ECLI:NL:TGZRZWO:2022:138 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3656
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2022:138 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-10-2022 |
Datum publicatie: | 27-10-2022 |
Zaaknummer(s): | Z2021/3656 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, vernietigt waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een tandarts. Klaagster is een aantal jaren patiënt geweest bij de tandarts en verwijt hem – kort samengevat – dat hij onvoldoende röntgenfoto’s heeft gemaakt, waardoor hij te laat gaatjes constateerde. Ook zou de tandarts ten onrechte solo-foto’s hebben gemaakt in plaats van bitewings, een wortelkanaalbehandeling onvoldoende hebben voorbereid, te weinig aandacht hebben besteed aan klaagsters tandvlees en pijnklachten aan een element onvoldoende hebben onderzocht. Voorts heeft de tandarts volgens klaagster haar ten onrechte niet verwezen naar een endodontoloog, heeft zijn echtgenote kaagster onheus bejegend en heeft de tandarts het medisch dossier vermoedelijk achteraf aangepast. Het college ziet geen aanknopingspunten voor de verwijten en verklaart de klacht kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE
Beslissing in raadkamer d.d. 25 oktober 2022 naar aanleiding van de op 26 november
2021 bij het regionaal tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , te B,
k l a a g s t e r
-tegen-
C , tandarts, (destijds) werkzaam te D,
bijgestaan door mr. H.J.E. van der Spoel, advocaat bij Nysingh Advocaten,
b e k l a a g d e
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift;
- de brief van klaagster van 6 januari 2022 met bijlagen;
- het verweerschrift met bijlagen.
Partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om gehoord te worden in het kader van het vooronderzoek.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klaagster is van december 2004 tot en met juli 2021 patiënt geweest in de praktijk van de tandarts. Ze is vanaf haar inschrijving regelmatig gezien in de praktijk voor periodieke controles, gebitsreiniging en een paar keer voor de behandeling van cariës.
In maart 2012 heeft de tandarts een Dutch Periodontal Screening Index (hierna: DPSI) uitgevoerd. Hieruit volgde een DPSI-score van 3- bij klaagster. De tandarts besprak het op peil houden van mondhygiëne en een mogelijke verwijzing naar de mondhygiënist met klaagster.
Op 21 augustus 2012 wendde klaagster zich tot de praktijk met pijnklachten aan element 16. De tandarts voerde een wortelkanaalbehandeling uit aan dat element. De vervolgbehandeling zou plaatsvinden op 5 september 2012.
Op 3 september 2012 heeft de tandarts de noodvulling nog wat ingeslepen, omdat die te hoog zat.
Over de vervolgbehandeling op 5 september 2012 is in de kolom ‘omschrijving’ op de patiëntenkaart het volgende genoteerd (notities in de beslissing zijn overgenomen inclusief eventuele type- en taalfouten):
“Endo
Volledige wortelkaanbehandeling per element met 3 kanalen
Maken en beoordelen kleine röntgenfoto
cofferdam
elektronisch lengte bepalen
Protapers+spoelen hypo+cavit”
Op 17 september 2012 heeft de tandarts de noodvulling van element 16 verwijderd en vervangen door een twee-vlaks composietvulling.
Op 19 april 2013 kwam klaagster voor een periodieke controle naar de praktijk. Er wordt opnieuw een twee-vlaks composietvulling in element 16 geplaatst.
Op 20 juni 2013 heeft de tandarts in element 17, dat in 2011 gevuld was met glasisomeer, een twee-vlaks composietvulling aangebracht.
Op 7 maart 2014 heeft de tandarts het contactpunt van de vulling in element 16 distaal hersteld.
Op 18 april 2014 bracht de tandarts een twee-vlaks composietvulling aan in element 37. De gemeten DPSI-score was 3-. De tandarts gaf klaagster instructies om haar mondhygiëne te verbeteren. Klaagster werd op eigen verzoek verwezen naar de mondhygiënist. De verwijsbrief was gedateerd op 19 november 2014. Klaagster heeft vervolgens geen afspraak met de mondhygiënist gemaakt.
