Klager heeft in het verleden tramadol voorgeschreven gekregen in verband met pijnklachten aan zijn gebit. Blijkens het medisch dossier was klager tijdens de intake op E in de veronderstelling dat het voorschrijven van tramadol noodzakelijk was. Het college merkt op dat gezien de verslavingsgevoeligheid en de hypothese dat klager om tramadol vraagt om zich bij stress te dempen, er voor is gekozen om tramadol niet als standaard medicatie voor te schrijven. Op E is ervoor gekozen om bij gebitspijn de NHG-richtlijn pijnbestrijding toe te passen, inhoudende een behandeling met paracetamol en ibuprofen. Enige aanwijzing dat door beklaagde is toegezegd tramadol voor te schrijven ontbreekt. Klager onderbouwt dit niet en ook uit de intakeverslagen blijkt niet dat beklaagde deze toezegging heeft gedaan. Het college concludeert op grond van het voorgaande dat van een toezegging door beklaagde geen sprake is. Daarmee is het klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

5.3

Het college merkt op dat blijkens het medisch dossier beklaagde geen betrokkenheid heeft gehad bij het separeren van klager. Op grond daarvan oordeelt het college dat - nu enige betrokkenheid ontbreekt - beklaagde geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van de volgens klager onterechte separatie. Dit geldt ook voor wat betreft de door klager gestelde fysieke klachten die als gevolg van de separatie zijn ingetreden. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

5.4

Het college overweegt ten aanzien van klachtonderdeel 3. als volgt. Uit de feiten blijkt dat de ambulant psychiater een voorstel heeft gedaan om, in verband met de prikkelbaarheid van klager, de medicatie om te zetten. In overleg met de ambulant psychiater, beklaagde en de verpleegkundig specialist is besloten topiramaat stapsgewijs op te bouwen en valproïnezuur geleidelijk te verminderen. De verpleegkundig specialist heeft de omzetting neergelegd in een 6-steps document waarmee klager akkoord is gegaan. Een objectieve grond dat beklaagde fouten heeft gemaakt bij het omzetten van de medicatie heeft het college niet kunnen vaststellen. Naar het oordeel van het college blijkt uit het medisch dossier voldoende duidelijk dat beklaagde zorgvuldig heeft gehandeld. Het beleid tot omzetting is vooraf besproken met klager en nadien is er afstemming geweest tussen beklaagde en de ambulant psychiater, als ook met klager zelf. Voorts heeft klager, blijkens het medisch dossier, geen melding gemaakt dat de omzetting nadelige gevolgen voor hem had waar beklaagde op in had moeten spelen. Het klachtonderdeel is op grond van het voorgaande kennelijk ongegrond.

5.5

Met inachtneming van het medisch dossier merkt het college op dat het gedrag van klager – te weten de veelvuldige incidenten en bedreigingen – is besproken in het MDO. Besloten werd om klager van groep 2 naar groep 1 over te plaatsen. Uit de verslaglegging blijkt dat klager, ook bij overgang van groep 2 naar groep 1, een tv en telefoon op zijn kamer mocht hebben, hetgeen door beklaagde was beloofd. Dat klager bij de verhuizing tussen de groepen enige tijd geen telefoon en tv heeft gehad wordt door beklaagde niet ontkend, wat echter niet betekent dat beklaagde betrokkenheid heeft gehad bij het feit dat klager enige tijd zonder telefoon en tv heeft gezeten. Deze betrokkenheid laat zich door het college niet vaststellen en kan dus niet leiden tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt. Klachtonderdeel 4. is kennelijk ongegrond.

5.6

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, L.A.J. Stouthamer en C.M.J.H. Vermeulen, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van V.R. Knopper, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.