ECLI:NL:TGZRZWO:2022:137 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3704

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2022:137
Datum uitspraak: 25-10-2022
Datum publicatie: 27-10-2022
Zaaknummer(s): Z2021/3704
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Beklaagde heeft een implantaat geplaatst na verwijdering van een kies door een collega van beklaagde. Na de operatie wordt het implantaat beoordeeld door beklaagde en wordt een deukje in het tandvlees geconstateerd. Beklaagde heeft aangegeven dat dit kon worden verholpen door middel van een operatie waar gebruik zou worden gemaakt van de Roll-methode techniek. Klaagster heeft toestemming voor deze operatie gegeven. Tijdens de behandeling, die werd uitgevoerd door een collega van beklaagde, bleek dat het weefsel te dun was voor de beoogde Roll-methode en werd een palatinale graft uitgevoerd.Klaagster verwijt beklaagde dat het implantaat niet correct is geplaatst, dat geen sprake was van informed consent voor het gewijzigde plan van aanpak en dat de operatie waarbij het deukje in het tandvlees zou worden verholpen niet correct is uitgevoerd. Klachten ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 25 oktober 2022 naar aanleiding van de op 10 december 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door mr. S. Coerts, verbonden aan OMVR advocaten te Harderwijk,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , tandarts, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door mr. L. Beij, verbonden aan VvAA Schadeverzekeringen N.V. te Utrecht,

b e k l a a g d e

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen, binnengekomen op 10 december 2021;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- een brief met bijlage van de advocaat van klaagster.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 16 september 2022. Klaagster is niet ter zitting verschenen. Zij werd vertegenwoordigd door haar echtgenoot de heer D, bijgestaan door mr. Coerts. Daarnaast is verschenen beklaagde, bijgestaan door mr. Beij.

Klager heeft ook een klacht ingediend tegen een andere tandarts. Die zaak is bekend onder zaaknummer Z2021/3705. De zaken zijn gelijktijdig behandeld op zitting. In beide zaken wordt gelijktijdig uitspraak gedaan.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

2.1.

Klaagster is jarenlang patiënt geweest bij E waar beklaagde en de eveneens aangeklaagde tandarts F werkzaam zijn. Omdat klaagster last heeft van paniekaanvallen zijn aanvullende afspraken gemaakt in de zin dat zij voorafgaand aan elke behandeling nauwkeurige uitleg krijgt over wat deze inhoudt, om op die manier spanning te voorkomen.

2.2.

Element 25 gaf regelmatig klachten. Op 6 november 2019 kwam klaagster naar de praktijk en is door F een foto gemaakt. Hierbij werden geen verdiepte pockets of een breuk gezien. Met klaagster werd besproken dat, indien de klachten zouden toenemen, mogelijk een extractie van dit element nodig zou zijn.

2.3.

Op 9 december 2019 kwam klaagster onaangekondigd naar de praktijk en gaf aan dat ze nog veel klachten had aan element 25. Hierop is onderzoek verricht door
F. Er was geen sprake van een pocket of fistel. Met klaagster is besproken dat het element mogelijk verloren was en dat extractie zou moeten volgen, maar dat het nog even wachten was op een juiste diagnose.

2.4.

Op 20 januari 2020 had klaagster zoveel pijn aan element 25 dat zij absoluut wilde dat de kies werd getrokken. Hierbij gaf klaagster aan dat zij nadien een implantaat wilde, zoals zij ook al eerder had gehad. Hierop is element 25 verwijderd door F.

2.5.

Op 24 juni 2020 heeft beklaagde het implantaat geplaatst. F heeft daarbij geassisteerd. De preparatie is verricht door middel van de bone-condensing techniek waarbij de processus is verdicht en verdikt. In het operatieverslag is genoteerd dat een mooie primaire stabiliteit van het implantaat is bereikt.

2.6.

Op 10 november 2020 is het implantaat beoordeeld door beklaagde. Tijdens dit consult bleek er een ‘deukje’ in het tandvlees te zitten. Beklaagde gaf aan dat dit kon worden verholpen door middel van de Roll-methode techniek waarbij de buccale gingiva contour zou worden gecreëerd. Klaagster heeft toestemming voor deze operatie gegeven.

2.7.

Op 25 november 2020 heeft de operatie plaatsgevonden. De behandeling werd uitgevoerd door F met assistentie van beklaagde. Tijdens de behandeling bleek dat het weefsel te dun was voor de beoogde Roll-methode. Daarom werd in plaats daarvan een palatinale graft uitgevoerd.

2.8.

Vanwege het gewijzigde plan van aanpak liep de behandeling uit en is klaagster door de tandartsassistente geïnformeerd over het verloop van de behandeling. Daarnaast werd een controle voor een week later afgesproken.

2.9.

Klaagster heeft een second opinion bij een andere tandarts gevraagd. Na de second opinion heeft klaagster de geplande controleafspraak afgezegd. Zij had geen vertrouwen meer in beklaagde en F, en is inmiddels bij een andere tandartsenpraktijk ingeschreven.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven – dat hij:

  • het implantaat op 24 juni 2020 niet correct heeft geplaatst;
  • het gewijzigde plan van aanpak tijdens de ingreep op 25 november 2020 niet met klaagster heeft besproken, aldus was er geen sprake van een ‘informed consent’;
  • de operatie op 25 november 2020 niet correct heeft uitgevoerd.

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert – zakelijk weergegeven – aan dat de tegen hem ingediende klachten ongegrond zijn. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1.

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Verder geldt als norm dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk aanspreekbaar zijn op hun eigen handelen.

5.2.

Voor wat betreft het eerste klachtonderdeel overweegt het college dat het implantaat wellicht niet optimaal is geplaatst. Wel is komen vast te staan dat het implantaat stabiel is en goed functioneert. Ook heeft klaagster geen klachten over het implantaat. Voor zover het college uit de overgelegde foto’s kan beoordelen zou er een beperkte perforatie (=situatie waarbij het implantaat niet volledig door bot is bedekt) kunnen bestaan ter hoogte van de punt van het implantaat, maar dit betekent niet dat het implantaat niet correct is geplaatst. Een geringe perforatie heeft namelijk geen effect op het functioneren van het implantaat. Gelet daarop kan niet worden gezegd dat beklaagde bij deze behandeling de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening te buiten is gegaan. Het eerste klachtonderdeel is daarom ongegrond.

5.3.

Ter zitting is komen vast te staan dat beklaagde de ingreep op 25 november 2020 niet zelf heeft uitgevoerd, maar dat hij bij deze operatie alleen heeft geassisteerd. Zoals hiervoor onder 5.1 al is aangegeven, zijn zorgverleners alleen tuchtrechtelijk aanspreekbaar op hun eigen handelen in relatie tot een patiënt. Niet is gebleken dat bij deze behandeling iets is gedaan of nagelaten wat beklaagde is aan te rekenen. Dit betekent dat ook de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond zijn.

6. SLOTSOM

Uit het voorgaande volgt dat beklaagde van zijn handelen geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klacht is dan ook in al haar onderdelen ongegrond.

7. DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door H.L. Wattel, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist, J.W. Prakken, J. Dam en M.E. Geertman, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van H.D. de Groot, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

7. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.