Op 28 oktober 2015 heeft de tandarts opnieuw een twee-vlaks composietvulling aangebracht in element 17.
Tijdens de periodieke controle op 2 mei 2016 werd wederom een DPSI-score van 3- gemeten.
Op 14 oktober 2016 werd klaagster gezien met pijnklachten aan element 16. De vulling werd aan de bovenkant wat ingeslepen, omdat deze te hoog bleek.
Op 16 november 2016 werd klaagster gezien met pijnklachten aan element 46. Uit een röntgenfoto bleek dat er cariës onder de vulling in dit element zat. De tandarts heeft de vulling vervangen door een drie-vlaks composietvulling.
Ook tijdens de periode controle op 13 september 2017 werd een DPSI-score van 3- gemeten.
Op 22 januari 2018 werd klaagster gezien omdat de vulling in element 16 was afgebroken. De vulling werd vervangen door een nieuwe twee-vlaks composietvulling. Deze laatste vulling was op 27 maart 2018 opnieuw afgebroken. De vulling is hersteld en de tandarts besprak met klaagster de mogelijkheid om een kroon op het element te plaatsen.
Tijdens de periodieke controle op 30 augustus 2018 zei klaagster dat ze pijnklachten had aan element 17. De tandarts heeft de vullingen bijgewerkt, ingeslepen en gepolijst.
Op 4 december 2018 werd klaagster gezien met pijnklachten aan de elementen 16 en 17. De tandarts maakte van beide elementen een solo röntgenfoto. Uit de foto’s bleek dat er in element 16 een caviteit (gaatje) zat. De tandarts heeft een twee-vlaks composietvulling aangebracht op dit element. De tandarts adviseerde klaagster plaatsing van een kroon op dit element. Ook werd klaagster opnieuw geadviseerd naar een mondhygiënist te gaan.
Tijdens de periodieke controle op 19 juni 2019 maakte de tandarts vier intra-orale röntgenfoto’s en mat hij een DPSI-score van 3-.
Op 28 november 2019 werd klaagster gezien met opnieuw een afgebroken vulling in element 16. De tandarts plaatste een noodvulling als tijdelijke oplossing. Op 9 december 2019 heeft de tandarts glasvezelstiften geplaatst in het kanaal van element 16. Hierna werd een definitieve meer-vlaks composietvulling aangebracht op element 16.
Op 11 september 2020 werd met klaagster afgesproken dat tijdens de periodieke controles zou worden gekeken of er tandsteen moet worden verwijderd. Reden hiervoor was het feit dat de praktijk sinds november 2019 een eigen mondhygiënist in dienst had.
Op 28 september 2020 werd klaagster gezien met klachten aan element 16. De tandarts adviseerde opnieuw een kroon op dit element. Hiervoor stelde hij een begroting op die hij klaagster mailde. Ook vond er een gebitsreiniging plaats door de mondhygiënist.
Op 3 november 2020 belde klaagster op om te zeggen dat zij een kroon te duur vond.
Op 27 mei 2021 belde klaagster de afspraak met de mondhygiënist af omdat zij die behandeling te duur vond als het niet echt noodzakelijk was.
Tijdens de periodieke controle op 16 juni 2021 heeft de tandarts tweemaal een Bitewing foto gemaakt. Op deze foto’s nam de tandarts cariës waar in de elementen 16 en 27. In beide elementen heeft de tandarts een twee-vlaks composietvulling aangebracht. Ook werd verbetering van de mondhygiëne weer besproken met klaagster. In de aantekeningen van de tandarts staat hierover het volgende:
“Met mevrouw MH opgepakt. Gevraagd hoe het kan dat mevrouw is overvallen waar wij al jaren proberen mevrouw bij de MHG te krijgen. Voornamelijk de kosten. uitgelegd dat mevrouw betaald voor haar eigen mondgezondheid en dat wij hier al vanaf 22012 mee bezig zijn. Mevrouw is iets wat gepikeerd. rontgen gemaakt tbv dossier. Geen DPSI gemeten. Mevrouw krijgen wij niet in beweging.”
