ECLI:NL:TGZRZWO:2022:146 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3740

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:146
Datum uitspraak: 04-11-2022
Datum publicatie: 07-11-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3740
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater, inhoudende dat het door de psychiater uitgebrachte rapport niet voldoet aan de daarvoor geldende richtlijnen en dat het beginsel van hoor- en wederhoor niet is toegepast. Ook zou het – blijkens het rapport - de psychiater ontbreken aan kennis van de psychoanalyse. In lijn met uitspraak ECLI:NL:TGZCTG:2013:52 van het Centraal Tuchtcollege (CTG) oordeelt het college ten aanzien van de ontvankelijkheid, dat klager aangemerkt kan worden als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 Wet BIG, omdat diens handelen als psychiater in het rapport wordt gekwalificeerd als normoverschrijdend en niet in overeenstemming met de professionele standaard. De klacht is ontvankelijk. Verder was beklaagde naar het oordeel van het college niet verplicht het beginsel van hoor- en wederhoor toe te passen en is het college niet gebleken dat het beklaagde ontbrak aan kennis van de essentie van de psychoanalyse. De klacht is kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 4 november 2022 naar aanleiding van de op 28 december 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, (destijds) werkzaam te D,

bijgestaan door mr. A.C.I.J. Hiddinga, verbonden aan DAS rechtsbijstand te Amsterdam,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullende klaagschrift;

- de aanvullende stukken, d.d. 16 september 2022, ingediend door beklaagde;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- het proces-verbaal van het op 8 juli 2022 gehouden gehoor in het kader van het

vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 30 september 2022, waar beklaagde en zijn gemachtigde zijn verschenen. Klager is bij brief van 2 augustus 2022 correct opgeroepen voor de zitting op 30 september 2022. Klager heeft zich echter in de ochtend gemeld, hoewel de zitting voor de middag stond gepland. Op de zitting is klager later die dag niet meer verschenen.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Beklaagde heeft in het kader van een civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure tussen klager en een van klagers’ voormalige patiëntes op 28 december 2012 een psychiatrische expertise uitgebracht. Klager was destijds psychoanalyticus van zijn voormalige patiënte. De psychiatrische expertise is opgesteld naar aanleiding van een verzoek daartoe van de advocaat van de voormalige patiënte van klager.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven - dat het rapport, welke is uitgebracht door beklaagde, niet voldoet aan de daarvoor geldende richtlijnen en dat het beginsel van hoor- en wederhoor niet is toegepast. Voorts stelt klager dat het rapport blijk geeft van het ontbreken van kennis van de essentie van de psychoanalyse bij beklaagde.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert - zakelijk weergegeven - primair aan dat niet is gebleken dat klager een concreet eigen belang heeft dat te maken heeft met de individuele gezondheidszorg. Op grond daarvan kan klager niet als rechtstreeks belanghebbende ex artikel 65, lid 1, sub a, Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden aangemerkt.

Subsidiair voert beklaagde aan dat het rapport voldoet aan de eisen zoals door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg zijn geformuleerd. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1 Ontvankelijkheid

Klachten over medische adviezen van beroepsbeoefenaars in de individuele gezondheidszorg, zoals het door beklaagde opgestelde rapport, kunnen op grond van de tweede tuchtnorm worden beoordeeld. Een voorwaarde voor ontvankelijkheid is wel dat klager een rechtstreeks belang bij de klacht heeft, dat geplaatst kan worden in het kader van de individuele gezondheidszorg. In lijn met uitspraak ECLI:NL:TGZCTG:2013:52 van het Centraal Tuchtcollege (CTG), oordeelt het college dat klager aangemerkt kan worden als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 Wet BIG, omdat diens handelen als psychiater in het rapport wordt gekwalificeerd als normoverschrijdend en niet in overeenstemming met de professionele standaard. De klacht is ontvankelijk.

5.2 Inhoudelijke beoordeling

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.3

Beklaagde bracht zijn medisch-specialistische rapportage uit in het kader van een civielrechtelijk geschil, in opdracht van de advocaat van klagers voormalige patiënte. Op basis van de destijds geldende richtlijn, de KNMG-richtlijn Medisch Specialistische Rapportage in Bestuurs- en Civielrechtelijk verband van 2008, was beklaagde ten opzichte van klager niet verplicht om het beginsel van hoor en wederhoor toe te passen. Ook de wet verplichtte beklaagde hier niet toe, omdat het bepaalde in artikel 198 lid 2 Rechtsvordering niet van toepassing is op een deskundige die in opdracht van een partij zijn rapport uitbrengt, maar op een deskundige die in opdracht van de rechter optreedt. Beklaagde handelde zorgvuldig door transparant te zijn over zijn bronnen en hoefde klager niet te betrekken bij de totstandkoming van het rapport. Ook voor het overige voldoet het rapport aan de standaarden die binnen de beroepsgroep van beklaagde golden. Voorts is het college niet gebleken dat het beklaagde ontbrak aan kennis van de essentie van de psychoanalyse. De klacht is ongegrond.

6. DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, M. Mostert, lid-jurist, T.S. van der Veer, C.M.J.H. Vermeulen en L.A.J. Stouthamer, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van V.R. Knopper, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

6. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.