Op 30 juni 2021 zegde klaagster een half uur van tevoren een afspraak af vanwege een ziek kind. Een deel van de kosten van de geplande afspraak en behandeling werd bij klaagster in rekening gebracht. Er werd op dezelfde dag een brief opgesteld aan klaagster waarin uitgelegd werd waarom er kosten in rekening worden gebracht. Ook werd in de brief beschreven hoe het contact met klaagster volgens de praktijk is verlopen. Klaagster zou telefonisch ‘grove woorden’ hebben gebruikt toen zij vernam dat een deel van de kosten bij haar in rekening zouden worden gebracht. De praktijk zou dit als “persoonlijk aanvallend” hebben beschouwd en zou zich erop beraden of klaagster nog welkom was. Tegelijkertijd werd klaagster verzocht een nieuwe afspraak te maken om de continuïteit van behandelingen te waarborgen.
De praktijk ontving vervolgens op dezelfde dag een e-mailbericht van klaagster. Hierin zette klaagster haar zienswijze ten opzichte van het voorval op 30 juni 2021 uiteen en bood haar excuses aan voor haar boze uitval aan de telefoon.
Op 1 juli 2021 ontving de tandarts een e-mail van klaagster waarin zij verzocht tot uitschrijving uit de praktijk. De uitschrijving werd geëffectueerd en klaagster kreeg haar medisch dossier toegestuurd op 21 juli 2021. In november 2021 ontving de tandarts een brief van klaagster met het verzoek om toezending van een volgens haar in het medisch dossier ontbrekende foto van de wortelkanaalbehandeling. Ook verzocht klaagster om een Audit-bestand van het medisch dossier om te zien wat voor bewerkingen er hebben plaatsgevonden aan het medisch dossier.
Namens de praktijk is er een brief teruggestuurd naar klaagster met een verzoek om concretisering van welke gegevens ze precies wilde hebben. Hierop is geen reactie ontvangen.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klaagster verwijt de tandarts – zakelijk en samengevat weergegeven – dat:
3. hij onvoldoende röntgenfoto’s ter controle heeft gemaakt, waardoor hij te laat gaatjes heeft geconstateerd. Hierdoor zijn de gaatjes onnodig groot geworden en moest klaagster wortelkanaalbehandelingen ondergaan. Ook heeft de tandarts in solo foto’s gemaakt in plaats van bitewings, terwijl die laatste meer geschikt zijn als controlefoto;
4. hij in 2012 een wortelkanaalbehandeling heeft uitgevoerd in element 16 zonder adequate röntgendiagnostiek. Ook heeft de tandarts tijdens de wortelkanaalbehandeling te weinig foto’s gemaakt;
6. hij onvoldoende aandacht heeft besteed aan klaagsters tandvlees. Mondhygiëne vond de tandarts alleen nodig als hij daar zelf een medewerker voor in zijn praktijk had. Klaagster vertrouwt ook de DPSI aantekeningen niet in het dossier. Voorts vindt de DPSI-meting niet jaarlijks plaats terwijl dat wel zou moeten;
9. hij de pijnklachten aan element 16 onvoldoende heeft onderzocht en alleen behandeling heeft voorgesteld die hij zelf kon uitvoeren, zoals stiften en een kroon. De tandarts had klaagster eigenlijk naar een endodontoloog moeten verwijzen vanwege haar klachten en de onprofessioneel uitgevoerde wortelkanaalbehandeling;
13. dat hij in 2019 in element 16, waar inmiddels een wortelkanaalbehandeling had plaatsgevonden, stiften plaatste zonder cofferdam en zonder röntgenfoto’s;
18. dat hij vervelende en onjuiste gegevens over klaagster heeft opgenomen in het medisch dossier. Het gaat om vermeende ‘persoonlijke aanvallen’. Klaagster kan zich niet vinden in hoe een en ander is weergegeven in het medisch dossier;
24. dat hij vermoedelijk het medisch dossier achteraf heeft aangepast door notities uit te breiden.
4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE
De tandarts kan zich – kort samengevat – niet vinden in de gemaakte verwijten. Voor zover dat nodig is zal daar nader op ingegaan worden bij de beoordeling van de klacht.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
De vraag die het college moet beantwoorden, is of de tandarts heeft gehandeld zoals van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwaam handelende’ tandarts. Het college houdt bij de beoordeling rekening met de wetenschappelijke inzichten op het moment van de zorgverlening en met de toen voor de tandarts geldende beroepsnormen. Daarbij doet niet ter zake of de tandarts destijds eventueel beter had kunnen handelen dan hij heeft gedaan. Tevens geldt bij de tuchtrechtelijke beoordeling het moment van handelen als toetsmoment. Het uiteindelijke resultaat, zoals bijvoorbeeld het onverhoopte verlies van een element, kan niet dienen als bewijs dat het handelen van meet af aan ontoereikend is geweest.
5.2
Uit het dossier, zoals hiervoor onder “Feiten” aangehaald, blijkt dat de tandarts stelselmatig aandacht heeft gehad voor cariës en tandvleesproblematiek. Klachtonderdeel 1., inhoudende het verwijt dat de tandarts heeft volstaan met solo-foto’s in plaats van bitewings, acht het college ongegrond. Het niet (steeds) maken van bitewings is niet verwijtbaar, nu het moeten maken daarvan niet uit dwingende richtlijnen voortvloeit. Datzelfde oordeel treft klachtonderdeel 2. De tandarts beschikte over een solo-röntgenfoto wat niet zonder meer onvoldoende is. Waarom dit in deze zaak wel onvoldoende zou zijn, is niet onderbouwd en valt ook niet in te zien. Beide klachtonderdelen zijn ongegrond.
5.3
Wat betreft het klachtonderdeel 3. merkt het college op dat uit de feiten blijkt dat de tandarts daarvoor wel degelijk aandacht had. Voor klaagsters veronderstelling dat de DPSI-aantekeningen niet zouden kloppen, bestaat geen bewijs. Datzelfde geldt voor klachtonderdeel 7., inhoudende dat de tandarts achteraf het dossier zou hebben aangepast. Beide klachtonderdelen zijn daarmee ongegrond.
5.4
Wat betreft de klachtonderdelen 4. en 5. merkt het college op dat de tandarts steeds heeft gehandeld op basis van de klachten van klaagster ten aanzien van element 16. Een objectieve grond waarom de tandarts die behandelingen niet zelf had mogen uitvoeren, heeft het college niet kunnen vaststellen. Wat betreft de stelling dat de tandarts bij het plaatsen van stiften een ‘cofferdam’ had moeten aanbrengen en röntgenfoto’s had moeten maken, merkt het college het volgende op. Het moeten aanbrengen van een cofferdam vloeit niet dwingend voort uit de toepasselijke richtlijnen en is dus op zichzelf niet een vereiste. Dat dit in deze concrete situatie wel had moeten plaatsvinden, is niet gebleken. Daarnaast was er al een solo-röntgenfoto aanwezig. Het college ziet niet in waarom er volgens klaagster aanvullende röntgenfoto’s hadden moeten worden gemaakt. Het voorgaande betekent dat deze klachtonderdelen eveneens ongegrond zijn.
5.5
Wat betreft klachtonderdeel 6. merkt het college op dat dit klachtonderdeel blijkens het klaagschrift berust op vermeend onprofessioneel handelen van de echtgenote van de tandarts. De dossieraantekening 30 juni 2021 bevat het begrip “persoonlijke aanval”. Dat er een conflict is geweest met de echtgenote van de tandarts, bevestigt klaagster. Dat handelen kan de tandarts als zodanig niet tuchtrechtelijk worden verweten. Dat de beschrijving in het dossier van het onbevredigende contact onnodig grievend of onzakelijk zou zijn, is het college niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college verklaart dat de klacht kennelijk ongegrond is.
Aldus gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, J.W. Prakken en P. de Haan, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van L.C. Commandeur, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring
kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle/Groningen. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.